Verschillen
Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisie Vorige revisie Volgende revisie | Vorige revisie Volgende revisie Beide kanten volgende revisie | ||
arbeidsplaatsen [2016/07/15 00:02] jan [Literatuur:] |
arbeidsplaatsen [2016/12/01 23:41] zaanlander [Molenindustrie] |
||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | ==== Arbeidsplaatsen en bedrijfsgrootte ==== | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Onder een arbeidsplaats wordt verstaan: een betaalde functie waarin meer dan 15 uur per week wordt gewerkt. De bedrijfsgrootte wordt (althans hier) bepaald door het aantal arbeidsplaatsen dat een bedrijf biedt. De werkgelegenheid wordt gevormd door het totaal aantal arbeidsplaatsen. Door optelling van het aantal arbeidsplaatsen binnen economische sectoren is inzicht te krijgen in de Werkgelegenheid die de verschillende bedrijfstakken door de eeuwen heen boden en thans bieden. | ||
+ | |||
+ | === Algemene inleiding === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | De Zaanstreek was door de vroege industriële ontwikkeling reeds vanaf het begin van de 16e eeuw een gebied dat veel arbeidsplaatsen bood (zie ook: [[economische|Economische geschiedenis]]). Vóór die tijd was het gebied vooral afhankelijk van de (extensieve) agrarische bedrijvigheid en was er zelfs sprake van bevolkingsafname. Vooral in de 17e en 18e eeuw leidde de economische bloeiperiode tot een instroom van nieuwe arbeiders en daarmee tot een groei van de bevolking (zie: [[Bewoningsgeschiedenis]]). Vanaf het einde van de 18e eeuw daalde het aantal arbeidsplaatsen snel. De crisis, waarmee heel Nederland te maken kreeg, duurde in de Zaanstreek langer voort dan elders. Pas tegen het einde van de 19e eeuw groeide het aantal arbeidsplaatsen weer. | ||
+ | |||
+ | Nadien was lange tijd sprake van snelle groei. Opnieuw stimuleerde de werkgelegenheid in de Zaanstreek immigratie van werkzoekenden uit andere delen van Nederland. Voorts werd reeds vóór de Tweede Wereldoorlog een beroep gedaan op werkkrachten, | ||
+ | |||
+ | In het navolgende artikel wordt een overzicht gegeven van het aantal arbeidsplaatsen in de Zaanstreek en de ontwikkeling daarvan. Totaalcijfers kunnen pas worden gegeven vanaf 1811. Van vóór die tijd zijn wel gegevens beschikbaar van de belangrijkste sectoren, maar deze tellingen dateren uit verschillende jaren. Het overzicht is daarom tot 1811 sectoraal; de sectoren zijn voorzover mogelijk chronologisch gerangschikt. Dit artikel beperkt zich tot arbeidsplaatsen en bedrijfsgrootte. Gegevens over de hier behandelde sectoren zijn te vinden onder aparte trefwoorden (waarnaar hier steeds wordt verwezen), terwijl in het artikel over de Zaanse [[Economische geschiedenis]] inzicht wordt gegeven in onderlinge samenhang. | ||
+ | |||
+ | === Boerenbedrijf === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Het is vrijwel onmogelijk een schatting te maken van de omvang van de agrarische sector in het verleden; bronnen ontbreken ten enen male. Duidelijk is wel dat het [[boerenbedrijf]] in de Zaanstreek minder werk bood dan in de omringende plattelandsgebieden. | ||
+ | |||
+ | Toch moeten ook in de Zaanstreek velen werk in de agrarische sector hebben gevonden; aangenomen mag worden in de periode vóór 1811 tenminste tien procent van de bevolking. De indruk bestaat dat het aantal arbeidsplaatsen in deze sector mede afhing van het aantal arbeidsplaatsen in andere sectoren, dus dat er (ook absoluut) minder boeren (knechten) waren bij veel beschikbare banen in andere sectoren. | ||
+ | |||
+ | === Visserij === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | In de waterrijke Zaanstreek gaf de [[visserij]] al vroeg werk aan velen. Dat betrof allereerst de binnenvisserij, | ||
