archeologie

Dit is een oude revisie van het document!


Archeologie. Bestudering en reconstructie van de bewonmgsgeschiedenis in de ruimste zin, aan de hand van in de bodem aangetrof fen sporen van menselijke activiteiten In de Zaanstreek heeft de archeologie door opgra vingen bij Assendelft en door de bestudenng van het daar gevonden materiaal aangetoond dat het gebied reeds 600 jaar voor Christus bewoond was

1 Algemeen

De definitie van archeologie volgens Van Dale (Groot Woordenboek der Nederlandse taal) luidt 'Kennis en studie van de stoffelij- ke overblijfselen, de produkten van kunst, nijverheid enz uit oude tijden ' De volgende definitie sluit meer aan op de hedendaagse archeologische praktijk 'Bestudenng en re- constructie van de “'bewoningsgeschiedenis in de ruimste zin, aan de hand van in de bo- dem aangetroffen sporen van menselijke acti- viteiten ' De resultaten van het moderne oud- heidkundig bodemonderzoek zijn het gevolg van een nauwe samenwerking tussen vele wetenschappelijke disciplines, waarbij de meest geavanceerde technische hulpmidde- len worden gebruikt en waarbij spectaculaire ontdekkingen vaak in laboratoria worden ge- daan Aan de basis van het archeologisch onder- zoek, het opgraven, is in de loop van de tijd in principe weinig veranderd De te onder-

zoeken sporen zitten opgeborgen in de grond en moeten eerst worden blootgelegd De op gravmgsmethoden worden daarbij aangepast aan zowel de technische mogelijkheden (het gebruik van graafmachines) als aan de doel stelling van het onderzoek Soms bestaat de behoefte grote opperv lakten bloot te leggen om de specifieke sporen, die de mens in het landschap heeft achtergelaten, te ontdekken In andere gevallen is een kleinschalige op- graving voldoende om de aard van de vroe- gere bewoning vast te stellen Vaak is de ont- dekking van archeologisch matenaal louter toeval Graven in de grond, anders dan voor archeologisch onderzoek, heeft menig bewo- ningsspoor uit het verleden opgeleverd Dat geldt ook voor vondsten m het westelijk deel van Nederland (ook in de Zaanstreek) In geen enkel wetenschappelijk onderzoek (althans in Nederland) is het belang van het werk van amateuronderzoekers zo groot als in de archeologie, met name ten aanzien van het opsporen van vondsten Verenigd in de AWN (Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland) vindt ook in de Zaanstreek al sinds 1950 archeologisch onderzoek plaats door amateurs, die nauw samenwerken met onder andere de Rijksdienst voor het Oud heidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort (ROB) en het Albert Egges van Oiffeninsti- tuut voor Prae en Protohistone te Amster- dam (IPP)

2 Zaanstreek

2 1 Ontwikkeling landschap

Het idee dat de Zaanstreek bewoond zou zijn geweest vóór de penode van de bedijkingen (dus voor circa 1200) heeft historici tot het begin van de jaren '50 nooit erg aangespro- ken Men kon zich met voorstellen dat een gebied dat met dijken al nauwelijks droog is te houden, zonder dijken bewoond zou zijn geweest Sedertdien zijn evenwel bewo- nmgssporen gevonden uit een periode die ver voor die omdijking ligt, dus ver voor 1200 (afb a) De verklanng hiervoor is te vinden in de geologische ontwikkeling van westelijk Nederland, het gebied waar de Zaanstreek deel van uitmaakt

De geologische structuur van Nederland is grotendeels bepaald tijdens de voorlaatste ijs tijd, de Saaie IJstijd, zo'n 140 000 jaar gele- den (Pleistoceen) Gletsjers bedekten in die penode ruim de helft van ons land Met name in het oosten en het midden (te weten Drente, de Veluwe, het Land van Nijmegen, de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi) is dat nog aan het landschap te zien In het westen van Nederland is op slechts nog een enkele plek een spoor te herkennen uit die penode, na melijk het hoge midden van Texel en Wierin- gen In de rest van westelijk Nederland ligt de pleistocene ondergrond erg diep, in de Zaanstreek zo'n twintig meter beneden het huidige oppervlak

