Dit is een oude revisie van het document!


Geëxecuteerd te Zaandam, 26 april 1813

Jacob Rek, leider van de opstand tegen de Fransen. Na de opstand tegen de Franse overheersing werd hij met vijf anderen, Jan Eydenbergplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigEijdenberg, Jan

Zaandam 13 augustus 1769 - Zaandam, 26 april 1813

Jan Eydenberg, verzetsstrijder tijdens de opstand van 1813. Van beroep was hij schipper. Hij was een van de mannen die zich in 1813 durfden te verzetten tegen de conscriptie van de Franse overheersers. De opstand mislukte. Hij werd met nog vijf anderen,
, Willem Kruyshaar, Cornelis Wijnstra, Barend Segglis en Theodorus de Vries, nog op de dag van de arrestatie geëxecuteerd.

Onder de namen van beroemde Zaankanters, die in onder andere in het Zaandamse Volkspark en het Verzetsplantsoen aan de A.F. de Savornin Lohmanstraat zijn opgetekend om hen aan de vergetelheid te ontrukken en het volk opmerkzaam te maken op hetgeen 't aan het voorgeslacht verschuldigd is, komt ook de naam van Jacob Rek voor. Hoewel de tijd, waarin hij leefde, al geruime tijd achter ons ligt, is het eigenaardig en bevreemdend, dat zo weinigen bekend zijn met de geschiedenis van deze man en waarom zijn naam de eer waardig werd gekeurd te prijken onder die van de meest bekende Zaanse beroemdheden.

Jacob Rek, geboren te Koog, woonde in het begin van de negentiende eeuw te Zaandam als Commissaris van het Rotterdamse Schuitenveer en was niet onbemiddeld. Waarschijnlijk had hij, evenals het merendeel van zijn landgenoten gejuicht, toen de Fransen als onze redders en bevrijders werden begroet, na het vertrek van de Prins van Oranje (1795). Misschien had hij wel mee gedanst om de vrijheidsbomen die hier en elders werden opgericht als symbolen onder de leus, Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Doch toen bleek dat deze uitgehongerde en halfnaakte verlossers schatten kostten aan de burgerij en behalve enige vestingen f 100.000.000 aan de schatkist, toen de Zaanse dorpen voortdurend troepen ingekwartierd kregen, die zij geheel moesten onderhouden en wiens bevelhebbers aan niemand hier te lande ondergeschikt of verantwoordelijk waren, toen begon bij velen, maar vooral bij Jacob Rek en zijns vrienden de zwijmel, die het woord 'Vrijheid' op schier ieder had uitgewerkt, te wijken.

Nog erger werd hun tegenzin, toen wij, door onze vriendschap met Frankrijk, oorlog kregen met Engeland en Rusland en vlak in de nabijheid, veldslagen werden geleverd, die voor de Zaan, door niets bedekt, door geen krijgsmacht beschermd, het ergst deden vrezen. (1799) Gedurende de eerste jaren van de negentiende eeuw, toen ten gevolge van de invloed van de Fransen, en van de maatregelen door Napoleon genomen, onze handel en nijverheid kwijnde, ons volksbestaan vernietigd werd en Holland, als een aanslibbing van Frankrijks rivieren bij Frankrijk was ingelijfd en met dat Keizerrijk verenigd gedurende die jaren zal de wrok, die Rek en zijne vrienden later tot opstand bracht, zijn toegenomen.

Offers van bloed en geld

Geen wonder, 't waren jaren van verguizing en ellende, waarin voortdurend offers van bloed en geld werden geëist, en toen nu, na de mislukte tocht naar Rusland, het bevel kwam, dat alle mannen tussen 20 en 40 jaar, onverschillig of ze gehuwd waren of vroeger plaatsvervangers gesteld hadden, zouden dienen tot samenstelling van een nieuw leger, toen gaven zij lucht aan de verontwaardiging die zij zo lang reeds gevoeld hadden. Zij wekten hun omgeving op het niet langer te dulden dat men het volk trapte en slechts beschouwde als goed genoeg om voor een vreemde vorst de dood in te gaan.

Op 18 april werd een publicatie aangeplakt, behelzende een oproep ter inschrijving van alle manspersonen, van 20 tot 40 jaar oud, voor de Dienst der Nationale Gardes, om op de 21e tot 27e daaraanvolgende zich te laten inschrijven. “De ingezetenen van deze stad worden gewaarschuwd zich niet te laten inschrijven en diegenen die zulks bestaan dorst vermoord en hun goederen ter plundering overgegeven zou worden”. Deze oproepingbiljetten werden die dag door enige moedwillige jongens afgescheurd en die dag en de daaraanvolgend ontstond er enige gisting onder 't volk, doch het kwam niet tot ongeregeldheden dan op de 21ste, de dag, waarop de inschrijving een aanvang nemen moest.

