archeologie

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisie Vorige revisie
Volgende revisie Beide kanten volgende revisie
archeologie [2017/11/10 16:13]
zaanlander
archeologie [2017/11/10 17:03]
zaanlander
Regel 8: Regel 8:
  
 Aan de basis van het archeologisch onderzoek, het opgraven, is in de loop van de tijd in principe weinig veranderd. De te onderzoeken sporen zitten opgeborgen in de grond en moeten eerst worden blootgelegd. De opgravingsmethoden worden daarbij aangepast aan zowel de technische mogelijkheden, het gebruik van graafmachines, als aan de doelstelling van het onderzoek. Soms bestaat de behoefte grote oppervlakten bloot te leggen om de specifieke sporen, die de mens in het landschap heeft achtergelaten, te ontdekken. In andere gevallen is een kleinschalige opgraving voldoende om de aard van de vroegere bewoning vast te stellen.  Aan de basis van het archeologisch onderzoek, het opgraven, is in de loop van de tijd in principe weinig veranderd. De te onderzoeken sporen zitten opgeborgen in de grond en moeten eerst worden blootgelegd. De opgravingsmethoden worden daarbij aangepast aan zowel de technische mogelijkheden, het gebruik van graafmachines, als aan de doelstelling van het onderzoek. Soms bestaat de behoefte grote oppervlakten bloot te leggen om de specifieke sporen, die de mens in het landschap heeft achtergelaten, te ontdekken. In andere gevallen is een kleinschalige opgraving voldoende om de aard van de vroegere bewoning vast te stellen. 
- 
-Vaak is de ontdekking van archeologisch materiaal louter toeval. Graven in de grond, anders dan voor archeologisch onderzoek, heeft menig bewoningsspoor uit het verleden opgeleverd. Dat geldt ook voor vondsten in het westelijk deel van Nederland, zo ook in de Zaanstreek. In geen enkel wetenschappelijk Nederlands onderzoek is het belang van het werk van amateuronderzoekers zo groot als in de archeologie, met name ten aanzien van het opsporen van vondsten. Verenigd in de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland AWN vindt ook in de Zaanstreek al sinds 1950 archeologisch onderzoek plaats door amateurs, die nauw samenwerken met onder andere de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort ROB en het Albert Egges van Olffeninstituut voor Prae en Protohistorie te Amsterdam (IPP). 
- 
-=== 2 Zaanstreek === 
- 
- 
-== 2 1 Ontwikkeling landschap == 
- 
  
 [{{:afb_a.jpg?600 |//**Afbeelding A** Kaart van de Assendelver polders, waarin de relatie tussen de geologische ondergrond en de ligging van de vindplaatsen is weergegeven. IJzertijd en Romeinse tijd. [{{:afb_a.jpg?600 |//**Afbeelding A** Kaart van de Assendelver polders, waarin de relatie tussen de geologische ondergrond en de ligging van de vindplaatsen is weergegeven. IJzertijd en Romeinse tijd.
Regel 28: Regel 20:
 **8** Rietveen over kleiige afzettingen **8** Rietveen over kleiige afzettingen
 **9** Maximale verspreiding van het oligotrofe veen, hoogveen//}}] **9** Maximale verspreiding van het oligotrofe veen, hoogveen//}}]
 +Vaak is de ontdekking van archeologisch materiaal louter toeval. Graven in de grond, anders dan voor archeologisch onderzoek, heeft menig bewoningsspoor uit het verleden opgeleverd. Dat geldt ook voor vondsten in het westelijk deel van Nederland, zo ook in de Zaanstreek. In geen enkel wetenschappelijk Nederlands onderzoek is het belang van het werk van amateuronderzoekers zo groot als in de archeologie, met name ten aanzien van het opsporen van vondsten. Verenigd in de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland AWN vindt ook in de Zaanstreek al sinds 1950 archeologisch onderzoek plaats door amateurs, die nauw samenwerken met onder andere de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort ROB en het Albert Egges van Olffeninstituut voor Prae en Protohistorie te Amsterdam (IPP).
 +
 +=== 2 Zaanstreek ===
 +
 +
 +== 2 1 Ontwikkeling landschap ==
 +
 +
  