De ontwikkeling van westelijk Nederland zoals WIJ het nu kennen begon in feite pas na de laatste ijstijd (de Weichsel IJstijd, circa 10000 jaar v Chr ) en met name vanaf rond 3000 V Chr met de vorming van de strand- wallen Op de oudste daarvan liggen nu Haarlem, Uitgeest en Limmen Achter deze strandwallen (laag, en kwetsbaar voor hoge zeewaterstanden) ontwikkelde zich een wad- dengebied, dat naar het oosten toe langzaam opliep tegen de hoge gebieden van Gaaster- land. de Veluwe en het Gooi In deze penode werd Drente bewoond door de volkeren van de Trechterbekercultuur, die hun duidelijke sporen in het landschap achterlieten in de vorm van de hunebedden In Noord-Holland zijn bewoningssporen (geen hunebedden) van hen teruggevonden in de buurt van Zand werven, in het zuiden van de Wienngermeer- polder Dit zijn de vroegste bewoningssporen in deze provincie In de daarop volgende pe- node breidden de strandwallen zich in weste- lijke richting uit en sloten zij het achterland steeds meer af van de directe invloed van de zee. Door het regen- en rivierwater dat zich het vanuit het hogere achterland een weg zocht naar zee verzoette het gebied. Daardoor kon zich een dik veenpakket vormen. Omstreeks 1900 v.Chr. was deze geologische ontwikke- ling zodanig gevorderd dat het westelijk deel van Assendelft net op de grens lag van het gebied waar de zee haar invloed nog kon doen gelden. Het overige deel van de Zaan- streek bestond uit een dik liet-veenpakket. waarin veenstroompjes zorgden voor de af- voer van het (regen)water naar het westen. In de omgeving van het huidige Beverwijk lag de monding van een estuarium (een trechter- vormige monding), waarin vermoedelijk de noordelijke aftakking van de Rijn (de Utrechtse Vecht) uitkwam (afb. b). De Zaan, van oorsprong een veenrivier(tje), kwam uit op die aftakking van de Rijn, het latere IJ, in dat stadium het Oer-U genoemd. Vondsten, onder andere van een bronzen vlakbijl te Vo- gelenzang en van een nederzetting en graf- heuvels te Velsen, tonen aan dat in deze pe- riode in het westelijk duingebied reeds men- sen hebben gewoond.

Omstreeks 1000 v.Chr. sloot het estuarium bij Beverwijk zich en verlegde de monding van het Oer-IJ zich naar het noorden, naar de omgeving van Egmond (afb. c). Het gebied van de Zaanstreek was in die periode (wel- licht heel hoge zeewaterstanden uitgezon- derd) geheel afgeschermd van directe zee-in- vloeden waardoor ook de oligotrofe veen- groei (hoogveen) zich verder in westelijke richting uitbreidde. In het overgangsgebied tussen het rietveen en het hoogveen, zo onge- veer ten noordwesten van de latere Dorps- straat in Assendelft, ontstonden plekken van hoogveen.