+ | |||
+ | In de haringvisserij werkten in 1514 200 mannen uit de banne van Westzaan en Krommenie. Na 1650 verdwenen zoetwater- en haringvisserij grotendeels. De walvisvaart wordt hierna afzonderlijk behandeld. | ||
+ | |||
+ | === Blekerij === | ||
+ | |||
+ | De (voornamelijk linnen-)[[blekerij]] kwam in de Zaanstreek uitsluitend (op grote schaal) voor in Oostzaan. Reeds in 1514 was het bleken daar een van de bronnen van bestaan. De grote bloei van de sector kwam na 1580. In de eerste helft van de 17e eeuw vonden circa duizend inwoners van Oostzaan werk in honderd blekerijen; gemiddeld bood een blekerij dus werk aan tien personen. In vergelijking tot andere gebieden (bijvoorbeeld Haarlem) werd de Zaanse blekerij in kleinschalige bedrijven uitgevoerd. In het begin van de 18e eeuw waren er nog tussen de vijftig en zestig blekerijen over. In 1768 was er nog één linnenblekerij (en wellicht nog een garenblekerij). De bevolkingsomvang van Oostzaan was in deze periode ongeveer gehalveerd. | ||
+ | |||
+ | === Oostzeehandel === | ||
+ | Vanaf het midden van de 16e eeuw voeren Zaanse schepen door de Sont voor handel met landen rond de Oostzee. Ofschoon de Sont-tolregisters bewaard zijn gebleven. is het aantal Zaankanters dat als schepeling werk vond door de [[Oostzeehandel]] slechts te schatten. De navolgende berekening kan derhalve slechts als indicatie dienen. Er van uitgaande dat in 1622 de Zaanstreek 17.633 inwoners telde. kan het totaal aantal werknemers in het gebied (bij een beroepsbevolking van een derde) in datjaar op 5.878 worden gesteld. Tien tot twintig procent van de beroepsbevolking van de Zaanstreek was zeevarend (Van der Woude. Het Noorderkwartier): | ||
+ | |||
+ | 1497: 35 opvarenden; | ||
+ | 1528: 560; | ||
+ | 1577: 500; | ||
+ | 1595: 500; | ||
+ | 1622: 882; | ||
+ | 1655: 250; | ||
+ | 1675: 250; | ||
+ | gehele 18e eeuw 50. | ||
+ | |||
+ | In de [[franse|Franse Tijd]] kwam een eind aan de Oostzeehandel. die toen al een eeuw kwijnde. | ||
+ | |||
+ | === Stijfselmakerij === | ||
+ | Uit de weinige gegevens over de *stijfselmakerij kan worden afgeleid dat deze sector weinig arbeidsintensief was. Een geschatte gemiddelde bedrijfsgrootte van vijf personen lijkt betrouwbaar. De vroege welvaart van Wormer en Jisp steunde desondanks deels op de stijfselmakerij. In 1596 waren er tenminste zes stijfselmakerijen in de twee dorpen (30 arbeids plaatsen). De bedrijfstak verplaatste zich 1ater naar Oostzaan, Wormerveer, Koog en Zaandam. Tussen 1620 en 1740 waren er steeds circa 25 stijfselmakerijen in de Zaanstreek (125 arbeidsplaatsen). | ||
+ | |||
+ | === Beschuitbakkerij === | ||
+ | [{{: | ||
+ | |||
+ | === Molenbouw === | ||
+ | De Zaanstreek dankte een belangrijk deel van haar welvaart aan de molenindustrie. Het is bevreemdend dat over de bouw van de molens weinig gegevens bekend zijn. In 1811 had de Zaanstreek per 1000 inwoners 9,6 timmerlieden. Dat is slechts een tiende hoger dan het gemiddelde van het Noorderkwartier. Het hoogtepunt van de [[molenmakerij]] was toen allang voorbij. Aangenomen mag worden dat de molenbouw de meeste arbeidsplaatsen bood vóór het hoogtepunt van de molen-industrie, | ||
+ | \\ | ||
+ | |||
+ | |||
+ | === Molenindustrie === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | <WRAP right round box 30%> | ||
+ | |||
+ | **Tabel 1. Benadering van het totaal aantal ar- | ||
+ | beidsplaatsen in de molenindustrie | ||
+ | in de Zaanstreek in 1630, 1731 en | ||
+ | 1795.** | ||
+ | <csv> | ||
+ | ,1630 ,1731 ,1795 | ||
+ | Zaagmolens, 265 ,1281 ,720 | ||
+ | oliemolens ,270, 840, 836 | ||
+ | pelmolens, 310 ,310 | ||
+ | papiermolens ,225, 1890, 1665 | ||