 Het idee dat de Zaanstreek bewoond zou zijn geweest vóór de periode van de bedijkingen, dus voor circa 1200, heeft historici tot het begin van de jaren 1950 nooit erg aangesproken. Men kon zich niet voorstellen dat een gebied dat met dijken al nauwelijks droog is te houden, zonder dijken bewoond zou zijn geweest. Sedertdien zijn evenwel bewoningssporen gevonden uit een periode die ver voor die omdijking ligt, dus ver voor 1200 (afb a). De verklaring hiervoor is te vinden in de geologische ontwikkeling van westelijk Nederland, het gebied waar de Zaanstreek deel van uitmaakt. Het idee dat de Zaanstreek bewoond zou zijn geweest vóór de periode van de bedijkingen, dus voor circa 1200, heeft historici tot het begin van de jaren 1950 nooit erg aangesproken. Men kon zich niet voorstellen dat een gebied dat met dijken al nauwelijks droog is te houden, zonder dijken bewoond zou zijn geweest. Sedertdien zijn evenwel bewoningssporen gevonden uit een periode die ver voor die omdijking ligt, dus ver voor 1200 (afb a). De verklaring hiervoor is te vinden in de geologische ontwikkeling van westelijk Nederland, het gebied waar de Zaanstreek deel van uitmaakt.
Regel 41: Regel 41:
 Omstreeks 1000 v. Chr. sloot het estuarium bij Beverwijk zich en verlegde de monding van het Oer-IJ zich naar het noorden, naar de omgeving van Egmond (afb. c). Het gebied van de Zaanstreek was in die periode, wellicht heel hoge zeewaterstanden uitgezonderd, geheel afgeschermd van directe zee-invloeden waardoor ook de oligotrofe veengroei, hoogveen, zich verder in westelijke richting uitbreidde. In het overgangsgebied tussen het rietveen en het hoogveen, zo ongeveer ten noordwesten van de latere Dorpsstraat in Assendelft, ontstonden plekken van hoogveen. Omstreeks 1000 v. Chr. sloot het estuarium bij Beverwijk zich en verlegde de monding van het Oer-IJ zich naar het noorden, naar de omgeving van Egmond (afb. c). Het gebied van de Zaanstreek was in die periode, wellicht heel hoge zeewaterstanden uitgezonderd, geheel afgeschermd van directe zee-invloeden waardoor ook de oligotrofe veengroei, hoogveen, zich verder in westelijke richting uitbreidde. In het overgangsgebied tussen het rietveen en het hoogveen, zo ongeveer ten noordwesten van de latere Dorpsstraat in Assendelft, ontstonden plekken van hoogveen.
  
-Door voortdurende aangroei aan de bovenkant, zakten deze hoogveenplekken door hun eigen gewicht weg in de slappe rietveenbodem. Aldus werden eilandjes, met een diameter variërend tussen 50 en 200 meter, gevormd die in de hierna te bespreken periode de basis vormden van de bewoning in de Assendelver polder (afb. d, blz 38). Na de afsluiting van het zeegat bij Beverwijk kon het gebied rond het Oer-IJ-estuarium niet meer direct op de Noordzee afwateren. Hierdoor steeg het grondwaterpeil in het veengebied, totdat het water een uitweg vond ten noorden van Assendelft, tussen Heemskerk en Uitgeest. Op die plaats ontwikkelde zich een riviertje dat het achterland op de Noordzee liet afwateren. Zo ontstond een natuurlijke opening. Ook de zee kreeg hierdoor weer invloed op het gebied. Vooral bij noordwester stormen werden grote watermassa's naar binnen geperst door de opening die zich hierdoor verbreedde en al snel de omvang van een estuarium aannam. Het veen in het achterland was inmiddels zo hoog opgegroeid dat het tijdens stormvloeden niet meer overstroomde; er ontstond een vrij groot niveauverschil tussen het grondwaterpeil in het veen en het normale zeewaterniveau. Hierdoor ontstonden in het randgebied het westelijk deel van de Assendelver polders afwateringskreken die het hoge grondwater uit het veengebied afvoerden naar de lagere zee. Door deze ontwatering van het randgebied stopte de veengroei. Het gebied werd hiermee geschikt voor bewoning. Zie voor de geologische ontwikkeling voorts bij: [[Landschap]]).+[{{ :afb_b_en_c.jpg?700|**Links: b.**  //Omstreeks 1900 v Chr. Assendelft op de grens van het gebied waar de zee invloed deed gelden.// 
 +**Rechts: c.** //Omstreeks 1000 v Chr. De monding van het Oer-IJ is naar het noorden verlegd//}}]Door voortdurende aangroei aan de bovenkant, zakten deze hoogveenplekken door hun eigen gewicht weg in de slappe rietveenbodem. Aldus werden eilandjes, met een diameter variërend tussen 50 en 200 meter, gevormd die in de hierna te bespreken periode de basis vormden van de bewoning in de Assendelver polder (afb. d, blz 38). Na de afsluiting van het zeegat bij Beverwijk kon het gebied rond het Oer-IJ-estuarium niet meer direct op de Noordzee afwateren. Hierdoor steeg het grondwaterpeil in het veengebied, totdat het water een uitweg vond ten noorden van Assendelft, tussen Heemskerk en Uitgeest. Op die plaats ontwikkelde zich een riviertje dat het achterland op de Noordzee liet afwateren. Zo ontstond een natuurlijke opening. Ook de zee kreeg hierdoor weer invloed op het gebied. Vooral bij noordwester stormen werden grote watermassa's naar binnen geperst door de opening die zich hierdoor verbreedde en al snel de omvang van een estuarium aannam. Het veen in het achterland was inmiddels zo hoog opgegroeid dat het tijdens stormvloeden niet meer overstroomde; er ontstond een vrij groot niveauverschil tussen het grondwaterpeil in het veen en het normale zeewaterniveau. Hierdoor ontstonden in het randgebied het westelijk deel van de Assendelver polders afwateringskreken die het hoge grondwater uit het veengebied afvoerden naar de lagere zee. Door deze ontwatering van het randgebied stopte de veengroei. Het gebied werd hiermee geschikt voor bewoning. Zie voor de geologische ontwikkeling voorts bij: [[Landschap]]).
  
