kinderspelen

No renderer 'pdf' found for mode 'pdf'

Voor zover ze afwijkend zijn of waren van wat elders gewoon is (was), worden kinderspelen beschouwd als een aspect van de regionale cultuur.

Dat lijkt een zwaarwichtige vaststelling, maar omdat cultuur eigenlijk een optelsom is van alle gevestigde gewoonten, is er geen aanleiding om kindergewoonten daarbij uit te zonderen. Integendeel, in het verleden waren de kinderspelen juist sterk aan tradities gebonden en ze konden bovendien plaatselijk of regionaal sterk van elkaar verschillen.

Dat dit artikel nadrukkelijk in de verleden tijd is gesteld, heeft alles te maken met de teloorgang van de typisch Zaanse kinderspelen. Door vele maatschappelijke veranderingen is het traditionele en regionaal bepaalde kinderspel verdwenen. Reden om hier enkele voorbeelden te noemen. Betippen of bekeuren was een groeps-buitenspel, dat neerkwam op het betrappen op wat vooraf als verboden handeling was afgesproken (bijvoorbeeld op twee benen staan, of op de trottoirband lopen enz.). Het spel verwees naar de overmaat aan ijver waarmee de vroegere schoutdienaren beboetten.

Takkie-de-man,het elders gebruikelijke 'krijgertje'. Het woord 'takkie' grijpt terug op het Middelnederlandse 'taken' (grijpen). Bij de variant Lessie ('het laatste tikje') zeiden de kinderen soms: 'Laatste lessie uit de pan, morgen krijg je er weer wat van'. Jaren, een groepsspel met 'vangers' en 'vrijen'. De vangers moesten de vrijen zien te grijpen in een gebied tussen op straat getrokken lijnen, een variant van 'Wolven en schapen'.

Bokkie-springen

Stientje-vort, een bijzondere vorm van 'bokkie-springen (baasje-over), waarbij vóór de bok een steen werd gelegd om het punt van de afsprong aan te geven. Uiteraard werd deze steen steeds meer naar voren geschoven. Lange bokken, ook een vorm van bokkiespringen, waarbij een rij kinderen ''kop-ankont' stond en de springers zo ver mogelijk op de ruggen van deze in de rij geplaatste kinderen moesten neerkomen. De kunst was om zoveel mogelijk springers op de bok te krijgen, die onveranderlijk met veel misbaar bezweek onder het gewicht.

Petjebal, het beurtelings gooien met een bal naar een rij tegen de muur gelegde petten. Kwam de bal in een pet, dan moest de eigenaar ervan de wegrennende werper met de bal proberen te raken. Opskoilders (verstoppertje) in vele varianten, waaronder spanjolen. Deze naam herinnert uiteraard aan de Spaanse tijd (16e eeuw). Opskoilders werd soms in grote groepen gespeeld en kon zich dan over een uitgebreid gebied uitstrekken. Herrie, als benaming voor verschillende spelen. waaronder bijvoorbeeld 'herrie-herrieprous', een balspel.

Tukkelen, een ijsspel waarbij met een steen werd gegooid naar een blokje hout waarop centen waren gelegd. Kolen of klauwen, een werpspel met door lood verzwaarde koeie- of paardekootjes naar een rij knikkers. Knikkeren, vaak knarren genoemd, in vele varianten. zoals 'potje-pik' (ook 'koelekiegoef' geheten), 'spanbotten' (waarmee de afstand tussen de knikkers met de uitgestrekte hand werd gemeten). 'Esie-pik, 'gorren', 'poderen' en 'opkluten' (een soort dobbelspel met knikkers). De verschillende soorten knikkers hadden allerlei namen, zoals dolken, alikassen, pollen, polleka's, pottebaaiers en looie daize.

Vermelding verdienen de vele specifieke Zaanse 'omtelraimpies' (aftelversjes) en de spelliedjes bij bijvoorbeeld touwtje springen, kaatsebal en schommelen. Door dr. G.J. Boekenoogen is een aantal Zaanse spelliedjes uit de 19e eeuw geïnventariseerd. De collectie bevindt zich in het Meertens Instituut in Amsterdam. Spelen werd ook ketteren genoemd, afgeleid van het Zaanse woord 'ket', dat plezier betekent en ooit werd gevormd uit het Franse 'gaité'. Een ander Frans woord, 'but' (doel), vormde zich tot buur. 'Buut' werd bijvoorbeeld geroepen als men het honk, de vrijplaats bereikte.

Allerlei ook elders bekende kindervermaken hadden verder Zaanse namen zoals aisie-lidderen (ook wel trochelen genoemd) poisi'e vangen (deurtje-bel) en koegelen, kietelen of priezelen (keilen).

Klaas Woudt

Literatuur:

  • dr. G.J. Boekenoogenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBoekenoogen, Gerrit Jacob

    Wormerveer 18 april 1868 - Leiden 26 augustus 1930

    Taalkundige, vooral bekend geworden door zijn academische proefschrift 'De Zaanse Volkstaal', waarop hij in 1896 in Leiden cum laude promoveerde. De hoofdinhoud van dit in 1897 uitgegeven lijvige werk wordt gevormd door het Idioticon, waarvan is getuigd dat het buiten kijf het meest volledige en best bewerkte woordenboek van enige Nederlandse streektaal is.
    , verspreide gegevens in De Zaanse Volkstaal, Zaandijk 1971;
  • Pieter Boorsmaplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBoorsma, Pieter

    Koog aan de Zaan, 10 oktober 1871 - 19 september 1951 Het Pink Pieter Boorsma stamde uit een arbeidersgezin, was sociaal zeer bewogen en gold politiek gezien als anarchist. Als jongeman was hij bevriend met F. Domela Nieuwenhuis. De overlevering wil dat zij tijdens een staking bij het oliebedrijf Het Hart en De Zwaan ’s nachts getweeën in een lantaarnpaal vóór het huis van de directeur van het bedrijf klommen en leuzen riepen. Zijn opvattingen vertolkte hij later in een aantal …
    , in De Zaende, jaargangen 1948 en 1949;
  • mr. D. Visplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigVis, Mr. Dirk

    Nederhorst den Berg 8 juli 1906 - Driebergen 2002

    Auteur van een groot aantal belangrijke publicaties over de Zaanstreek op historisch gebied. Mr. Dirk Vis stamt uit een oud Zaans geslacht en bracht zijn jeugd door in Westzaan.

    Na een opleiding aan de HBS in Zaandam en een rechtenstudie aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam waar hij in 1931 afstudeerde, werkte hij korte tijd als advocaat en procureur, maar in 1933 ging hij als illustrator en kunstschilder werken.
    . De Zaanstreek. Leiden 1948;
  • M. Zwaagdijk. in De Zaende 1951.
  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/pages/kinderspelen.txt
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/07 12:05
  • (Externe bewerking)