Een braak, breek, kolk of wiel, is een gat dat ontstaat bij een dijkbreuk. Met het begrip braak wordt allereerst het gat in de dijk zelf aangeduid. Sedert de omdijking van de Zaanstreek zijn er talrijke braken ontstaan. Bij de vroegere zeedijken is dit nog zichtbaar: de gaten werden namelijk niet gedicht, maar men legde een nieuw stuk dijk aan, om de braak heen. Zo kregen de oude zeedijken hun kronkels. Met het begrip braak wordt tevens het gat aangeduid dat achter de doorgebroken dijk ontstond. Deze gaten, volgelopen met water, vormden kleine meertjes. Een dergelijke braak werd lang niet in alle gevallen drooggemaakt. Soms waren de braken daarvoor te diep, soms ook wilde men het goede viswater, dat de braken vormden, behouden. Drooggemaakte braken kregen de naam Braakpolder.
Zaanse Braken
De belangrijkste braak in de Zaanstreek was die tussen de Zaan en de Wormer. Deze braak was reeds in 1115 aanwezig en verbond de uitlopers de Poel en de Kuil van de ingedamde rivier Zaan met het binnenmeer de Wormer. Aanvankelijk was deze braak slechts smal, maar in de loop der jaren werd het water steeds breder. Met de inpoldering van de Wormer, begin 17e eeuw, verdween deze braak; de namen Braaksloot en Braakdijk herinneren er evenwel nog aan.
Op de overzichtskaart van de Zaanstreek van 1575 door Beeldsnijder zijn enige tientallen braken te vinden. Ook op tegenwoordige kaarten van de Zaanstreek kunnen braken worden ontdekt. Met name achter de dijken tussen Westzaan en Nauerna en tussen Nauerna en Assendelft.