onderwijs:nevenfuncties

No renderer 'pdf' found for mode 'pdf'

Onderwijs 1.2.2

Nevenfuncties

De combinatie van verschillende functies was uit financieel oogpunt voor de onderwijsgevenden een bittere noodzaak. Het beroep van schoolmeester behoorde tot de slechtst betaalde. Heel lang bestond het inkomen van schoolmeesters uit stoffelijke goederen die de leerlingen ten behoeve van de eerste levensbehoeften van de onderwijsgevende meenamen.

In 1590 werd in Zaandam het inkomen van een schoolmeester voor het eerst formeel geregeld en bepaald op 'een blank of 6 duiten, in de plaats van de eijeren of worst die door ieder thuis te zijnen behoeve moesten worden opgebragt'.

Blanken en duiten waren muntstukken die vanaf de 14e eeuw tot in respectievelijk de 16e en begin 19e eeuw in Nederland als betaalmiddel dienst hebben gedaan. Een duit had de waarde van 1/8 stuiver. Een blank had aldus een waarde van 3/4 stuiver. Een duit was aanvankelijk van zilver gemaakt, na 1573 van koper. Een blank bestond uit 'goed', blank, zilver.

In 1690 ontving een schoolmeester, tevens koster, voorzanger en gravenmaker in Zaandam f 150,- per jaar; hij had daarbij vrij wonen en kreeg wekelijks een bijdrage van enkele centen van de leerlingen. Omstreeks 1850 ontving een hoofdonderwijzer totaal ongeveer f 1.880,- per jaar, inclusief het loon als voorzanger en het loon voor het geven van huisonderwijs.

Bij de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen lagen deze bedragen veelal nog lager. Zo wordt in het boekje 100 jaar Katholiek onderwijs Wormerveer uit 1987 van W.A.G. Wolvers een bedrag van f 800.- per jaar genoemd voor een hoofdonderwijzer. Het betrof het jaarsalaris van H.J.A. Ahsman. Hij was uit Delft afkomstig en was het eerste hoofd van de in 1886 gestichte katholieke Jozefschool in Wormerveer. Deze school was één van de eerste en volgens sommigen zelfs de allereerste katholieke lekenschool in het bisdom Haarlem.

Een gewone schoolmeester ontving omstreeks 1850 f 325,- tot f 400,-, een matresse van een bewaarschool ongeveer f 125,- en een zogenaamde kwekeling f 25,- à f 30,- per jaar. Ter vergelijking: de laagste lonen in die tijd werden verdiend door de textielarbeiders in Twente, zo'n f 400,- per jaar. Matrozen en stokers op de vaart ontvingen f 360,- per jaar met gratis voeding en verzorging aan boord.

Het was dus niet verwonderlijk dat schoolmeesters hun inkomen door middel van de meest vreemdsoortige nevenfuncties probeerden op te krikken. Omstreeks 1600 kwamen in de Zaanstreek de volgende nevenfuncties van onderwijsgevenden voor:

  • Boekbinder,
  • Boekenuitschrijver,
  • Boêlbrieven invanger
  • Droogscheerder,
  • Glazecloet- en doodkistmaker,
  • Haarsnijder,
  • Impost-aanteekenaar,
  • Klompen- en korfmaker,
  • Koster
  • Nettebreider,
  • Schoenlapper,
  • Schotgaarder,
  • Steenhouwer,
  • Verwer,
  • Wondecureerder,
  • en etlijke lepelerijen waar een stuiver of twee mede te verdienen is'.

Het aanzien van de schoolmeester werd onder meer bepaald door de nevenfuncties die hij of zij vervulde. Zo was Dirck Adriaansz. Valcoogh, omstreeks 1600 een zeer bekend onderwijzer in de Zaanstreek, tevens koster en notaris. Dat was ook bij Jarigh Douwesz de Monighusen uit Krommenie het geval.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/pages/onderwijs/nevenfuncties.txt
  • Laatst gewijzigd: 2023/12/11 11:14
  • door winnie