Verschillen
Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
stijfselfabricage [2016/07/04 11:24] jan |
stijfselfabricage [2020/09/07 12:08] |
||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
- | ==== Stijfselfabricage ==== | ||
- | Belangrijke bedrijfstak in de Zaanse economie, reeds aan het einde van de 16e eeuw aanwezig; vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ook in (stoom)fabrieken, | ||
- | Teruggaand in de geschiedenis van de stijfselfabricage blijkt dat in het verleden stijfsel vooral uit rijst en tarwe werd geproduceerd, | ||
- | |||
- | === Algemeen === | ||
- | |||
- | De mens is al vroeg begonnen met het stijven van verschillende kledingstukken. Daartoe gebruikte men verschillende hulpmiddelen. onder andere lijm en gelatine. Ook stijfsel was reeds vroeg bekend: de bewoners van het Griekse eiland Chios zouden in de oudheid al stijfsel hebben gebruikt (een stijfselfabriek in Koog kreeg daarom de naam Chios) en ca. 200 jaar voor Christus meldde de Romein Cato dat voor het stijven van linnengoed stijfsel werd gebruikt. Uit de 14e en 15e eeuw stammen berichten over het gebruik van stijfsel in Vlaanderen en Engeland. | ||
- | |||
- | De Nederlandse stijfselmakerij werd na de 16e eeuw internationaal bijzonder belangrijk. Uit oude bescheiden blijkt dat alle stijfsel die in Engeland en Amerika werd gebruikt in Holland werd gefabriceerd; | ||
- | |||
- | === Ontwikkeling in de Zaanstreek === | ||
- | |||
- | |||
- | De Hollandse tarwe-stijfselfabricage heeft haar centrum steeds in de Zaandorpen gevonden. Het is niet bekend of de bereiding van stijfsel uit tarwe ook in de Zaanstreek is uitgevonden, | ||
- | |||
- | Uit de Resolutie der Staten van Holland uit 1596 blijkt dat er in Wormer en Jisp in dat jaar in ieder geval al meer dan zes stijfselmakers (waaronder drie vrouwen) waren. In 1598 gebruikten de stijfselmakers te Wormer (mogelijk zijn die van Jisp hierbij gerekend) reeds 'ter weecke dertigh Last Tarwen' | ||
- | |||
- | Het aantal van meer dan zes stijfselmakers in Wormer en Jisp in 1596 en de omvang van de productie in 1598 doen vermoeden dat stijfsel en de fabricage daarvan in deze streken reeds langere tijd bekend waren. Maar op grotere schaal vond de fabricage waarschijnlijk eerst aan het eind van de 16e eeuw plaats: de komst van vluchtelingen voor de Spanjaarden (met name van de Vlaamse doopsgezinden) heeft hierbij waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld. De stijfselmakerij is steeds gedomineerd door de doopsgezinden. [[aten3|J. Aten]] deelde mee dat van de door hem uit transportregisters en notariële stukken opgetekende 21 exploitanten van stijfselhuizen te Wormerveer (tussen 1720 en 1862) twintig doopsgezind waren en slechts één hervormd. | ||
- | |||
- | Uitzondering was Oostzaan, waar de meeste stijfselmakers hervormd waren. Uit de 17e eeuw stammen verschillende losse vermeldingen die de aanwezigheid van stijfselfabrieken in de Zaanstreek aantonen. In 1605 was sprake van de keuring van o.a. de ' | ||
- | |||
- | Toen in 1641 een aantal Noordhollandse dorpen (waaronder de Zaandorpen) een 'Korte Deductie' | ||
- | |||
- | Vermeld is reeds het verbod in verschillende [[padreglement|pads-ordonnantiën]] op de vestiging van stijfselmakerijen. De door het bedrijf verspreide geur was verre van aangenaam en ook de zuiverheid van het slootwater werd door de stijfselfabricage aangetast. In verband hiermee moest reeds voor 1598 de stijfselfabricage uit de dorpskommen van Wormer en Jisp verder het veld in worden verplaatst. Ook daarna werden nog verschillende klachten over het door stijfselwater bedorven slootwater genoteerd. Inzicht in de omvang van de Zaanse stijfselfabricage in de 17e eeuw is te verkrijgen uit een stuk uit 1679, waaruit blijkt dat de Zaanse stijfselmakers ten minste 1000 last tarwe verwerkten, hetgeen neerkomt op de productie van ca. 2 miljoen pond stijfsel. De stijfselfabricage was sinds het eind van de 16e eeuw (met alleen al in Wormer (en Jisp'? | ||
- | |||
- | In Wormer en Jisp was weinig van de industrie overgebleven; | ||
- | |||
