wilhelminaschool_zaandam

No renderer 'pdf' found for mode 'pdf'

Dit is een oude revisie van het document!


Op initiatief van de toenmalige gemeentelijk inspectrice van het onderwijs (1956-1972) mej. Bets E.G. Bos, (eerder hoofd van de Wilhelminaschool), in navolging van haar voorganger, C.J. Rol (1947-1956) en met steun van de wethouder van Onderwijs van Zaandam en latere burgemeester van Wormerveer Rinus Hilleplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHille, Rinus

(Koog aan de Zaan, 16 januari 1913 - Wormerveer, 29 november 1976)

Marinus Jacobus (Rinus) Hille, wethouder en loco-burgemeester (PvdA) van Zaandam, laatste burgemeester van Wormerveer, lid van Provinciale Staten en lid van de gemeenteraad van Zaanstad. Rinus Hille was één van de bijzondere voorbeelden van emancipatie door de arbeidersbeweging. Hij kwam uit een arbeidersgezin, doorliep alleen de lagere school en ging werken als tuinman. Door zelfstudie wist hij zich te ontwikkelen…
, werden enkele lagere scholen betrokken bij een vernieuwingsplan van het APS. De eerste scholen deden vanaf 1954 aan dit landelijk georganiseerde zogenoemde contactscholenplan mee. Leerkrachten van een tweetal lagere scholen, zogenaamde moederscholen, de Wilhelminaschool en de Dr. Albert Schweitzerschool ontvingen kadercursussen.

vernieuwingsideeën

De bedoeling was dat vanuit deze scholen vernieuwingsideeën verder uitgedragen werden. Via dit contactscholenwerk werden andere scholen en leerkrachten ondersteund en bij vernieuwingen betrokken. Het gevolg was dat Zaanse onderwijsgevenden behalve in de Zaanstreek ook cursussen in het land gaven. Zo droegen zij, later ook in een ander kader, vernieuwingsideeën uit in onder meer Maastricht, Schiedam, Vlaardingen, Delft, Zwolle, Hoofddorp en Leeuwarden.

Willem Brinkkemper was een der voortrekkers van de naoorlogse onderwijsvernieuwing in de Zaanstreek. Hij werd daarbij duidelijk geïnspireerd door de samenwerkingsschool van Kees Boeke te Bilthoven, De Werkplaats​. Brinkkemper begon in 1936 als kwekeling met akte aan de Kalverschool te Zaandam en werkte vanaf 1938 aan de school te Jisp. Daarna werd hij na de oorlog hoofd van de VGLO te Zaandam en vanaf 1955 leraar pedagogiek.
Hij werkte nauw samen met Bets Bos en met Geert van Duinen, hoofd Wilhelminaschool en later van de Rijkskweekschool te Alkmaar. Brinkkemper,​ Van Duinen en de kweekschool-leraren hadden grote invloed op de onderwijskundige ontwikkelingen in met name Zaandam. Daarnaast was Brinkkemper initiatiefnemer van het kamp 'Hee 6' op Terschelling in 1947. Ook nu nog maken meerdere Zaanse basisscholen van dit kamp gebruik voor meerdaagse schoolreisjes.

In het RK onderwijs begon de vernieuwing in de jaren '60 bij basisschool De Bijenkorf in Assendelft. Omstreeks 1971 nam een vrij grote groep scholen de vernieuwingsgedachten over. Hieruit resteren nog drie zogenoemde Jenaplan-scholen, de Willibrord in Zaandam, Panta Rhei en De Bijenkorf, beide in Assendelft, respectievelijk met 367, 219 en 232 leerlingen.

Aantijgingen

Het was vooral de pedagoog en onderwijskundige Cor Rudolph van het APS die de vernieuwingen inhoudelijke vorm gaf. In 1975 vervulde dezelfde Rudolph een bemiddelende rol toen de Wilhelminaschool als meest pregnante vernieuwingsschool na aantijgingen van een kleine, extreem-conservatieve landelijke oudergroep, mensen die overigens niets met het Zaandamse onderwijs te maken hebben gehad, in conflict raakte met de gemeente en de rijksinspectie. Een en ander leidde er toe dat het gemeentebestuur tot bij de minister op het matje geroepen werd.

De beschuldigingen van de betreffende groep kwamen neer op een te grote vrijheid voor de kinderen, een chaotische onderwijsvorm en seksuele misstanden. Met name de laatste beschuldigingen konden niet waargemaakt worden. Niettemin citeert het Nederlands Dagblad uit een rapport van de Vereniging 'Algemene Bond van Ouders en Opvoeders' die zich kant tegen zogenaamde kritische leraren en misstanden bij de openbare Zaandamse lagere scholen in het algemeen en de aldaar gevestigde openbare Wilhelminaschool in het bijzonder, het volgende: ,,De kinderen doen waar ze zin in hebben. Ze maken zelf uit of ze naar binnen gaan of niet, als de bel luidt. Onder toeziend oog van onderwijzend personeel wordt een jochie op verschrikkelijke wijze afgetuigd. Zitten blijven bestaat niet. De leerlingen zijn soms twee jaar of meer achter vergeleken bij andere lagere scholen. Geschiedenis en aardrijkskunde worden niet meer gegeven. Daarentegen wel seksuele voorlichting op de meest ergerlijke wijze. In de klassen zijn tentdoeken aan het meubilair vastgespijkerd, waaronder kinderen van tien, elf jaar ongeveer, zich bezig houden met handtastelijkheden van hetero- en homoseksuele aard, alsmede met het lezen van pornografische lectuur. De leerkrachten gebruiken drugs.“