+ | tabaksstampers, | ||
+ | snuifmolens, | ||
+ | verfmolens ,4 ,80 ,76 | ||
+ | meelmolens ,76 ,52 ,40 | ||
+ | volmolens, - ,28 ,24 | ||
+ | hennepkloppers, | ||
+ | schelpzandmolens ,4 ,8, 8 | ||
+ | runmolens, | ||
+ | mosterdmolens, | ||
+ | poedermolens, | ||
+ | loodwitmolens ,- ,-, 4 | ||
+ | blauwselmolens - - 4 | ||
+ | cementmolens ,- ,-, 4 | ||
+ | onbekend, - ,- ,36 | ||
+ | Totalen, 860 ,4657, 393 1 | ||
+ | |||
+ | </ | ||
+ | </ | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal arbeidsplaatsen datde [[molenindustrie]] de Zaanstreek bood in respectievelijk 1630, 1731 en 1795 (dus niet van het aantal molens). De bedrijfsgrootte van de in molens uitgevoerde bedrijven verschilde. Van der *Woude geeft in 'Het Noorderkwartier, | ||
+ | |||
+ | |||
+ | === Houtbedrijf === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Het merendeel van de arbeidsplaatsen die het houtbedrijf de Zaanstreek opleverde zal in de zaagmolens (zie tabel molenindustrie) zijn geweest. Daarnaast werd de Oostzeehandel (zie hiervoor) door de Zaanse [[houthandel]] gestimuleerd. In hoeverre de houthandel verder arbeidsplaatsen opleverde is niet bekend. Aangenomen mag echter worden dat voor het transport van en naar de zaagmolens vele arbeidskrachten nodig waren. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de *balkenvlotters. Cijfers zijn niet bekend. Boorsma vermeldt 367 zaagmolens, maar bedacht moet worden dat deze niet alle tegelijk (maar verspreid over een lange periode) hebben gewerkt. Gezien de verspreide ligging dezer molens moet niettemin worden aangenomen dat vele tientallen en mogelijk honderden arbeidskrachten bij het houttransport betrokken zijn geweest. Voorts hebben waarschijnlijk de Zaandamse houtveilingen enige banen opgeleverd. | ||
+ | |||
+ | === Scheepsbouw === | ||
+ | | ||
+ | |||
+ | === Zeildoekmakerij === | ||
+ | De *zeildoekmakerij was naast de scheepsbouw een der belangrijkste werkverschaffers in de Zaanstreek. Deze concentreerde zich voornamelijk in Krommenie en Assendelft. Deze tak van bedrijvigheid had deels - zelfs grotendeels - in huisnijverheid plaats, waardoor het aantal betrokkenen niet nauwkeurig kan worden bepaald. Waarschijnlijk zijn veel meer arbeiders bij de zeildoekmakerij betrokken geweest dan het hiernavolgende overzicht aangeeft. Hekelaars en spinners of spinsters zijn eveneens niet vermeld. De eerste gegevens over zeildoekmakerij zijn weer uit Wormer en J isp afkomstig. In 1680 moet meer dan een kwart van de gezinshoofden in deze dorpen in de zeildoekweverij werk hebben gevonden. In de twee dorpen woonden toen drie rolreders en een rollemeter. Maar de zeildoekmakerij werd vooral van belang voor Krommenie en Assendelft. Bij de overstroming van 1717 (zie: *Watersnoden) kwamen in Assendelft 500 wevers zonder werk. De bevolking van Krommenie was in 1742 voor 35 procent a?iankelijk van de weverij; hetgeen neerkomt op 250 tot 275 arbeidsplaatsen. Daarna was er een terugloop. In 1795 was nog 25 procent van de Krommeniese beroepsbevolking werkzaam in de zeildoekmakerij (223 arbeidsplaatsen): | ||
+ | |||
+ | === Walvísvaart === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Ofschoon de *walvisvaart een van de belangrijke pijlers van de Zaanse economie werd, bleef de directe inv1oed op de arbeidsplaatsen beperkt. Volgens prof. dr. A. van Braam bestond slechts tien procent van de bemanning van de Zaanse walvisvaarders uit Zaankanters. Indirect had de walvisvaart grotere invloed. De Zaanse schepen werden veelal in de Zaanstreek gebouwd en uitgerust. Voor de Zaanse walvisvaarders is een gemiddelde bemanningsgrootte berekend van 42,1. Tien procent hiervan vermenigvuldigd met het aantal Zaanse schepen geeft het volgende staatje: 1705: 316 Zaanse bemanningsleden; | ||
