verffabricage

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

verffabricage [2017/07/26 01:14]
verffabricage [2019/05/16 00:29]
Regel 10: Regel 10:
 Vermoedelijk vanaf de vroegste bewoning is ook in de Zaanstreek verf gebruikt. Maar aangenomen mag worden dat voor 1500 pek en teer het meest gebruikt werden voor bescherming van de gebouwen; het schilderen met lijnolieverf kwam vrij laat tot ontwikkeling. Dat is waarschijnlijk een gevolg van het feit dat lijnolieverf relatief duur was. Deze verf werd voornamelijk toegepast op kleinere objecten als altaarstukken, draagstoelen, wapenschilden, banieren en dergelijke. Lijnolieverf voor het schilderen van gebouwen kwam pas in de 16e en eerst goed in de 17e en 18e eeuw in zwang.  Vermoedelijk vanaf de vroegste bewoning is ook in de Zaanstreek verf gebruikt. Maar aangenomen mag worden dat voor 1500 pek en teer het meest gebruikt werden voor bescherming van de gebouwen; het schilderen met lijnolieverf kwam vrij laat tot ontwikkeling. Dat is waarschijnlijk een gevolg van het feit dat lijnolieverf relatief duur was. Deze verf werd voornamelijk toegepast op kleinere objecten als altaarstukken, draagstoelen, wapenschilden, banieren en dergelijke. Lijnolieverf voor het schilderen van gebouwen kwam pas in de 16e en eerst goed in de 17e en 18e eeuw in zwang. 
  
-Bezoekers van de Zaanstreek, zo blijkt uit reisbeschrijvingen uit deze eeuwen, hebben zich meermalen verwonderd over de nette staat en vooral over het zorgvuldig en overvloedig schilderen van de huizen. Dit was in de eerste plaats een vanzelfsprekend gevolg van de Zaanse [[houtbouw|houtbouw]]. Hout vraagt als bouwmateriaal een veel zorgvuldiger onderhoud dan steen. Daarbij zorgden de lage ligging en de vochtigheid van de Zaanstreek dat extra bescherming nodig was. De Zaanse verfindustrie vond hierdoor een groot afzetterrein in de eigen streek. Groen was (zeker vanaf het eind van de 18e eeuwde meest gebruikte kleur (zie: [[zaans_groen_2|Zaans Groen]]), maar beslist niet de enige. Bijvoorbeeld grijs en geel worden ook als veel in de streek voorkomende kleuren van huizen genoemd. +Bezoekers van de Zaanstreek, zo blijkt uit reisbeschrijvingen uit deze eeuwen, hebben zich meermalen verwonderd over de nette staat en vooral over het zorgvuldig en overvloedig schilderen van de huizen. Dit was in de eerste plaats een vanzelfsprekend gevolg van de Zaanse [[houtbouw|houtbouw]]. Hout vraagt als bouwmateriaal een veel zorgvuldiger onderhoud dan steen. Daarbij zorgden de lage ligging en de vochtigheid van de Zaanstreek dat extra bescherming nodig was. De Zaanse verfindustrie vond hierdoor een groot afzetterrein in de eigen streek. Groen was zeker vanaf het eind van de 18e eeuw de meest gebruikte kleur (zie: [[zaans_groen_2|Zaans Groen]]), maar beslist niet de enige. Bijvoorbeeld grijs en geel worden ook als veel in de streek voorkomende kleuren van huizen genoemd. 
 == Eerste verfmolen == == Eerste verfmolen ==
  