 == 2.2. Vroege bewoning (Vroege IJzertijd, 650-550 v. Chr.) == == 2.2. Vroege bewoning (Vroege IJzertijd, 650-550 v. Chr.) ==
Regel 48: Regel 49:
 Dat het westelijk deel van de Assendelver polders omstreeks 600 voor Christus ook daadwerkelijk bewoond was, werd in 1975 bewezen met de spectaculaire vondst van een wat de oppervlakte betreft complete drieschepige boerderij, met een totale breedte van zes meter en een lengte van 18 meter. Deze boerderij, die door het IPP in haar geheel is opgegraven, werd gevonden op een afstand van honderd meter van de Genieweg, halverwege de Dorpsstraat en de Assendelver Zeedijk. Bijzonder van de vondst was dat door de goede conserverende werking van het veen zeer veel van de oorspronkelijke plattegrond bewaard was. Zowel aan de hand van het aangetroffen aardewerk als door middel van [[https://nl.wikipedia.org/wiki/C14-datering|C-14 datering]] van het aangetroffen hout, onder andere de vlechtwand, werd aangetoond dat de boerderij stamde uit circa 600 v. Chr. De boerderij bleek in eerste aanleg gebouwd te zijn met een dubbele vlechtwand. In een latere fase was de binnenwand opgeheven. Opmerkelijk waren de vondsten van houtconstructies, zoals pen-en-gat-verbindingen, en van delen van wagenwielen en een complete peddel. Dat het westelijk deel van de Assendelver polders omstreeks 600 voor Christus ook daadwerkelijk bewoond was, werd in 1975 bewezen met de spectaculaire vondst van een wat de oppervlakte betreft complete drieschepige boerderij, met een totale breedte van zes meter en een lengte van 18 meter. Deze boerderij, die door het IPP in haar geheel is opgegraven, werd gevonden op een afstand van honderd meter van de Genieweg, halverwege de Dorpsstraat en de Assendelver Zeedijk. Bijzonder van de vondst was dat door de goede conserverende werking van het veen zeer veel van de oorspronkelijke plattegrond bewaard was. Zowel aan de hand van het aangetroffen aardewerk als door middel van [[https://nl.wikipedia.org/wiki/C14-datering|C-14 datering]] van het aangetroffen hout, onder andere de vlechtwand, werd aangetoond dat de boerderij stamde uit circa 600 v. Chr. De boerderij bleek in eerste aanleg gebouwd te zijn met een dubbele vlechtwand. In een latere fase was de binnenwand opgeheven. Opmerkelijk waren de vondsten van houtconstructies, zoals pen-en-gat-verbindingen, en van delen van wagenwielen en een complete peddel.
  