- | Tot in het laatste kwart van de 18e eeuw wordt echter in vergelijking met de in Utrecht gefabriceerde stijfsel de Noordhollandse stijfsel geroemd om zijn kwaliteit. Ook in Nijmegen bloeide in de 18e eeuw de stijfselfabricage op; de hier geproduceerde stijfsel was waarschijnlijk goed van kwaliteit. Daarnaast groeide de concurrentie uit het buitenland. Verscheidene stukken tonen het vertrek van Zaanse stijfselmakers aan naar Lübeck, Denemarken en Zweden. Door het schone water aldaar en de goede kwaliteit van de tarwe werd daar kwalitatief zeer goede stijfsel gemaakt. De concurrentie en de dalende koopkracht hebben de Zaanse stijfselfabricage in de 18e eeuw negatief beïnvloed. Mede onder invloed hiervan zocht men naar goedkopere grondstoffen, | ||
- | |||
- | In 1743 besloten de Staten van Holland echter het maken van stijfsel uit aardappelen te verbieden, evenals de invoer van stijfsel van aardappelen. Bij overtreding werd een boete van 600 gulden geheven. Ook de 19e eeuw was een moeilijke tijd voor de Zaanse stijfselfabricage. Economisch en technisch heeft de stijfselfabricage tot circa 1880 nauwelijks veranderingen ondergaan. De stijfselfabricage werd geheel uitgevoerd in kleine bedrijfjes. Gebruikelijk werkten op een stijfselmakerij vijf personen, vier volwassenen en een jongen. De werktijden waren lang (vijftien, zestien, of meer uur per dag) en de lonen waren niet hoog, de jon~ gens in de bedrijven bakten van de uit tarwe bereide stijfsel soms pannekoeken om de schreeuwende honger te stillen. De volwassen stijfselmakers ontvingen nog een kleine aanvulling op het loon in de vergunning een heel of een half varken per jaar te mogen vetmesten met stijfseldrank. De stijfseldrank was een belangrijk bijproduct van de stijfselfabricage. Dit voedzame vocht deed de dieren soms een gewicht van meer dan duizend pond verkrijgen. | ||
- | |||
- | De combinatie stijfselmakerij-varkensmesterij was oud en wordt reeds vroeg in protocollen vermeld. De varkensmesterijen konden een grote waarde vertegenwoordigen. Mede daardoor waren de winsten van de ondernemers in de stijfselfabricage hoog. De traditionele Zaanse stijfselfabricage (met de productie van tarwe-stijfsel in kleinbedrijf) bleef rond de vierhonderd jaar vrijwel onveranderd. In de tweede helft van de 19e eeuw kwam daar echter verandering in. In 1867 werd in de Zaanstreek de basis gelegd voor de productie van stijfsel uit mais, toen Klaas Honig Czn. ten behoeve van zijn zoon [[honig3|Meindert Klaaszoon Honig]] voor 5000 gulden stijfselhuis De Troffel aankocht. M.K. Honig liet (tegen de zin van zijn vader) een stoommachine in het stijfselhuis plaatsen en begon in 1875 met de import van mais als grondstof voor de stijfsel. | ||
- | |||
- | De andere Zaanse stijfselmakers bleven tarwe-stijfsel fabriceren, maar konden de concurrentie met de mais-stijfsel al snel niet meer aan. De enige bedrijven die overleefden waren de nv Stijfsel- en Aleuronaatfabriek der firma Jacob Duyvis te Koog en de nv Latensteins Stijfsclfabriek te Oostzaan. Zij pasten een geheel nieuw procédé van tarwemeel-verwerking toe, waarbij het waardevolle eiwit niet meer geheel verloren ging. De aandelen van Latensteins stijfselfabriek werden in 1922 door Honig verworven; het bedrijf werd in 1925 (na een brand) verplaatst naar Nijmegen. Fabricageproces Het productieproces. zoals dat in het verleden plaatsvond. was zoals begrijpelijk aanzienlijk primitiever dan nu, hoewel het principe van het proces - te weten het inweken van de mais (en vroeger de tarwe) in water. het losmaken van de bestanddelen van de mais en het scheiden van deze bestanddelen door middel van het verschil in soortelijk gewicht (dichtheid) - nog steeds plaatsvindt. Door de verbeterde technologie en de automatisering van de laatste jaren, is de productie ten opzichte van vroeger enorm vergroot, de verstoring van het proces nagenoeg opgeheven en de kwaliteit van het product stijfsel (zetmeel) nagenoeg optimaal. De mais is meestal afkomstig uit Amerika. maar in ieder geval uit die delen van de wereld waar een subtropisch of een tropisch klimaat heerst, en wordt in grote tonnen. waarin zwaveldioxide-houdend water, gedurende 38 tot 45 uren bij een temperatuur van 40-50 graden Celsius ingeweekt, tot de maiskorrels voldoende zacht geworden zijn om de noodzakelijke scheidingsbewerkingen te ondergaan. Het inweken is een bijzonder kritisch proces omdat hierdoor de kwaliteit van de stijfsel (zetmeel) wordt bepaald. De maiskorrel bestaat uit zetmeel, plantaardig eiwit. een kleine hoeveelheid mineralen/ |