-De eerste verfmolen in de Zaanstreek werd opgericht in juni 1601 in Zaandijk voor [[ley|Pieter Jansz van der Ley]]. In deze molen (de Brazilië- of [[Parseleimolen]]werd verfhout gemalen. Het verfhout, waarvan het Afrikaanse en later ook Zuidamerikaanse braziliëhout (het land Brazilie dankt zijn naam hieraan) de belangrijkste soort was, werd in gemalen of geraspte toestand gebruikt voor het verven van zijde, wol en laken. De ingevoerde stammen van het zeer harde, rode, in Nederland reeds in de 13e eeuw bekende, braziliëhout moesten nog belangrijke bewerkingen ondergaan om kleurstoffen af te kunnen geven. Hoe fijner de houtstof werd verdeeld, des te beter werd de kleurstof uitgetrokken. Oorspronkelijk hakte men het hout alleen maar in stukken, later ging men het met de hand raspen, waardoor een vezelachtig zaagsel werd verkregen. +De eerste verfmolen in de Zaanstreek werd opgericht in juni 1601 in Zaandijk voor [[ley|Pieter Jansz van der Ley]]. In deze molende [[Parseleimolen|Brazilië- of Parseleimolen]] werd verfhout gemalen. Het verfhout, waarvan het Afrikaanse en later ook Zuidamerikaanse Braziliëhout, waar Brazilië haar naam aan dankt, de belangrijkste soort was, werd in gemalen of geraspte toestand gebruikt voor het verven van zijde, wol en laken. De ingevoerde stammen van het zeer harde, rode, in Nederland reeds in de 13e eeuw bekende, Braziliëhout moesten nog belangrijke bewerkingen ondergaan om kleurstoffen af te kunnen geven. Hoe fijner de houtstof werd verdeeld, des te beter werd de kleurstof uitgetrokken. Oorspronkelijk hakte men het hout alleen maar in stukken, later ging men het met de hand raspen, waardoor een vezelachtig zaagsel werd verkregen. 
  
-Vanaf het begin van de 17e eeuw werden de windmolens bekend, waar het (eerst met een bijl tot spaanders gekapte) hout tussen stenen fijn werd gemalen. De verfhoutmolens gaven het beste product; toch zou het met de hand raspen nog ruim twee eeuwen in zwang blijven. Dat deze concurrentie zo lang bleef bestaan is vooral een gevolg van het feit dat het met de hand raspen van braziliëhout in de Amsterdamse tuchthuizen werd beschouwd als dienstig 'tot kastijding en oefening van degenen die in het tuchthuis dezer stede moeten werken'. Het Amsterdamse tuchthuis (dat in verband hiermee ook wel rasphuis werd genoemdwerd opgezet als een soort reclasseringsinrichting. De aanvankelijk nagestreefde verbetering van de bedelaars en boeven werd echter al gauw geheel uit het oog verloren en het economisch gewin door het raspen werd hoofddoel. Het tuchthuis treft daardoor de blaam de natuurlijke economische ontwikkeling van de verfhoutindustrie gedurende eeuwen te hebben belemmerd. +Vanaf het begin van de 17e eeuw werden de windmolens bekend, waar het (eerst met een bijl tot spaanders gekapte) hout tussen stenen fijn werd gemalen. De verfhoutmolens gaven het beste product; toch zou het met de hand raspen nog ruim twee eeuwen in zwang blijven. Dat deze concurrentie zo lang bleef bestaan is vooral een gevolg van het feit dat het met de hand raspen van Braziliëhout in de Amsterdamse tuchthuizen werd beschouwd als dienstig 'tot kastijding en oefening van degenen die in het tuchthuis dezer stede moeten werken'. Het Amsterdamse tuchthuisin verband hiermee ook wel rasphuis werd genoemdwerd opgezet als een soort reclasseringsinrichting. De aanvankelijk nagestreefde verbetering van de bedelaars en boeven werd echter al gauw geheel uit het oog verloren en het economisch gewin door het raspen werd hoofddoel. Het tuchthuis treft daardoor de blaam de natuurlijke economische ontwikkeling van de verfhoutindustrie gedurende eeuwen te hebben belemmerd. 
  