-Uit de gedegen constructie van de boerderij bleek dat de eerste bewoners van de Zaanstreek geen toevallige passanten waren, maar doelbewust hier kwamen wonen. Zowel uit de indeling van de boerderij (onder meer was de stalindeling voor het vee duidelijk te herkennenals uit verdere vondsten, zoals geitenkeutels, kon worden afgeleid dat de bewoners zich voornamelijk door het houden van vee in leven hielden. Daarnaast zullen zij zich ook met akkerbouw, jacht en visvangst hebben bezig gehouden.+Uit de gedegen constructie van de boerderij bleek dat de eerste bewoners van de Zaanstreek geen toevallige passanten waren, maar hier doelbewust kwamen wonen. Zowel uit de indeling van de boerderijde stalindeling voor het vee was duidelijk te herkennenals uit verdere vondsten, zoals geitenkeutels, kon worden afgeleid dat de bewoners zich voornamelijk door het houden van vee in leven hielden. Daarnaast zullen zij zich ook met akkerbouw, jacht en visvangst hebben bezig gehouden.
  
-Tegen een van de staanders van de boerderij werd een complete pot aangetroffen, zonder bijzondere inhoud. Mogelijk was deze pot een bouwoffer. Andere bijzondere vondsten waren: een bronzen naald van ongeveer tien centimeter lengte en een hertshoornen priem waarop de draaisporen duidelijk zichtbaar zijn. Het kenmerkende van het aardewerk uit deze periode (ook van het aardewerk uit deze vindplaatsis, dat het vervaardigd is van met steengruis verschraalde klei. Aangezien in de Zaanstreek van nature geen steen voorkomt moeten de vroegste bewoners van de Zaanstreek dus óf de complete potten, óf het gesteente waarmee zij de klei magerden, van elders hebben betrokken. Zij hadden dus handelsbetrekkingen met andere gebieden. De eerste periode van bewoning van de Zaanstreek duurde niet lang. Doordat water aan het veen werd onttrokken, klonk nabij het estuarium het land in. De opening van het estuarium werd steeds breder en tijdens noordwester stormen werden grote hoeveelheden zeewater naar binnen gestuwd. De randgebieden liepen steeds vaker onder. Mede ook door de slechte ontwateringsmogelijkheden van de overige veengebieden rond Assendelft, nam de bewoningsmogelijkheid tegen het einde van de Vroege IJzertijd af.+Tegen één van de staanders van de boerderij werd een complete pot aangetroffen, zonder bijzondere inhoud. Mogelijk een bouwoffer. Andere bijzondere vondsten: een bronzen naald van ongeveer tien centimeter lengte en een hertshoornen priem waarop de draaisporen duidelijk zichtbaar zijn. Het kenmerkende van het aardewerk uit deze periodeook van het aardewerk uit deze vindplaatsis, dat het vervaardigd is van met steengruis verschraalde klei. Aangezien in de Zaanstreek van nature geen steen voorkomt moeten de vroegste bewoners van de Zaanstreek dus óf de complete potten, óf het gesteente waarmee zij de klei magerden, van elders hebben betrokken. Zij hadden dus handelsbetrekkingen met andere gebieden.  
 + 
 +De eerste periode van bewoning van de Zaanstreek duurde niet lang. Doordat water aan het veen werd onttrokken, klonk nabij het estuarium het land in. De opening van het estuarium werd steeds breder en tijdens noordwester stormen werden grote hoeveelheden zeewater naar binnen gestuwd. De randgebieden liepen steeds vaker onder. Mede ook door de slechte ontwateringsmogelijkheden van de overige veengebieden rond Assendelft, nam de bewoningsmogelijkheid tegen het einde van de Vroege IJzertijd af.
  