+ | |||
+ | === Traankokerij === | ||
+ | [{{: | ||
+ | |||
+ | === 19e eeuw === | ||
+ | Vanaf 1811 is een duidelijker beeld te geven van het totaal aantal arbeidsplaatsen en de totale werkgelegenheid in de Zaanstreek. In de jaren vóór 1811 waren het aantal arbeidsplaatsen en de bevolkingsomvang met rasse schreden afgenomen. In 1795 kon het totaal aantal arbeidsplaatsen in de Zaanstreek worden geschat op 6500 à 7000; daar waren er in 1811 nog 5407 van over. Het merendeel van de Zaanse beroepsbevolking vond werk in de nijverheid (2.849 arbeidsplaatsen), | ||
+ | komt voornamelijk de mededeling “is ongewijzigd gebleven' | ||
+ | |||
+ | === 20e eeuw === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | <WRAP right box 45%> | ||
+ | |||
+ | **Tabel 2. Bedrijfsstatistiek 1920** | ||
+ | ^ ^ Bedrijfs hoofden | ||
+ | | houtzagerijen | ||
+ | | scheepswerven | ||
+ | | papier(waren)industrie | ||
+ | | technische plantaardige oliën | ||
+ | | linoleum-industrie | ||
+ | | machine-industrie | ||
+ | | eetbare oliën | ||
+ | | cacao- en chocolade-industrie | ||
+ | | rijst gort en boekweit | ||
+ | | meel-industrie | ||
+ | | stijfsel-industrie | ||
+ | | zeep-industrie | ||
+ | | banket | ||
+ | | Totaal sectoren hierboven | ||
+ | ^ Totale Zaanse werkgelegenheid | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | </ | ||
+ | |||
+ | Vanaf 1890 kwam de industrialisatie op gang. In 1920 waren alleen Oostzaan en Assendelft nog agrarisch te noemen, Westzaan, Wormer en Jisp waren dat grotendeels. De overige dorpen waren min of meer industrieel, | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Tabel 2 (naar J .P. Kruyt) geeft een betrouwbare bedrijfsstatistiek voor het jaar 1920, waarin naast de totalen ook de aantallen arbeiders per bedrijfshoofd worden gegeven (gemiddelde bedrijfsgrootte). De Zaanse industrie had (althans in vergelijking met andere Nederlandse gebieden; bijvoorbeeld de Engelse en Belgische industrie waren verder ontwikkeld) de achterstand snel ingelopen. In 1920 was 56,8 % van de Zaanse arbeiders werkzaam in de industrie. Zaandam was binnen de Zaanstreek ongetwijfeld het meest geïndustrialiseerd; | ||
+ | |||
+ | In 1949 publiceerde het sociografisch bureau van de gemeente Zaandam een onderzoek over onder meer het aantal arbeidsplaatsen in de Zaandamse primaire industrie over de jaren 1930-1947. Hieruit blijkt dat vrijwel alle sectoren (uitgezonderd houtzagerij/ | ||
+ | |||
+ | Tijdens de Koude Oorlog zouden in de A.I. weer arbeidsplaatsen komen. Het totaal aantal arbeidsplaatsen in de hele Zaanstreek (dus alle sectoren) in 1930 bedroeg 31.775. Na-oorlogse situatie Na de Tweede Wereldoorlog groeide het aantal arbeidsplaatsen gestaag. De totale Zaanse werkgelegenheid in 1960 bedroeg 42.000 arbeidsplaatsen. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Dagelijks pendelden 3.800 forensen naar de Zaanstreek. Het aandeel in de werkgelegenheid dat de industrie de Zaanstreek bood, bereikte een hoogtepunt in 1966 met 29.500 arbeidsplaatsen. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Daarna was er door verschillende oorzaken (bijvoorbeeld mechanisering, | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | {{:tab4.jpg |}}Uit tabel 4 blijkt dat de Zaanstreek. ondanks de terugloop van de werkgelegenheid in de industrie en de groei van de werkgelegenheid in de verzorgende sector. in 1985 nog steeds een industrieel gebied vv as. Industrie en bouvv - samen nijverheid - namen 44.4 procent van de werkgelegenheid voor hun rekening. Het omvangrijkst binnen de nijverheid was de *levensmiddelenindustrie (4.900 arbeidsplaatsen). gevolgd door de [[bouwnijverheid|bouwnijverheid]] (3.700). In de [[dienstensector|dienstensector]] was de maatschappelijke dienstverlening het omvangrijkst (4.500 arbeidsplaatsen). gevolgd door de [[detailhandel|detailhandel]] (4.100). Zie ook: *Economische structuur. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | === Uitsplitsing=== | ||