-De remmende werking van het rasphuis begon al in 1599, toen de regering van Amsterdam ter versteviging van de positie van het reclasseringsoord en om de tuchtelingen voldoende werk te kunnen bieden, een keur uitvaardigde. Daarin werd bepaald dat niemand anders binnen Amsterdam of de jurisdictie daarvan enig braziliëhout zou mogen raspen dan de tuchtelingen, op verbeurten van het gereedschap dat de overtreders van deze keur zouden gebruiken. Deze keur had echter slechts een beperkte uitstraling. Twee jaar nadat zij werd afgevaardigd werd in [[Zaandijk]] de [[Parseleimolen|Brazilië- of Parseleimolen]] gebouwd, die al spoedig zo'n grote productie bereikte, dat het tuchthuis ernstig schade werd aangedaan. +De remmende werking van het rasphuis begon al in 1599, toen de regering van Amsterdam ter versteviging van de positie van het reclasseringsoord en om de tuchtelingen voldoende werk te kunnen bieden, een keur uitvaardigde. Daarin werd bepaald dat niemand anders binnen Amsterdam of de jurisdictie daarvan enig Braziliëhout zou mogen raspen dan de tuchtelingen, op verbeurten van het gereedschap dat de overtreders van deze keur zouden gebruiken. Deze keur had echter slechts een beperkte uitstraling. Twee jaar nadat zij werd afgevaardigd werd in [[Zaandijk]] de [[Parseleimolen|Brazilië- of Parseleimolen]] gebouwd, die al spoedig zo'n grote productie bereikte, dat het tuchthuis ernstig schade werd aangedaan. 
  
-Aangezien Zaandijk buiten de jurisdictie van de regenten te Amsterdam viel, zat er voor hen niets anders op dan een overeenkomst met Van der Ley te sluiten. Kort daarna riepen de Amsterdamse regenten, om zich in de toekomst tegen zulke gevaren te beschermen, de hulp in van de Staten van Holland en West-Friesland, die het Amsterdamse tuchthuis weldra een monopolie-contract verleenden, waarbij het met uitsluiting van ieder ander in geheel Holland en West-Friesland het alleenrecht kreeg op het malen van verfhout. De Parseleimolen in Zaandijk werd daarna gesloopt (1602)+Aangezien Zaandijk buiten de jurisdictie van de regenten te Amsterdam viel, zat er voor hen niets anders op dan een overeenkomst met Van der Ley te sluiten. Kort daarna riepen de Amsterdamse regenten, om zich in de toekomst tegen zulke gevaren te beschermen, de hulp in van de Staten van Holland en West-Friesland, die het Amsterdamse tuchthuis weldra een monopolie-contract verleenden, waarbij het met uitsluiting van ieder ander in geheel Holland en West-Friesland het alleenrecht kreeg op het malen van verfhout. De Parseleimolen in Zaandijk werd daarna gesloopt in 1602. 
 == Monopolie == == Monopolie ==
  
Regel 32: Regel 32:
  
  
-In de 17e en 18e eeuw worden als verfkopers en eigenaars van verfmolens namen genoemd, die ook in later eeuwen een bekende klank hadden zoals Schoen, zie [[Sigma]], Van Bentem, zie [[Storm|De Storm]], Van Bentem en Kluyver, en Vis, zie [[vis2|Heyme Vis]] en [[vis4|Jacob Vis]]. Ook zij zullen zich aan de bestaande gewoonte hebben gehouden dat pigmenten als chromaatgroen, zinkgroen en dergelijke verkocht werden in sterk versneden kwaliteit, welke tot een relatief vrij hoge prijs werden geleverd aan de schilder. Iedere verfverkoper verkocht bij voorkeur de kleur groen, omdat de mate van versnijding hiervan vaak niet gemakkelijk was te ontdekken. Tot het laatst van de 19e eeuw bleven de schilders hun verven zelf maken. +In de 17e en 18e eeuw worden als verfkopers en eigenaars van verfmolens namen genoemd, die ook in later eeuwen een bekende klank hadden zoals 
 +  * Schoen, zie [[Sigma]],  
 +  * Van Bentem, zie [[Storm|De Storm]],  
 +  * Van Bentem en Kluyver,  
 +  * Vis, zie [[vis_heyme_ondernemersgeslacht|Heyme Vis]]  
 +  * [[vis4|Jacob Vis]].  
 +  
 +Ook zij zullen zich aan de bestaande gewoonte hebben gehouden dat pigmenten als chromaatgroen, zinkgroen en dergelijke verkocht werden in sterk versneden kwaliteit, welke tot een relatief vrij hoge prijs werden geleverd aan de schilder. Iedere verfverkoper verkocht bij voorkeur de kleur groen, omdat de mate van versnijding hiervan vaak niet gemakkelijk was te ontdekken. Tot het laatst van de 19e eeuw bleven de schilders hun verven zelf maken. 
  