,,De zaak begon pas goed te rollen toen twee raadsleden, te weten de heren J. Kuyt (VVD) en D. Winkel (D' 66) vragen stelden. Uit brieven van de ouders bleek ook dat de onderwijskrachten drugs gebruikten, gezien de vage verweesde opmerkingen tijdens het spreekuur met de ouders en het stomweg laten begaan van de kinderen, die soms helemaal geen les meer kregen, en zich afreageerden in agressie en bovengenoemde situaties. Eén en ander resulteerde hierin dat de school kinderen afleverde, die niet eens geschikt waren voor de MAVO. Trouwens, cijfers werden niet gegeven, de ouders wisten niet wat ze met de kinderen aan moesten en werden tijdens de spreekuren omver gepraat. De heer Ansink zegt dat de kinderen ludiek en creatief bezig moeten worden gehouden. Een leerproces mag in zijn ogen niet op school. Ook meent hij dat de maatschappij veranderd moet worden. aldus het Nederlands Dagblad.”

De ouders van de kinderen die de school bezochten waren tevreden over de school en hadden deze juist bewust gekozen vanwege de pedagogisch-didactische uitgangspunten. Afgesproken werd dat de onderwijskundig pedagoog Cor Rudolph van het APS zich direct met de onderwijsvernieuwing aan de Wilhelminaschool zou bemoeien, terwijl de rijksinspectie en de gemeentelijke inspectie extra aandacht aan de school zouden besteden.

Om dit organisatorisch vorm te geven werd een stuurgroep in het leven geroepen, bestaande uit het hoofd van de school, Jan Ansink, de Rijksinspecteur Piet Ploeger, de gemeentelijke inspecteur Jan Verveen, de wethouder van onderwijs Theun van Dam, de chef van de afdeling onderwijs, Henk Beijersbergen van Henegouwen, Cor Rudolph en een vertegenwoordiger van de ouders.

In de praktijk betekende dit dat het vernieuwingsproces aan de school door de directe bemoeiing van Rudolph in versterkte vorm doorging. Rudolph en het hoofd van de school, Jan Ansink zaten qua onderwijsideeën op dezelfde lijn. Ook de ouder-inspraak kreeg organische vorm. Ouders konden niet alleen meepraten, maar droegen daadwerkelijk medeverantwoordelijkheid. In de vorm van een stuurgroep, met daaruit een dagelijks bestuur en via de weg van de plenaire oudervergadering kreeg de school een vergaande democratische structuur.

leerlingenaantal te klein

De gevolgen voor de school bleven echter nog lang voelbaar. Door de hele affaire, maar vooral ook door het feit dat de school niet samenwerkte met een kleuterschool, werd het leerlingenaantal te klein om de school in stand te kunnen houden. Dit leidde ertoe dat de school in 1983 zijn zelfstandigheid verloor en fuseerde met de andere vernieuwingsschool van het eerste uur, de Dr. Albert Schweitzerschool te Zaandam.

Als dependance kon de school nog een jaar in het eigen gebouw als zelfstandige organisatie verder werken. Daarna werd de school formeel in de Dr. Albert Schweitzerschool opgenomen. Jan Ansink verliet na opheffing van de Wilhelminaschool in 1984, formeel al in 1983, het Zaanse onderwijs, waarin hij in april 1961 als onderwijzer aan de Herman Gorterschool was begonnen. Daarmee was één van de meest markante onderwijsmensen van het moment vroegtijdig uit het openbaar onderwijs verdwenen.

De nieuwe tijdgeest, die zich toen al aankondigde, de nieuwe zakelijkheid, meer accent op leerprestaties en effectiviteit, was hiermede debet aan. In de Wilhelminaschool werden belangrijke didactische en pedagogische principes gerealiseerd, zoals een op de eigen belevingswereld van het kind gebaseerde didactiek en het sociaal-pedagogische uitgangspunt van de platformschool.

Platformschool

Het begrip platformschool was ontwikkeld door de eerder genoemde Cor Rudolph. Het ging om een echte ontmoetingsschool voor mensen met verschillende etnische en culturele achtergronden. Met name ook de buitenlandse leerkrachten kregen daarbij een essentiële en gelijkwaardige rol toebedeeld. Wat voor scholen later een probleem zou worden, leerlingen van verschillende nationaliteiten en verschillende culturele achtergronden in één school, was voor Jan Ansink een essentieel uitgangspunt om tot een pedagogisch en sociaal optimaal functionerende school te komen. Het idee van de platformschool heeft van officiële zijde echter weinig steun gekregen.

Vanaf 1966, rijksregeling subsidiëring pedagogische centra, moesten de landelijke pedagogische centra hun directe begeleiding- en ondersteuningstaken geleidelijk afbouwen. Deze taken waren vanaf 1966 in principe weggelegd voor de regionale en plaatselijke schoolbegeleidings- en adviesdiensten die nadien in versneld tempo van de grond kwamen.

Lees ook:

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/wilhelminaschool_zaandam.1524481754.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 17:32
  • (Externe bewerking)