Door voortdurende aangroei aan de bovenkant, zakten deze hoogveenplekken door hun eigen gewicht weg in de slappe riet- veenbodem. Aldus werden eilandjes, met een diameter variërend tussen 50 en 200 me- ter, gevormd die in de hierna te bespreken periode de basis vormden van de bewoning in de Assendelver polder (afb. d, blz 38). Na de afsluiting van het zeegat bij Beverwijk kon het gebied rond het Oer-IJ-estuarium niet meer direct op de Noordzee afwateren. Hier- door steeg het grondwaterpeil in het veenge- bied, totdat het water een uitweg vond ten noorden van Assendelft, tussen Heems- kerk en Uitgeest. Op die plaats ontwikkelde zich een riviertje dat het achterland op de Noordzee liet afwateren. Zo ontstond een na- tuurlijke opening. Ook de zee kreeg hierdoor weer invloed op het gebied. Vooral bij noordwester stormen werden grote water- massa's naar binnen geperst door de opening die zich hierdoor verbreedde en al snel de omvang van een estuarium aannam. Het veen in het achterland was inmiddels zo hoog op- gegroeid dat het tijdens stormvloeden niet meer overstroomde; er ontstond een vrij groot niveauverschil tussen het grondwater- peil in het veen en het normale zeewatemi- veau. Hierdoor ontstonden in het randgebied - het westelijk deel van de Assendelver pol- ders - afwateringskreken die het hoge grond- water uit het veengebied afvoerden naar de lagere zee. Door deze ontwatering van het randgebied stopte de veengroei. Het gebied werd hiermee geschikt voor bewoning (zie voor de geologische ontwikkeling voorts bij: *Landschap).

2.2. Vroege bewoning (Vroege Ijzertijd, 650-550 v.Chr.)

Dat het westelijk deel van de Assendelver polders omstreeks 600 voor Christus ook daadwerkelijk bewoond was, werd in 1975 bewezen met de spectaculaire vondst van een wat de oppervlakte betreft complete drie- schepige boerderij, met een totale breedte van zes meter en een lengte van 18 meter. Deze boerderij, die door het IPP in haar ge- heel is opgegraven, werd gevonden op een afstand van honderd meter van de Genieweg, halverwege de Dorpsstraat en de Assendelver Zeedijk. Bijzonder van de vondst was dat door de goede conserverende werking van het veen zeer veel van de oorspronkelijke plattegrond bewaard was. Zowel aan de hand van het aangetroffen aardewerk als door mid- del van C-14 datering van het aangetroffen hout, onder andere de vlechtwand, werd aan- getoond dat de boerderij stamde uit circa 600 v.Chr. De boerderij bleek in eerste aanleg gebouwd te zijn met een dubbele vlecht- wand. In een latere fase was de binnenwand opgeheven. Opmerkelijk waren de vondsten van houtconstructies, zoals pen-en-gat-ver- bindingen, en van delen van wagenwielen en een complete peddel.

Uit de gedegen constructie van de boerderij bleek dat de eerste bewoners van de Zaan- streek geen toevallge passanten waren, maar doelbewust hier kwamen wonen. Zowel uit de indeling van de boerderij (onder meer was de stalindeling voor het vee duidelijk te her- kennen) als uit verdere vondsten, zoals geite- keutels, kon worden afgeleid dat de bewo- ners zich voornamelijk door het houden van vee in leven hielden. Daarnaast zullen zij zich ook met akkerbouw, jacht en visvangst hebben bezig gehouden.

Tegen een van de staanders van de boerderij werd een complete pot aangetroffen, zonder bijzondere inhoud. Mogelijk was deze pot een bouwoffer. Andere bijzondere vondsten waren: een bronzen naald van ongeveer tien centimeter lengte en een hertshoornen priem waarop de draaisporen duidelijk zichtbaar zijn. Het kenmerkende van het aardewerk uit deze periode (ook van het aardewerk uit deze vindplaats) is, dat het vervaardigd is van met steengruis verschraalde klei. Aangezien in de Zaanstreek van nature geen steen voorkomt moeten de vroegste bewoners van de Zaan- streek dus óf de complete potten, óf het ge- steente waarmee zij de klei magerden, van elders hebben betrokken. Zij hadden dus handelsbetrekkingen met andere gebieden De eerste periode van bewoning van de Zaanstreek duurde niet lang Doordat water aan het veen werd onttrokken, klonk nabij het estuarium het land m De opening van het estuarium werd steeds breder en tijdens noordwester stormen werden grote hoeveel heden zeewater naar binnen gestuwd De randgebieden liepen steeds vaker onder Me- de ook door de slechte ontwateringsmoge- lijkheden van de overige veengebieden rond Assendelft, nam de bewoningsmogelijkheid tegen het einde van de Vroege Ijzertijd af.