Op 21 april 1813 moesten degenen, die binnen de termen vielen, zich vertonen op 't Raadhuis, gelegen in de consistoriekamer van de Oostzijderkerk waarvan het slot onbruikbaar was gemaakt met klei, en zich laten opschrijven, doch toen de Commissaris van politie met twee dienaars de Maire naar die plaats geleidde, begon de opstand. Jacob Rek en zijn rappe helpers wisten in de kerk te komen, luidden de klok en kort daarop verzamelden zich duizenden uit de omtrek op de Dam. De Maire, ziende dat de aanmelding zo niet geschieden kon, kondigde af dat die onbepaald uitgesteld werd en werd gedwongen de lijsten aan Rek af te geven, die daarop, gevolgd door duizenden zich naar Koog, Zaandijk en Wormerveer begaf, om ook dáár de lijsten op te vragen, die hem uit vrees voor erger ter hand werden gesteld.

De geweren werden uit de bewaarplaatsen gehaald en de burgers in handen gegeven. Dit alles vond te Zaandijk en Wormerveer plaats. Overal werden de arbeiders uit de fabrieken gehaald om mee te gaan, zodat de molens alle stil stonden en de optocht geheel en al het karakter van een oproer kreeg; de bazen werden verzocht hun knechten niet te dwingen, daar zulks op haar persoon en goederen gewroken zou worden. Zij hoopten zo veel hulp te ontvangen, om de Fransen hier vandaan te jagen, als er moeite gedaan was om hen hier te krijgen, en wilden liever hier sterven dan marcheren.“

Ook te Wormer, Jisp, Krommenie, Assendelft en Westzaan werden de lijsten opgehaald benevens de voorhanden geweren en toen men om vier uur weer te Zaandam arriveerde werden drie Franse schildwachten en douanen de wapens afgenomen en hielden veertig burgers de wacht aan de Hanenpadsluis, om ordeverstoring te voorkomen. Jacob Rek en Willem Kruijshaar stelden zich in al die bedrijven aan 't hoofd. Diezelfde avond verscheen er een gewapende kanonneerboot op de Zaan, die zes man benevens de kapitein aan wal zette. Zij werden door de wacht gearresteerd. Vijf man van de wacht sloegen alarm, de klokken werden geluid en getrommeld, hetgeen een enorme toeloop van volk bij de Hanenpadsluis veroorzaakte. Deze toestand bleef tot de volgende dag aanhouden.

Wel werden pogingen aangewend om de omliggende streken ook aan te moedigen tot verzet, doch dit gelukte niet. Het bleek duidelijk, dat de onwil om zich tegen de vorming van nieuwe legerkorpsen te verzetten, tot deze streek bepaald bleef. Deze overtuiging deed velen het ergste vrezen, en die vrees was niet ongegrond. De volgende dag, 23 april, vertoonde zich reeds een kanonneerboot op de Voorzaan. Dit deed wel veel volk toelopen, gewapend en ongewapend, om zich tegen de vermoedelijke eisen te verzetten, doch toen de afgezanten kwamen met bericht dat als 't volk niet vertrok, men de stad zou bombarderen, gingen bijna allen bevreesd naar hun huis of werkplaats.

Doodvonnis

Jacob Rek, Jan Eijdenberg en Willem Kruijshaar begaven zich eveneens naar de kanonneerboot, waar zij een getrouw verhaal deden van het voorgevallende en dit met hun handtekening bekrachtigden, zonder te denken, dat zij hiermee hun eigen doodvonnis ondertekenden. Jacob Rek begreep toen dat onderwerping het enige middel zou zijn om het ergste te voorkomen. Toen er twaalf jongelingen geëist werden voor de Nationale Militie, raadde hij sterk aan om aan die eis te voldoen, hoeveel gemor dit ook gaf, en hoeveel ondoordachte plannen ook geopperd werden om de bemanning van de kanonneerboot te doden. Zijn woorden vonden bijval: de gevangen genomen Franse douanen en schildwachten werden in vrijheid gesteld en naar de boot geleid, die daarop wegvoer.