 == 2 3 Zaanstreek onbewoond {Midden IJzertijd. 550-200 v. Chr. == == 2 3 Zaanstreek onbewoond {Midden IJzertijd. 550-200 v. Chr. ==
  
  
-Tijdens de Midden IJzertijd zette het proces van bodemdaling zich voort, schoven het intertijde gebied en de kwelders in oostelijke richting op en werd in het westelijk deel van de Assendelver Polders klei afgezet op het veen. Door de druk van de klei zakte het veen in elkaar. In het gebied tegen de huidige Groene Dijk ging dit proces zo lang door dat de kleiige afzettingen tot beneden het normale zeewaterpeil zakten en zich op die plaats een lagune ontwikkelde. Op den duur ontstond er evenwicht tussen het proces van opslibbing van de grond en het wegzakken ervan in de venige onderlaag. De lagune slibde dicht, met als gevolg stagnatie in de aan- en vooral de afvoer van het water uit het achterliggende gebied. Het gevolg was dat in de iets dieper gelegen delen geulen werden gevormd met aan weerszijden oeverwallen. Dit voormalige krekensysteem was, vooral nabij de Groene Dijk, tot begin 1980 nog duidelijk in het landschap herkenbaar. De ruilverkavelingen na 1973 en daaropvolgend de egalisatie van de weilanden veranderden dat. Tussen 400 en 350 v. Chr. slibden de geulen die de verbinding met het estuarium onderhielden dicht (afb. e). Het nabij gelegen rietveengebied bleef verdere overstroming bespaard. Hierdoor begon niet alleen het rietveen weer te groeien maar ontwikkelden zich ook rond het gebied van de huidige Zuiderweg te Assendelft oligotrofe veeneilandjes. Zij vormden de basis voor een nieuwe periode van bewoning.+Tijdens de Midden IJzertijd zette het proces van bodemdaling zich voort, schoven het intertijde gebied en de kwelders in oostelijke richting op en werd in het westelijk deel van de Assendelver Polders klei afgezet op het veen. Door de druk van de klei zakte het veen in elkaar. In het gebied tegen de huidige Groene Dijk ging dit proces zo lang door dat de kleiige afzettingen tot beneden het normale zeewaterpeil zakten en zich op die plaats een lagune ontwikkelde. Op den duur ontstond er evenwicht tussen het proces van opslibbing van de grond en het wegzakken ervan in de venige onderlaag. De lagune slibde dicht, met als gevolg stagnatie in de aan- en vooral de afvoer van het water uit het achterliggende gebied.  
 + 
 +Het gevolg was dat in de iets dieper gelegen delen geulen werden gevormd met aan weerszijden oeverwallen. Dit voormalige krekensysteem was, vooral nabij de Groene Dijk, tot begin 1980 nog duidelijk in het landschap herkenbaar. De ruilverkavelingen na 1973 en daaropvolgend de egalisatie van de weilanden veranderden dat. Tussen 400 en 350 v. Chr. slibden de geulen die de verbinding met het estuarium onderhielden dicht (afb. e). Het nabij gelegen rietveengebied bleef verdere overstroming bespaard. Hierdoor begon niet alleen het rietveen weer te groeien maar ontwikkelden zich ook rond het gebied van de huidige Zuiderweg te Assendelft oligotrofe veeneilandjes. Zij vormden de basis voor een nieuwe periode van bewoning.
  
 == 2 4 Terugkeer bewoners (Late IJzertijd, 200 v. Chr. - 0) == == 2 4 Terugkeer bewoners (Late IJzertijd, 200 v. Chr. - 0) ==
Regel 62: Regel 67:
 Toen het veengebied voldoende boven het gemiddeld zeewaterpeil was uitgegroeid en natuurlijk werd ontwaterd, brak een nieuwe periode aan waarin met name bij de huidige Zuiderweg het veengebied van de Assendelver polders geschikt werd voor bewoning. Rond de Zuiderweg, tussen de [[genieweg|Genie]]- en de [[communicatiewegen|Communicatieweg]], ligt een groep van zeven vindplaatsen (afb. f). Met behulp van de C14-dateringsmethode is vastgesteld dat de vondsten uit circa 170 v. Chr. stammen. Mogelijk zijn tenminste enige van deze bewoningsplaatsen op hetzelfde moment bewoond geweest. Toen het veengebied voldoende boven het gemiddeld zeewaterpeil was uitgegroeid en natuurlijk werd ontwaterd, brak een nieuwe periode aan waarin met name bij de huidige Zuiderweg het veengebied van de Assendelver polders geschikt werd voor bewoning. Rond de Zuiderweg, tussen de [[genieweg|Genie]]- en de [[communicatiewegen|Communicatieweg]], ligt een groep van zeven vindplaatsen (afb. f). Met behulp van de C14-dateringsmethode is vastgesteld dat de vondsten uit circa 170 v. Chr. stammen. Mogelijk zijn tenminste enige van deze bewoningsplaatsen op hetzelfde moment bewoond geweest.
  