2 3 Zaanstreek onbewoond {Midden Ijzer- tijd. 550-200 V Chr

Tijdens de Midden Ijzertijd zette het proces van bodemdaling zich voort, schoven het in- tertijde gebied en de kwelders in oostelijke richting op en werd in het westelijk deel van de Assendelver Polders klei afgezet op het veen Door de druk van de klei zakte het veen in elkaar In het gebied tegen de huidige Groene Dijk ging dit proces zo lang door dat de kleiige afzettingen tot beneden het norma- le zeewaterpeil zakten en zich op die plaats een lagune ontwikkelde Op den duur ont- stond er evenwicht tussen het proces van op- slibbing van de grond en het wegzakken er- van in de venige onderlaag De lagune slibde dicht, met als gevolg stagnatie in de aan- en vooral de afvoer van het water uit het achter- liggende gebied Het gevolg was dat in de iets dieper gelegen delen geulen werden ge- vormd met aan weerszijden oeverwallen Dit voormalige krekensysteem was, vooral nabij de Groene Dijk. tot voor kort (begin 1980) nog duidelijk in het landschap herkenbaar De ruilverkavelingen na 1973 en daaropvol- gend de egalisatie van de weilanden veran- derden dat Tussen 400 en 350 v Chr slibden de geulen die de verbinding met het estuarium onder- hielden dicht (afb e) Het nabij gelegen net veengebied bleef verdere overstroming be- spaard Hierdoor begon niet alleen het net- veen weer te groeien maar ontwikkelden zich ook rond het gebied van de huidige Zuider- weg te Assendelft oligotrofe veeneilandjes Zij vormden de basis vooreen nieuwe peno- de van bewoning

2 4 Terugkeer bewoners (Late IJzertijd, 200 \ Chr -0)

Toen het veengebied voldoende boven het gemiddeld zeewaterpeil was uitgegroeid en natuurlijk werd ontwaterd, brak een nieuwe periode aan waann met name bij de huidige Zuiderweg het veengebied van de Assendel- ver polders geschikt werd voor bewoning Rond de Zuiderweg, tussen de Genie- en de Communicatieweg, ligt een groep van zeven vindplaatsen (afb f) Met behulp van de C- 14 datenngsmethode is vastgesteld dat de vondsten uit circa 170 V Chr stammen Mo- gelijk zijn tenminste enige van deze bewo- ningsplddtsen op hetzelfde moment bewoond geweest

Deze hernieuwde bewoning van de Assen- delver Polders staat niet op zichzelf In het

hele westelijke kustgebied van Nederland zijn sporen uit deze penode gevonden Uit de gelijksoortigheid van de vondsten kan wor- den afgeleid dat de bewoners van de verschil lende vindplaatsen zekere culturele betrek- kingen hebben onderhouden Hoe lang deze bewoningspenode in de As- sendelver polders heeft geduurd, is niet pre- cies te zeggen De tijd dat een huis in de pre- histone bewoond kon worden, was met al- leen afhankelijk van de milieu-omstandighe den, maar ook van de technische levensduur van de woning zelf Dit laatste werd (aange- nomen dat de woning niet eerder door brand of storm werd verwoest) bepaald door de staanders Het doorrotten daarvan zal niet veel langer dan 25 jaar hebben geduurd Uit de tot nu toe gevonden huisplattegronden kan niet worden afgeleid dat de woningen (door het plaatsen van nieuwe staanders) ingnjpen- de herstellingen hebben ondergaan Boven- dien geeft de dikte van de bewoningslagen binnen de huisplattegronden geen aanleiding zeer lange bewoningspenoden te vermoeden Het specifieke van de bewoningsplaatsen uit de Late Ijzertijd is dat het aardewerk overwe- gend IS vervaardigd uit klei, dat verschraald IS met het gruis van potscherven Dit in te- genstelling tot het aardewerk uit de Vroege Ijzertijd waarbij de verschraling voorname- lijk uit steen-gruis bestaat Een kenmerkende vondst uit veel vindplaatsen uit deze periode is een kleiplaat met gaten, die, voorzover thans kan worden nagegaan, maar in een en- kel exemplaar per vindplaats voorkomt In het geval van vindplaats Assendelft 32, lag deze plaat naast de haard Het was gevormd door een plak klei plat te drukken op de on- dergrond en er daarna met de vinger of met een stok gaten in te draaien Welke functie het heeft gehad binnen het huishouden van deze IJzertijdfamilie is nu een bron van gis- singen Mogelijk is er een verband met de vele speelschijfjes die in de woning zijn ge- vonden