Zaterdag 24 april vertoonden zich 12 schepen in 't IJ koers nemende naar de Zaan, die om 13:00 uur zeven compagnieën Zwitsers, twee compagnieën van de Bezoldigde Garde en 90 Douanes, samen ongeveer 1500 man onder bevel van de Generaal Molitor ontscheepten, terwijl een detachement gewapenden de stad binnen kwam rijden. Een bevelschrift werd uitgevaardigd, dat deze manschappen zouden worden ingekwartierd en dat ieder soldaat recht had op, vlees, kaas, brood, jenever of brandewijn en een fles wijn daags. De officieren moesten voor rekening der stad in de logementen worden gehuisvest. Deze kosten beliepen in vier dagen f 6000.

De voornaamste oproermakers Jacob Rek, Jan Eijdenberg, Willem Kruijshaar, Cornelis Wijnstra, Barend Segglis, Theodorus de Vries en Barend Jansz. Smit werden op 25 april in arrest genomen en geboeid naar de schepen toegebracht. De inschrijving werd weer opengesteld, die op zondags daaropvolgend gesloten werd. De geweren werden naar de schepen gebracht.

De terechtzitting had plaats op de 26-ste in het huis van Pieter Latensteijn over de schulpwerf aan de Zuiddijk. De uitspraak was dat de zes genoemden veroordeeld werden tot de straffe des doods en verbeurdverklaring van goederen en de laatstgenoemde werd vrijgesproken. De veroordeelden kregen twee uur tijd om zich voor te bereiden; de Maire kreeg order om voor zes doodkisten te zorgen; de doodgravers om de lijken te kisten en om te zorgen voor 50 man om de lijken grafwaarts te dragen.

Des middags ten vier ure had de treurige executie plaats op de tweede Burcht. Ieder stond geblinddoekt met de doodkist naast zich, waarin zo aanstonds zijn lijk zou worden geborgen. De schoten knalden. Het was het enige geluid, dat gehoord werd, want onder de verzamelde duizendtallen was het stil als het het graf; het was als de gehele omtrek hun uitvaart vierde.

Hiermee liep deze noodlottige gebeurtenis af, een gebeurtenis, die honderden van mensen ongelukkig en de stad in een puinhoop had kunnen veranderen, zwaar evenwel in het verlies, dat deze plaats treft door de buitengewone kosten van inkwartiering, die alleen van stadswege een somma van circa f 7000.— bedroeg voor vertering van de generaal, commandant en andere hoge officieren, boven en behalve hetgeen door de burgers persoonlijk betaald is, hetgeen men gerust op meer dan 12.000 guldens stellen kan. Vijf dagen hadden wij het genoegen deze troepen te onthalen, maar met niet veel leedwezen zagen wij die handhavers van de goede orde en rust op de 29ste april des morgens op 06:00 uren vertrekken en werden dus ontslagen van kosten die onschuldigen voor de schuldigen belasten moesten, die te zwaarder troffen, terwijl de meeste bronnen van bestaan vernietigd waren en de dagelijks toenemende armoede de ijsselijkste gevolgen voorspelden.

Afzonderlijke begraafplaats

De lichamen van de verzetsstrijders werden, als die van misdadigers, op een afzonderlijke begraafplaats ter aarde besteld. Ter gelegenheid van het in 1863 gevierde nationale feest ter herstelling van 's lands onafhankelijkheid, werd door enige ingezetenen van Zaandam een geldsom bijeen gebracht om een eenvoudige grafsteen, de namen der bovengenoemde mannen vermeldende, te doen maken, en deze steen is de 25ste november 1863 op hun graf gelegd. De gemeenteraad en vele aanzienlijke ingezetenen woonden deze plechtigheid bij, en de burgemeester bracht daarbij in treffende bewoordingen hulde aan de nagedachtenis van de ongelukkigen.

“Ongelukkige slachtoffers van een volksbeweging, zo ontijdig als onberaden, de tijd is over Uw graven heengegaan en uw as is verstrooid; de geschiedenis heeft uw namen niet bewaard en uw poging nauwelijks een vermelding waardig gekeurd, doch wij Zaanbewoners, wij willen niet vergeten, dat Uw vrijheidsliefde, uw tirannenhaat u het hoofd deed opsteken. Had gij dit enige maanden later gedaan, gij waart wellicht met lauweren gekroond geworden en uw namen hadden geleefd in de mond des volks. Thans wordt gij in stilte herdacht. Uw namen blijven leven bij het nageslacht.”

Bron: o.a. Zaanlandsch Nieuws- en Advertentieblad, 21 november 1890 en Het Nieuws van de Dag 22 mei 1913.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/rek.1523514377.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 18:22
  • (Externe bewerking)