Verschillen
Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisie Vorige revisie Volgende revisie | Vorige revisie | ||
bestuur:bestuur_en_rechtspraak_1 [2019/05/17 10:49] jan [Bestuur en rechtspraak tot ca. 1600] |
bestuur:bestuur_en_rechtspraak_1 [2020/09/11 18:16] (huidige) jan |
||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
- | |||
< | < | ||
- | ==== 1. Bestuur en rechtspraak tot ca. 1600 ==== | + | ==== Bestuur en rechtspraak tot ca. 1600 ==== |
</ | </ | ||
- | <nav type="tabs"> | + | <nav type="pills" justified=" |
* [[bestuur: | * [[bestuur: | ||
* [[bestuur: | * [[bestuur: | ||
* [[bestuur: | * [[bestuur: | ||
* [[bestuur: | * [[bestuur: | ||
- | |||
</ | </ | ||
+ | \\ | ||
+ | \\ | ||
=== 1.1. Algemeen === | === 1.1. Algemeen === | ||
Regel 24: | Regel 24: | ||
Tot circa de 5e eeuw behoorde Kennemerland tot Germania. Wat met de naam ' | Tot circa de 5e eeuw behoorde Kennemerland tot Germania. Wat met de naam ' | ||
- | De verschillende Germaanse stammen hadden geen gemeenschappelijk bestuur en rechtspraak; | + | De verschillende Germaanse stammen hadden geen gemeenschappelijk bestuur en rechtspraak; |
Aan het hoofd van de stam stond vaak een koning, een rex, die door het volk werd gekozen. Aan het hoofd van een gouw stond een gouwvorst, een princeps. Bestuur en rechtspraak waren niet gescheiden. De vrije mannen kwamen bijeen in het concilium civitatis, de grote volksvergadering, | Aan het hoofd van de stam stond vaak een koning, een rex, die door het volk werd gekozen. Aan het hoofd van een gouw stond een gouwvorst, een princeps. Bestuur en rechtspraak waren niet gescheiden. De vrije mannen kwamen bijeen in het concilium civitatis, de grote volksvergadering, | ||
Regel 155: | Regel 155: | ||
Karel V ging bij monde van de Staten geheel met dit voorstel akkoord. Beide dorpen kwamen na verloop van tijd tot de conclusie dat de schepenen een te zware taak op zich hadden genomen. Zij moesten in elk van de twee dorpen tweemaal per week zitting houden en bovendien alle beden en omslagen innen die de inwoners moesten opbrengen. Daar kwam nog bij dat de schepenen alle bestuurstaken én in Wormer en in Jisp moesten behartigen. Daarvoor moesten zij vaak de buren raadplegen, hetgeen tal van onvruchtbare vergaderingen ten gevolge had. Zij wensten nu een college van Raden of Vroedschappen van twintig personen om de schepenen behulpzaam te zijn en om mee te stemmen. Bovendien moesten zij meehelpen bij het innen van bedenomslagen. Zij moesten door de baljuw beëdigd worden. De Staten stemden hierin toe onder voorwaarde dat de vroedschappen zich niet bezig zouden mogen houden met 'het maken van keuren of politiën`. Bovendien bcpaalden de Staten dat de vroedschappen om de 2 of 3 jaar moesten aftreden (11 september 1565). Uit een akte van 16 februari 1567 bleek dat de baljuw uit de voordracht van een dubbeltal 20 personen tot vroedschap moest benoemen. De gekozenen zwoeren Raden en Waarschappen van Wormer en Jisp te zijn, en te komen als zij daartoe door schepenen werden opgeroepen, behalve in geval van ziekte en dergelijke. Voorts moesten zij zweren geheimhouding te betrachten en dat zij met geen ketterij besmet zijn. In 1588 maakten Wormer en Jisp bezwaar tegen het verpachten van het schoutambacht (ambt van schout). Dit gebeurde volgens hen altijd aan de meestbiedenden en niet aan de bekwaamsten. Zo was deze functie hier verpacht geweest aan Paulus van der Laen, die nu gestorven is. Beide dorpen wilden dat de pachtsom afgelost zou worden aan zijn erfgenamen, die de pacht echter niet wilden beëindigen. De Rekenkamer ging er mee akkoord dat de dorpen samen een som van 900 pond zouden betalen aan de genoemde erfgenamen, waarna de Rekenkamer Wormer en Jisp in het bezit zou stellen van het schoutambacht. De verschuldigde pachtsom mocht door de Rekenkamer te allen tijde afgelost worden met 644 pond en de belofte dat het schoutambacht niet opnieuw aan particulieren verpacht zou worden (16 januari 1588). | Karel V ging bij monde van de Staten geheel met dit voorstel akkoord. Beide dorpen kwamen na verloop van tijd tot de conclusie dat de schepenen een te zware taak op zich hadden genomen. Zij moesten in elk van de twee dorpen tweemaal per week zitting houden en bovendien alle beden en omslagen innen die de inwoners moesten opbrengen. Daar kwam nog bij dat de schepenen alle bestuurstaken én in Wormer en in Jisp moesten behartigen. Daarvoor moesten zij vaak de buren raadplegen, hetgeen tal van onvruchtbare vergaderingen ten gevolge had. Zij wensten nu een college van Raden of Vroedschappen van twintig personen om de schepenen behulpzaam te zijn en om mee te stemmen. Bovendien moesten zij meehelpen bij het innen van bedenomslagen. Zij moesten door de baljuw beëdigd worden. De Staten stemden hierin toe onder voorwaarde dat de vroedschappen zich niet bezig zouden mogen houden met 'het maken van keuren of politiën`. Bovendien bcpaalden de Staten dat de vroedschappen om de 2 of 3 jaar moesten aftreden (11 september 1565). Uit een akte van 16 februari 1567 bleek dat de baljuw uit de voordracht van een dubbeltal 20 personen tot vroedschap moest benoemen. De gekozenen zwoeren Raden en Waarschappen van Wormer en Jisp te zijn, en te komen als zij daartoe door schepenen werden opgeroepen, behalve in geval van ziekte en dergelijke. Voorts moesten zij zweren geheimhouding te betrachten en dat zij met geen ketterij besmet zijn. In 1588 maakten Wormer en Jisp bezwaar tegen het verpachten van het schoutambacht (ambt van schout). Dit gebeurde volgens hen altijd aan de meestbiedenden en niet aan de bekwaamsten. Zo was deze functie hier verpacht geweest aan Paulus van der Laen, die nu gestorven is. Beide dorpen wilden dat de pachtsom afgelost zou worden aan zijn erfgenamen, die de pacht echter niet wilden beëindigen. De Rekenkamer ging er mee akkoord dat de dorpen samen een som van 900 pond zouden betalen aan de genoemde erfgenamen, waarna de Rekenkamer Wormer en Jisp in het bezit zou stellen van het schoutambacht. De verschuldigde pachtsom mocht door de Rekenkamer te allen tijde afgelost worden met 644 pond en de belofte dat het schoutambacht niet opnieuw aan particulieren verpacht zou worden (16 januari 1588). | ||
- |