2 5 Intensievere Bewoning (Vroeg Romeinse tijd, 0-200)

De Assendelver polders zijn in de Vroeg Ro- meinse tijd het meest intensief bewoond ge- weest Door een verbeterde afwatenng was niet alleen de gehele randzone van het net- moeras voor bewoning geschikt, maar ook delen van het rietmoeras zelf Ook het deel van Krommenie, gelegen tussen de Zuider- en de Noorder-Hoofdstraat en de Ham alsme- de de Krommenieer Woudpolder, waren toen bewoond Het totaal aantal vindplaatsen uit deze bewonmgs-penode beloopt in de Assen- delver polders ruim negentig, terwijl dit aan- tal in Krommenie ruim twintig is De grote overeenkomst tussen het hier gevonden aar- dewerk met dat uit het Friese Terpengebied uit dezelfde periode geeft duidelijk de relatie aan nissen beide gebieden, toen overigens nog met gescheiden door het IJsselmeer

In deze periode maakte het zuidelijk deel van Nederland, vanaf de Oude Rijn, deel uit van het Romeinse Rijk Met onder andere het bouwen van twee fortificaties bij Velsen in de eerste helft van de Ie eeuw na Chr , te we- ten van 15-30 na Chr en van 40 50 na Chr , trachtten de Romeinen grip te krijgen op het gebied ten noorden van de Rijn Zo dicht bij de Zaanstreek gelegen, moet deze Romeinse aanwezigheid ongetwijfeld invloed hebben gehad op de bewoners van dit gebied Hoe groot die invloed was valt moeilijk na te gaan, ook de omvang van de inheemse bevol- king in deze periode is nog moeilijk vast te stellen In verschillende vindplaatsen in As sendelft en Krommenie zijn fragmenten van Romeins aardewerk gevonden Niet valt na te gaan in hoeverre dit aardewerk afkomstig is van ruilhandel danwei dat het op andere wijze door de toenmalige bevolking is ver kregen

2.6 't Hain

Een vindplaats van deze bewoningspenode die er uitspringt door de relatief grote hoe veelheid Romeins aardewerk, is de vind- plaats Krommenie 14, ook wel 't Hain ge- noemd Deze vindplaats ligt nu onder het Provily sportpark in Krommenie en is in 1964 '65 gedeeltelijk opgegraven Bij de opgraving kwam een palissade te voorschijn waarbinnen zich de paalresten bevonden van een vierkant gebouwtje met veel asresten en potscherven

Sporen van een boerdenj ontbraken echter Naast veel fragmenten Romeins aardewerk bestonden de bijzondere vondsten uit een Ijzeren dissel (soort bijl), een hoopje van ca twintig slingerkogels en een potscherf met daarop ingekrast een tekening van wat een bootje zou kunnen voorstellen Welke bete kenis aan t Ham moet worden toegekend, is nog steeds een vraag Het zou een Romeinse voorpost van het fort te Velsen geweest kun- nen zijn, maar omdat het meeste potmateriaal inheems is, zou het ook binnen de inheemse bevolking een functie vervuld kunnen heb- ben een gewijde plaats''

2 7 Vertrek bewoners (Laat Romeinse tijd, 200-500)