-Deze hernieuwde bewoning van de Assendelver Polders staat niet op zichzelf. In het hele westelijke kustgebied van Nederland zijn sporen uit deze periode gevonden. Uit de gelijksoortigheid van de vondsten kan worden afgeleid dat de bewoners van de verschillende vindplaatsen zekere culturele betrekkingen hebben onderhouden. Hoe lang deze bewoningsperiode in de Assendelver polders heeft geduurd, is niet precies te zeggen. De tijd dat een huis in de prehistorie bewoond kon worden, was niet alleen afhankelijk van de milieu-omstandigheden, maar ook van de technische levensduur van de woning zelf. Dit laatste werd (aangenomen dat de woning niet eerder door brand of storm werd verwoestbepaald door de staanders. Het doorrotten daarvan zal niet veel langer dan 25 jaar hebben geduurd. Uit de tot nu toe gevonden huisplattegronden kan niet worden afgeleid dat de woningen (door het plaatsen van nieuwe staandersingrijpende herstellingen hebben ondergaan. Bovendien geeft de dikte van de bewoningslagen binnen de huisplattegronden geen aanleiding zeer lange bewoningsperioden te vermoeden. Het specifieke van de bewoningsplaatsen uit de Late IJzertijd is dat het aardewerk overwegend is vervaardigd uit klei, dat verschraald is met het gruis van potscherven. Dit in tegenstelling tot het aardewerk uit de Vroege IJzertijd waarbij de verschraling voornamelijk uit steengruis bestaat. Een kenmerkende vondst uit veel vindplaatsen uit deze periode is een kleiplaat met gaten, die, voor zover thans kan worden nagegaan, maar in een enkel exemplaar per vindplaats voorkomt. In het geval van vindplaats Assendelft 32, lag deze plaat naast de haard. Het was gevormd door een plak klei plat te drukken op de ondergrond en er daarna met de vinger of met een stok gaten in te draaien. Welke functie het heeft gehad binnen het huishouden van deze IJzertijdfamilie is nu een bron van gissingen. Mogelijk is er een verband met de vele speelschijfjes die in de woning zijn gevonden.+Deze hernieuwde bewoning van de Assendelver Polders staat niet op zichzelf. In het hele westelijke kustgebied van Nederland zijn sporen uit deze periode gevonden. Uit de gelijksoortigheid van de vondsten kan worden afgeleid dat de bewoners van de verschillende vindplaatsen zekere culturele betrekkingen hebben onderhouden. Hoe lang deze bewoningsperiode in de Assendelver polders heeft geduurd, is niet precies te zeggen. De tijd dat een huis in de prehistorie bewoond kon worden, was niet alleen afhankelijk van de milieu-omstandigheden, maar ook van de technische levensduur van de woning zelf. Dit laatste werdaangenomen dat de woning niet eerder door brand of storm werd verwoestbepaald door de staanders. Het doorrotten daarvan zal niet veel langer dan 25 jaar hebben geduurd.  
 + 
 +Uit de tot nu toe gevonden huisplattegronden kan niet worden afgeleid dat de woningendoor het plaatsen van nieuwe staandersingrijpende herstellingen hebben ondergaan. Bovendien geeft de dikte van de bewoningslagen binnen de huisplattegronden geen aanleiding zeer lange bewoningsperioden te vermoeden. Het specifieke van de bewoningsplaatsen uit de Late IJzertijd is dat het aardewerk overwegend is vervaardigd uit klei, dat verschraald is met het gruis van potscherven. Dit in tegenstelling tot het aardewerk uit de Vroege IJzertijd waarbij de verschraling voornamelijk uit steengruis bestaat.  
 + 
 +Een kenmerkende vondst uit veel vindplaatsen uit deze periode is een kleiplaat met gaten, die, voor zover thans kan worden nagegaan, maar in een enkel exemplaar per vindplaats voorkomt. In het geval van vindplaats Assendelft 32, lag deze plaat naast de haard. Het was gevormd door een plak klei plat te drukken op de ondergrond en er daarna met de vinger of met een stok gaten in te draaien. Welke functie het heeft gehad binnen het huishouden van deze IJzertijdfamilie is nu een bron van gissingen. Mogelijk is er een verband met de vele speelschijfjes die in de woning zijn gevonden.
  
