beschuittoren

Dit is een oude revisie van het document!


Toren te Wormer, gebouwd in 1620, waarin een klok die de beschuitbakkers waarschuwde hun vuren te doven, of aangaf wanneer de vuren ontstoken mochten worden; gesloopt in 1896. De Wormer en Jisper beschuitbakkerijenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBeschuitbakkerij

Zie: Beschuit. Op deze plaats wordt uitsluitend de beschuitnijverheid te Wormer en Jisp behandeld, die gedurende de hele 17e eeuw, maar, zij het in mindere mate daarvóór, en daarna van aanzienlijke omvang was. Bij deze samenvatting van door anderen, maar voornamelijk door
, uitgeoefend in kleine houten panden, waren bijzonder brandgevaarlijk. Daarom werd in 1605 bepaald dat, om het brandgevaar te beperken, tussen 18:00 uur en 24:00 uur niet gebakken mocht worden.

Dankzij de kerkklok wisten de bakkers wanneer zij hun ovens moesten doven. Er werd gecontroleerd of zij dit stookverbod naleefden en bij overtreding werden zij beboet. De bakkers in het westen van het dorp konden zich er op beroepen dat zij bij ongunstige wind de kerkklok in het oosten van het dorp niet hoorden. Daarom werd besloten aan de westkant van het dorp een stenen toren met klok te bouwen, die ook om 6 uur en om 12 uur werd geluid.

Nadat de beschuitbakkerijen verdwenen raakte de toren zijn functie kwijt. De spits werd in 1804/1805 verwijderd. De gemeenteraad van Wormer besloot in 1895 niet over te gaan tot het afbreken van de bekende Beschuittoren en wendde pogingen aan om de nodige gelden voor de herstelling daarvan bijeen te brengen. Niettemin werd op 7 mei 1896 gemeld dat de toren te Wormer voor afbraak was verkocht aan zekere Boots te Haarlem, voor ongeveer f 450. Hij ontving, als hoogste bieder, het bepaalde strijkgeld. Boots was echter in Haarlem niet te vinden en ook in Wormer werd hij niet meer gezien.

Ongelukkig voor de toren, maar gelukkig voor de naam van de koper, was de toedracht van de zaak geheel anders dan eerder was gemeld. Secretaris-ontvanger van de gemeente Wormer, de Heer L. Rempt, stelde dienaangaande een zeer uitvoerig stuk beschikbaar aan het journaille van het Nieuws van de Dag waaruit bleek dat de koper, de firma Elbert Boots, Zomervaart No. 22, te Haarlem, niet alleen aan de Burgemeester, maar aan het gehele Gemeentebestuur ten volle solide voor kwam, waarom hem dan ook de koop gegund is, en de betaling van de koopsom was, geheel overeenkomstig een afspraak met de secretaris-ontvanger, geschied op de zesde dag na de verkoop, met en benevens de onkosten, hoewel er een tijdruimte van acht dagen voor gesteld was.

Met de afbraak moest de dag na de betaling begonnen worden, doch de Burgemeester verleende hun, op verzoek, nader vergunning om eerst op 4 mei 1896 daarmede te beginnen, en zo is ook geschied. Het vermoeden bestond, dat dit uitstel niet algemeen bekend was en de ingezetenen tot onjuiste gissingen verleid heeft, die geheel ongegrond bleken te wezen.

Op 16 mei 1896 blijkt het sloopwerk aan de Beschuittoren goed te vorderen. Zou op dezelfde voet nog een week worden voortgewerkt, dan zal het laatste bewijs van Wormers vroegere grootheid wel zijn verdwenen. De klok, die van het beste metaal is gemaakt en een groot zilvergehalte bevat, weegt ruim 450 kilo en vertegenwoordigt een waarde van minstens ƒ4OO, omgerekend de waarde, die zij waarschijnlijk nog heeft als oudheidkundig voorwerp. Zij draagt de inscripties van: 'Soli Deo Gloria. Henricus Meurs me fecit 1620.'

De vier gedenkstenen, die waren ingemetseld, bleven eigendom van de gemeente. Van de conterfeitsels daarop heeft men nog geen juiste verklaring kunnen geven. Eén bevat de naam van Pieter Cornelisen Omen, waarboven een leeuw, staande in een korf. De tweede, waarop het wapen van Wormer, bevat de naam van Willem Gerritsse; de derde waarop mede een wapen prijkt, draagt de naam van Dirck Jacobi Die Rueter. De vierde is te veel verweerd, om iets duidelijks te kunnen onderscheiden.

Jhr. van Riemsdijk, archivaris van het Rijksmuseum te Amsterdam, die ter plaatse een bezoek bracht, nam van de afbeeldingen op de stenen copie.

Na drie weken is de laatste hand gelegd aan het sloopwerk. In weerwil van de vermoedens die men koesterde omtrent het aanwezig zijn van de oorkonde, de juiste tijd van de stichting van het gebouw schijnt niet bekend te zijn, heeft men niets bijzonders kunnen vinden.

De hecht gebouwde muren bleken aan de voet één meter dik te zijn, terwijl de stenen een omvang hadden van 13 X 26 cM. De fondamentsteen is daarentegen klein en ziet er blauwachtig uit. Op de ongeveer 200 palen in het vierkant, waarop de toren rustte, lagen los zeven platen van dennenhout van 10 cM. dikte ; de koppen van de palen zagen er nog als nieuw uit.

Hoewel voor de klok, die ten minste ƒ 700 waard moet zijn, liefhebbers kwamen opdagen, onder andere wilde men haar kopen voor de R.K. kerk onder Halfweg, is zij thans naar Haarlem overgebracht, waar de sloper woont, bij wie men ook de dik verguld-koperen windwijzer en de verguld-houten uurwijzers kan zien. Het uurwerk schijnt echter geen andere waarde te hebben dan het metaal, waarvan het vervaardigd is, een soort van staal.

Door de School voor Kunstnijverheid te Haarlem werd eind juni 1896 een afgietsel genomen van de torenklok van de gesloopte Beschuittoren te Wormer. De klok zelf is nog altijd te koop.

De vier gevelstenen uit de beschuittoren werden eind 1940 ingemetseld in de oostmuur van het Honig Breethuisplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHonig Breethuis

Papierfabrikeurswoning, rijksmonument in gebruik als museum aan de Lagedijk 80 te Zaandijk, sinds 1940 in bezit van de gemeente Zaandijk en sedert 1974 in bezit van de gemeente Zaanstad. Het pand werd rond 1710 gebouwd door de Zaandijker
. Bij de viering van het 700-jarig bestaan van Wormer in 1981 werd een houten replica van de beschuittoren gebouwd, die daarna nog een aantal jaren bleef staan, maar inmiddels ook is verdwenen. Zie ook: Brandpreventieplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBrandpreventie

Het geheel van maatregelen ter voorkoming van brand en het beperken van brandgevaar. Van het georganiseerd blussen van brand is in de Zaanstreek voor het eerst sprake in de 16e eeuw. Omdat branden vaak 's nachts ontstonden werd in het eerste reglement voor het blussen van brand voorgeschreven dat aan ieder huis een lantaarn met een kaars erin moest zijn opgehangen. Op die manier kon in geval van brand de weg naar de plaats van de brand worden verlicht.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/beschuittoren.1516128164.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 17:25
  • (Externe bewerking)