Rond 200 na Chr kwam een einde aan de be- woningsmogelijkheden van het noordweste lijke deel van de Zaanstreek Door een slech- te afwatering van het gebied steeg het grond- waterpeil en kreeg de veengroei weer de overhand Deze periode van veengroei ging door totdat met de middeleeuwse ontginnin- gen (begin 1 Ie eeuw) een nieuwe bewo- ningspenode aanbrak, die tot heden voort duurt (afb g)

2 8 Vroege Middeleeuwen (500-1000)

De eerste middeleeuwse Assendelvers ves- tigden zich in de buurt waar nu de Zuiderweg IS en stichtten daar omstreek het jaar 1000 hun eerste kerk Kerk en kerkhof zijn in 1985 bij opgravingen uit hun vergetelheid gehaald en geven daarmee aansluiting op de periode waarin schriftelijke bronnen onze herinne- ring aan het verleden levend houden (Zie voorts de aanvulling 3 Zuidelijke Zaan- streek hieronder ) J.J. Stolp r a

Literatuur De vroegste geschiedenis van de Zaanstreek (AWN 1971), Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland, J H F Bloemers, L P Louwe Kooijmans, H Sarfatij, Amsterdam 1981, De Zaan streek archeologisch bekeken, daaruit drs R W Brandt 'De archeologie van de Zaan streek', drs P C Vos 'De relatie tussen de geologische ontwikkeling en de bewonings- geschiedenis in de Assendelver Polders vanaf 1000 V Chr ' en J J Stolp, r a 'Assendelft 32, een huis uit de Late IJzer-tijd', J J Stolp Zaanstad 1983, Assendelver Polder Papers I, R W Brandt, W Groenman van Waaterin ge, S E van der Leeuw, Amsterdam 1987

3 Zuidelijke Zaanstreek

De voorafgaande beschrijving van de bewo- ningsgeschiedenis van de Zaanstreek is geba- seerd op de onderzoeksresultaten van de AWN (Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland) in samenwerking met onder meer de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Deze opgravingen, sinds 1950 verricht, betreffen alleen de noordelijke Zaanstreek en vindplaatsen in (voornamelijk) Assendelft en Krommenie Voor 1950 vond geen gericht onderzoek plaats, maar met na- me in Zaandam zijn wel enkele vermeldens- waardige bodemvondsten gedaan

BIJ de verlegging van de spoorbaan tussen de Hembrug en het station Zaandam werden in december 1905 verscheidene vondsten ge- meld, die verantwoord zijn in het Jaarverslag van de *Zaanlandsche Oudheidkundige Ver- eeniging 'Jacob Honig Jansz Jr ' Men heeft zo bij toeval de plaats kunnen vaststellen van de uit archiefonderzoek reeds bekende neder- zetting Oud *Zaanden Deze in 1155 door de Westfriezen verwoeste nederzetting was ver- bonden met *Zaanderhorn, ook wel De Hoorn genoemd De vondst van Karolingisch aardewerk bevestigde dat Oud-Zaanden al in de 11e-12e eeuw heeft bestaan Een bij genoemde graafwerkzaamheden van 1905 aangetroffen merkwaardige boomstam grafkist bevindt zich in de Zaanlandsche Oudheidkamer te Zaandijk

Een bouwput in de *Klauwershoek (Zaan- dam) leverde bij gericht onderzoek in 1978 bewoningssporen uit de 14e eeuw op Er moet daar toen, of mogelijk eerder, een terp zijn opgeworpen De oudste scherven, daar gevonden, konden worden gedateerd op om- streeks 1325

Hoewel archiefonderzoek heeft bevestigd dat ook de *Burcht te Zaandam in de protohisto- ne van belang kan zijn geweest, is van de door *Boekenoogen geuite veronderstelling 'Het plein heet waarschijnlijk naar het oude slot der Oude Heeren van Zaanden' geen be- wijs gevonden Opgravingen zijn er met ver- richt, als er al van zo'n slot sprake is ge weest, zou het ook dichter bij het vroegere Oud-Zaanden gezocht moeten worden

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/archeologie.1446136412.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 17:34
  • (Externe bewerking)