 == 2 5 Intensievere Bewoning (Vroeg Romeinse tijd, 0-200) == == 2 5 Intensievere Bewoning (Vroeg Romeinse tijd, 0-200) ==
Regel 76: Regel 85:
 Een vindplaats van deze bewoningsperiode die er uitspringt door de relatief grote hoeveelheid Romeins aardewerk, is de vindplaats Krommenie 14, ook wel 't Hain genoemd. Deze vindplaats ligt nu onder het Provily-sportpark in Krommenie en is in 1964-1965 gedeeltelijk opgegraven. Bij de opgraving kwam een palissade te voorschijn waarbinnen zich de paalresten bevonden van een vierkant gebouwtje met veel asresten en potscherven. Een vindplaats van deze bewoningsperiode die er uitspringt door de relatief grote hoeveelheid Romeins aardewerk, is de vindplaats Krommenie 14, ook wel 't Hain genoemd. Deze vindplaats ligt nu onder het Provily-sportpark in Krommenie en is in 1964-1965 gedeeltelijk opgegraven. Bij de opgraving kwam een palissade te voorschijn waarbinnen zich de paalresten bevonden van een vierkant gebouwtje met veel asresten en potscherven.
  
-Sporen van een boerdenij ontbraken echter. Naast veel fragmenten Romeins aardewerk bestonden de bijzondere vondsten uit een ijzeren dissel (soort bijl), een hoopje van ca. twintig slingerkogels en een potscherf met daarop ingekrast een tekening van wat een bootje zou kunnen voorstellen. Welke betekenis aan 't Hain moet worden toegekend, is nog steeds een vraag. Het zou een Romeinse voorpost van het fort te Velsen geweest kunnen zijn, maar omdat het meeste potmateriaal inheems is, zou het ook binnen de inheemse bevolking een functie vervuld kunnen hebben: een gewijde plaats?+Sporen van een boerderij ontbraken echter. Naast veel fragmenten Romeins aardewerk bestonden de bijzondere vondsten uit een ijzeren dissel, een soort bijl, een hoopje van circa twintig slingerkogels en een potscherf met daarop ingekrast een tekening van wat een bootje zou kunnen voorstellen. Welke betekenis aan 't Hain moet worden toegekend, is nog steeds een vraag. Het zou een Romeinse voorpost van het fort te Velsen geweest kunnen zijn, maar omdat het meeste potmateriaal inheems is, zou het ook binnen de inheemse bevolking een functie vervuld kunnen hebben: een gewijde plaats?
  
 == 2 7 Vertrek bewoners (Laat Romeinse tijd, 200-500) == == 2 7 Vertrek bewoners (Laat Romeinse tijd, 200-500) ==
  
  
-Rond 200 na Chr. kwam een einde aan de bewoningsmogelijkheden van het noordwestelijke deel van de Zaanstreek. Door een slechte afwatering van het gebied steeg het grondwaterpeil en kreeg de veengroei weer de overhand. Deze periode van veengroei ging door totdat met de middeleeuwse ontginningen (begin 11e eeuween nieuwe bewoningsperiode aanbrak, die tot heden voort duurt (afb. g).+Rond 200 na Chr. kwam een einde aan de bewoningsmogelijkheden van het noordwestelijke deel van de Zaanstreek. Door een slechte afwatering van het gebied steeg het grondwaterpeil en kreeg de veengroei weer de overhand. Deze periode van veengroei ging door totdat met de middeleeuwse ontginningenbegin 11e eeuween nieuwe bewoningsperiode aanbrak, die tot heden voort duurt (afb. g).
  
 == 2 8 Vroege Middeleeuwen (500-1000) == == 2 8 Vroege Middeleeuwen (500-1000) ==
Regel 100: Regel 109:
  
  
-De voorafgaande beschrijving van de bewoningsgeschiedenis van de Zaanstreek is gebaseerd op de onderzoeksresultaten van de AWN (Archeologische Werkgemeenschap voor Nederlandin samenwerking met onder meer de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Deze opgravingen, sinds 1950 verricht, betreffen alleen de noordelijke Zaanstreek en vindplaatsen in (voornamelijkAssendelft en Krommenie. Voor 1950 vond geen gericht onderzoek plaats, maar met name in Zaandam zijn wel enkele vermeldenswaardige bodemvondsten gedaan.+De voorafgaande beschrijving van de bewoningsgeschiedenis van de Zaanstreek is gebaseerd op de onderzoeksresultaten van de  Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland AWN in samenwerking met onder meer de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Deze opgravingen, sinds 1950 verricht, betreffen alleen de noordelijke Zaanstreek en vindplaatsen in voornamelijk Assendelft en Krommenie. Voor 1950 vond geen gericht onderzoek plaats, maar met name in Zaandam zijn wel enkele vermeldenswaardige bodemvondsten gedaan.
  