+ | **per deelgemeente, | ||
+ | |||
+ | Niet overal in de Zaanstreek is de werkgelegenheid even groot. Indien het aantal arbeidsplaatsen wordt gerelateerd aan de bevolkingsomvang van de (voormalige) Zaanse gemeenten, blijkt dat Wormerveer in verhouding de meeste arbeidsplaatsen biedt: 43,2 arbeidsplaatsen per 100 inwoners (waarvan industrie 16,2%). Daarna volgen Zaandam (38 arbeidsplaatsen per honderd inwoners, 12,6 procent in de industrie), Assendelft (31,9 en 15,4%), Zaandijk (22,5 en 7,2%), Koog (21,6 en 12,9%), Westzaan (20,4 en 4,4%), Wormer (20,2 en 8,3%), Oostzaan (14,5 en 3%), Krommenie (14 en 2,8%) en Jisp (12,9 en 0, | ||
+ | |||
+ | De arbeidsmarkt van de Zaanstreek is vooral gericht op mannen. Van alle arbeidsplaatsen in de Zaanstreek was in 1986 29 procent door vrouwen bezet; dit percentage groeit langzaam (in 1973 was het nog 24 procent). Het percentage werkzoekenden onder vrouwen was in 1986 veel hoger dan onder mannen: 18,7 procent tegenover 11,5 procent. Binnen de vier economische sectoren in de Zaanstreek is het percentage vrouwen in de dienstverlening het hoogst (41 procent) en in de bouwnijverheid het laagst (6,7 procent). Het merendeel van de arbeidsplaatsen in de Zaanstreek wordt bezet door werknemers die in de streek wonen (74 procent) of in de directe omgeving. | ||
+ | |||
+ | Ter voorziening van de vraag van het bedrijfsleven naar vooral ongeschoolde werkkrachten vond van 1960 tot 1980 een snelle groei van het aantal buitenlandse werknemers (van buiten de EEG) plaats. In 1970 werkten bijna 2.500 buitenlandse werknemers in de Zaanstreek, van wie ruim 1.000 in de voedingsmiddelenindustrie. In 1980 was dat aantal gestegen tot 3.000 buitenlandse werknemers (850 in de voedingsmiddelen-, | ||
+ | |||
+ | De uitstoot in de hout- en meubelindustrie was absoluut en relatief gezien het grootst. | ||
+ | |||
+ | {{:tab5.jpg |}} | ||
+ | |||
+ | Reeds voor de Tweede Wereldoorlog pendelden forensen voor hun werk naar de Zaanstreek. Sedertdien is het forensisme naar de Zaanstreek zowel relatief als absoluut toegenomen. Ook toen de werkgelegenheid in de Zaanstreek afnam en de omvang van de beroepsbevolking stabiel bleef, steeg het aantal werkforensen naar de Zaanstreek (Tabel 5). De niet in de Zaanstreek wonende beroepsbevolking wist zich beter op de arbeidsmarkt te handhaven dan de Zaanse. | ||
+ | |||
+ | Een arbeidsplaats is een betaalde functie waarin meer dan vijftien uur per week wordt gewerkt. Begin 1984 werd 13,5 procent van de beschikbare banen in deeltijd vervuld. Dat percentage ligt aanzienlijk hoger als ook betaalde functies van minder dan 15 uur per week worden meegerekend. Absoluut zou de Zaanstreek dan begin 1984 37.200 volledige en 10.200 deeltijdbanen hebben gehad. De deeltijdbanen waren vooral te vinden in detailhandel, | ||
+ | |||
+ | === Slotopmerkingen === | ||
+ | {{ : | ||
+ | |||
+ | |||
+ | === Literatuur: === | ||
+ | |||
+ | * A.M. van der Woude, \\ //Het Noorderkwartier//, | ||
+ | * A. van Braam, \\ //Bloei en verval van het economisch-sociale leven aan de Zaan//, Wormerveer, z.j.; | ||
+ | * A. van Braam, | ||
+ | * S. Lootsma, | ||
+ | * J .P. Kruyt,\\ //De bevolking der Zaanstreek. In: Mensch en maatschappij//, | ||
+ | * Sociografisch bureau der gemeente Zaandam, | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | {{tag> | ||
+ | |||
+ | |||
+ | {{tag> | ||
+ | |||