 De pigmenten of droge verven werden in de stille wintertijd door de schilders zelf in olie fijngewreven. Het waren betrekkelijk eenvoudige producten, samengesteld uit lijnolie en pigmenten en terpentijn. De wrijfsteen hoorde tot de vaste attributen in iedere schilderswerkplaats.  De pigmenten of droge verven werden in de stille wintertijd door de schilders zelf in olie fijngewreven. Het waren betrekkelijk eenvoudige producten, samengesteld uit lijnolie en pigmenten en terpentijn. De wrijfsteen hoorde tot de vaste attributen in iedere schilderswerkplaats. 
  
-Omstreeks 1860 kwamen pas de eerste handmolens in de schilderswerkplaats in gebruik, spoedig gevolgd door de potmolens met een capaciteit van ongeveer 25 kilo en de trechtermolens die later een capaciteit van rond de 130 kilo zouden bereiken. Vernissen werden oorspronkelijk ook door schilders zelf bereid, door in een pan met lijnolie op een kolen- of turfvuur harsen of copallen halfgefossiliseerde hars van tropische oorsprong, gebruikt bij de bereiding van vernissen en lakken te smelten. Aangezien dit nogal een gevaarlijk karwei was, waren branden in schilderswerkplaatsen zeker geen uitzondering. Voor een taaie, tegen weer en wind bestendige, vernis moest men naast de copallen ook de beste kwaliteit lijnolie gebruiken. Bij de vernisbereiding werd na 1768 ook de Hollandse vinding van standolie, sterk ingedikte en gekookte lijnolie die wordt gebruikt om de laatste lagen olieverf voor een schilderij mee te verdunnen, gebruikt. Vernissen waarin standolie was verwerkt gaven duurzame resultaten.  +Omstreeks 1860 kwamen pas de eerste handmolens in de schilderswerkplaats in gebruik, spoedig gevolgd door de potmolens met een capaciteit van ongeveer 25 kilo en de trechtermolens die later een capaciteit van rond de 130 kilo zouden bereiken. Vernissen werden oorspronkelijk ook door schilders zelf bereid, door in een pan met lijnolie op een kolen- of turfvuur harsen of copallenhalfgefossiliseerde hars van tropische oorsprong, gebruikt bij de bereiding van vernissen en lakkente smelten. Daar dit nogal een gevaarlijk karwei was, waren branden in schilderswerkplaatsen zeker geen uitzondering. Voor een taaie, tegen weer en wind bestendige, vernis moest men naast de copallen ook de beste kwaliteit lijnolie gebruiken. Bij de vernisbereiding werd na 1768 ook de Hollandse vinding van standolie, sterk ingedikte en gekookte lijnolie die wordt gebruikt om de laatste lagen olieverf voor een schilderij mee te verdunnen, gebruikt. Vernissen waarin standolie was verwerkt gaven duurzame resultaten.  
  
-In de loop van het tweede deel van de 19e eeuw begon zich in het eeuwen lang ongewijzigde patroon (de molens die de kleurstoffen leverden, de schilders die de verf en de vernis bereiddeneen omwenteling af te tekenen. Omstreeks 1855 wordt er in vakliteratuur voor het eerst op gewezen dat het voor schilders veel eenvoudiger is vernis kant en klaar te kopen. Uit de schilderswereld was een groep lakfabrikanten ontstaan, die zich speciaal toelegden op het stoken van vernissen. Zie bijvoorbeeld [[vis4|Jacob Vis]]. Sommige lakfabrikanten bleven nog lange tijd ook het schildersvak beoefenen. +In de loop van het tweede deel van de 19e eeuw begon zich in het eeuwen lang ongewijzigde patroonde molens die de kleurstoffen leverden, de schilders die de verf en de vernis bereiddeneen omwenteling af te tekenen. Omstreeks 1855 werd er in vakliteratuur voor het eerst op gewezen dat het voor schilders veel eenvoudiger is vernis kant en klaar te kopen. Uit de schilderswereld was een groep lakfabrikanten ontstaan, die zich speciaal toelegden op het stoken van vernissen. Zie bijvoorbeeld [[vis4|Jacob Vis]]. Sommige lakfabrikanten bleven nog lange tijd ook het schildersvak beoefenen. 
 == Kunstharsen == == Kunstharsen ==
  