-Bij de verlegging van de spoorbaan tussen de Hembrug en het station Zaandam werden in december 1905 verscheidene vondsten gemeld, die verantwoord zijn in het Jaarverslag van de Zaanlandsche Oudheidkundige Vereeniging '[[honig_jacob_janszoon_jr|Jacob Honig Jansz. Jr]]..' Men heeft zo bij toeval de plaats kunnen vaststellen van de uit archiefonderzoek reeds bekende nederzetting Oud- *Zaanden. Deze in 1155 door de Westfriezen verwoeste nederzetting was verbonden met [[Zaanderhorn]], ook wel De Hoorn genoemd. De vondst van Karolingisch aardewerk bevestigde dat Oud-Zaanden al in de 11e-12e eeuw heeft bestaan. Een bij genoemde graafwerkzaamheden van 1905 aangetroffen merkwaardige boomstamgrafkist bevindt zich in de Zaanlandsche Oudheidkamer te Zaandijk.+Bij de verlegging van de spoorbaan tussen de Hembrug en het station Zaandam werden in december 1905 verscheidene vondsten gemeld, die verantwoord zijn in het Jaarverslag van de Zaanlandsche Oudheidkundige Vereeniging '[[honig_jacob_janszoon_jr|Jacob Honig Jansz. Jr]]..' Men heeft zo bij toeval de plaats kunnen vaststellen van de uit archiefonderzoek reeds bekende nederzetting Oud-Zaanden. Deze in 1155 door de Westfriezen verwoeste nederzetting was verbonden met [[Zaanderhorn]], ook wel De Hoorn genoemd. De vondst van Karolingisch aardewerk bevestigde dat Oud-Zaanden al in de 11e-12e eeuw heeft bestaan. Een bij genoemde graafwerkzaamheden van 1905 aangetroffen merkwaardige boomstamgrafkist bevindt zich in de Zaanlandsche Oudheidkamer te Zaandijk.
  
-Een bouwput in de [[Klauwershoek]] (Zaandamleverde bij gericht onderzoek in 1978 bewoningssporen uit de 14e eeuw op. Er moet daar toen, of mogelijk eerder, een terp zijn opgeworpen. De oudste scherven, daar gevonden, konden worden gedateerd op omstreeks 1325.+Een bouwput in de [[Klauwershoek]] te Zaandam leverde bij gericht onderzoek in 1978 bewoningssporen uit de 14e eeuw op. Er moet daar toen, of mogelijk eerder, een terp zijn opgeworpen. De oudste scherven, daar gevonden, konden worden gedateerd op omstreeks 1325.
  
 Hoewel archiefonderzoek heeft bevestigd dat ook de [[burcht|Burcht]] te Zaandam in de protohistorie van belang kan zijn geweest, is van de door [[boekenoogen|Boekenoogen]] geuite veronderstelling 'Het plein heet waarschijnlijk naar het oude slot der Oude Heeren van Zaanden' geen bewijs gevonden. Opgravingen zijn er niet verricht, als er al van zo'n slot sprake is geweest, zou het ook dichter bij het vroegere Oud-Zaanden gezocht moeten worden. Hoewel archiefonderzoek heeft bevestigd dat ook de [[burcht|Burcht]] te Zaandam in de protohistorie van belang kan zijn geweest, is van de door [[boekenoogen|Boekenoogen]] geuite veronderstelling 'Het plein heet waarschijnlijk naar het oude slot der Oude Heeren van Zaanden' geen bewijs gevonden. Opgravingen zijn er niet verricht, als er al van zo'n slot sprake is geweest, zou het ook dichter bij het vroegere Oud-Zaanden gezocht moeten worden.
  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/pages/archeologie.txt
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/07 12:09
  • (Externe bewerking)