 Na de Eerste Wereldoorlog begon men in de verfindustrie in plaats van natuurharsen ook te werken met kunstharsen. Dit kreeg geleidelijk meer omvang. Het werken met kunstharsen had voor de verffabrikanten voordelen als grotere uniformiteit en minder smeltverlies. Nadeel was dat het maken van verfbindmiddelen met kunstharsen veel moeilijker werd. Daarvoor was een behoorlijke chemische kennis noodzakelijk, die veelal nog ontbrak. De verfindustrie ontwikkelde zich zo tot een bij uitstek chemisch bedrijf, waarin het laboratorium een van de belangrijkste plaatsen werd.  Na de Eerste Wereldoorlog begon men in de verfindustrie in plaats van natuurharsen ook te werken met kunstharsen. Dit kreeg geleidelijk meer omvang. Het werken met kunstharsen had voor de verffabrikanten voordelen als grotere uniformiteit en minder smeltverlies. Nadeel was dat het maken van verfbindmiddelen met kunstharsen veel moeilijker werd. Daarvoor was een behoorlijke chemische kennis noodzakelijk, die veelal nog ontbrak. De verfindustrie ontwikkelde zich zo tot een bij uitstek chemisch bedrijf, waarin het laboratorium een van de belangrijkste plaatsen werd. 
  
-Ook de maalmethoden verbeterden na de Eerste Wereldoorlog aanzienlijk, mengmachines, 3-walsen, 1-walsen en snelmengers werden na verloop van tijd alom gebruikt. Na de Tweede Wereldoorlog gingen vele bedrijven met kogelmolens werken. In deze molens wordt verf gemalen in gesloten cylinders, hetgeen vooral met vluchtige oplosmiddelen weinig verlies oplevert. Voordeel is ook dat met de komst van deze molens het verfmalen veel minder arbeidsintensief werd. De machines namen het werk van de mens over. De schilder werd met deze ontwikkelingen steeds meer de verver, zoals hij ook vandaag de dag nog werkt. De volgende stap was (nadat de stoommachine de windmolens als energiebron was voorbij gestreefdhet gebruik van grotere machines voor het verfmalen. Omstreeks 1900 begon men walsen te gebruiken. Deze waren te duur voor de meeste schilders, velen lieten nu ook het verfmalen geheel aan anderen over. +Ook de maalmethoden verbeterden na de Eerste Wereldoorlog aanzienlijk, mengmachines, 3-walsen, 1-walsen en snelmengers werden na verloop van tijd alom gebruikt. Na de Tweede Wereldoorlog gingen vele bedrijven met kogelmolens werken. In deze molens wordt verf gemalen in gesloten cilinders, hetgeen vooral met vluchtige oplosmiddelen weinig verlies oplevert. Voordeel is ook dat met de komst van deze molens het verfmalen veel minder arbeidsintensief werd. De machines namen het werk van de mens over. De schilder werd met deze ontwikkelingen steeds meer de verver, zoals hij ook vandaag de dag nog werkt. De volgende stap wasnadat de stoommachine de windmolens als energiebron was voorbij gestreefdhet gebruik van grotere machines voor het verfmalen. Omstreeks 1900 begon men walsen te gebruiken. Deze waren te duur voor de meeste schilders, velen lieten nu ook het verfmalen geheel aan anderen over.  
 + 
 +Zo ontstond aan het begin van de 20e eeuw de verfmalerij in de meer moderne zin van het woord. Oorspronkelijk leverden de verfmalers vooral stopverf-plamuur en pastaverf aan de schilder. De pastaverf werd dan door de schilder verder afgedund en op deze manier tot strijkklare verf gemaakt. Later werden de zogenoemde Japan-lakken, een mengsel van pigment, lijnolie, standolie en copalhoudende vernis, populair en produceerden de fabrieken ook gerede-verven
  
-Zo ontstond aan het begin van de 20e eeuw de verfmalerij in de meer moderne zin van het woord. Oorspronkelijk leverden de verfmalers vooral stopverf-plamuur en pastaverf aan de schilder. De pastaverf werd dan door de schilder verder afgedund en op deze manier tot strijkklare verf gemaakt. Later werden de zogenoemde Japan-lakken (een mengsel van pigment, lijnolie, standolie en copalhoudende vernis) populair en gingen de fabrieken ook gerede-verven  maken. In de 20e eeuw leidden nieuwe technische vindingen tot vergroting van het toepassingsgebied van verven en lakken. Deze uitbreiding betreft voor een groot deel de afwerking van nieuwe industriële artikelen als auto's, stalen meubelen, stofzuigers en koelkasten. De ontwikkeling van de verfindustrie hangt ook nauw samen met de ontwikkeling van de massaproductie. In verband daarmee ontstonden sneldrogende lakken. Het oude laksysteem, van rijtuigen bijvoorbeeld, nam in de 19e eeuw nog enige maanden in beslag. +In de 20e eeuw leidden nieuwe technische vindingen tot vergroting van het toepassingsgebied van verven en lakken. Deze uitbreiding betreft voor een groot deel de afwerking van nieuwe industriële artikelen als auto's, stalen meubelen, stofzuigers en koelkasten. De ontwikkeling van de verfindustrie hangt ook nauw samen met de ontwikkeling van de massaproductie. In verband daarmee ontstonden sneldrogende lakken. Het oude laksysteem, van rijtuigen bijvoorbeeld, nam in de 19e eeuw nog enige maanden in beslag. 
  
-De Tweede Wereldoorlog had een duidelijk negatieve invloed op de Zaanse verfindustrie. De aanvoer van de grondstoffen nam steeds verder af, waardoor het productiepeil steeds lager werd. In 1943 werd door Duitsers tweederde deel van de ruim 400 Nederlandse verffabrieken gesloten, daaronder bevond zich Pieter Schoen. Ook de jaren direct na de oorlog waren moeilijk. In ieder geval de volgende Zaanse bedrijven waren toen bij de verffabricage betrokken: +De Tweede Wereldoorlog had een duidelijk negatieve invloed op de Zaanse verfindustrie. De aanvoer van de grondstoffen nam steeds verder af, waardoor het productiepeil steeds lager werd. In 1943 werd door Duitsers twee derde deel van de ruim 400 Nederlandse verffabrieken gesloten, daaronder bevond zich Pieter Schoen. Ook de jaren direct na de oorlog waren moeilijk. In ieder geval de volgende Zaanse bedrijven waren toen bij de verffabricage betrokken: 
    * [[Avis|Avis]] (Westzaan),     * [[Avis|Avis]] (Westzaan), 
    * [[O|O+R Inktchemie]] (Zaandam),     * [[O|O+R Inktchemie]] (Zaandam), 
-   * [[vis2|Heyme Vis & Zonen]] (Zaandam), +   * [[vis_heyme_ondernemersgeslacht|Heyme Vis & Zonen]] (Zaandam), 
    * Peereboom (Wormer),     * Peereboom (Wormer), 
    * [[vis4|Jacob Vis Pz.]] (Zaandijk),     * [[vis4|Jacob Vis Pz.]] (Zaandijk), 
    * [[Storm|De Storm]] Van Bentem 84 Kluyver (Koog).     * [[Storm|De Storm]] Van Bentem 84 Kluyver (Koog). 
-   * Pieter Schoen later [[Sigma]] (Zaandam), +   * Pieter Schoenlater [[Sigma]] (Zaandam), 
    * Stevens (Zaandam),     * Stevens (Zaandam), 
    * Jan Visser (Zaandam),     * Jan Visser (Zaandam), 
Regel 61: Regel 70:
 == Goede tijd == == Goede tijd ==
    
-De jaren vijftig werden een goede tijd voor de verffabrikanten, maar aan het einde van dit decennium kwam de klad erin. Stevens, een klein bedrijf dat muurverf produceerde, verdween, in 1960 gevolgd door nv Heyme Vis & Zonen, een zeer oud bedrijf (naar verluidt uit 1643dat ook in de crisis van de jaren dertig al grote moeilijkheden had gekend. Avis uit Westzaan (dat naast ultramarijnblauw ook kunstharsperspoeder, lakmoes en pigmentpasta's produceerdehad vanaf 1957 te maken met teruglopende bedrijfsactiviteiten en werd tenslotte in 1966 geliquideerd. Alleen de sterken zouden (voorlopigoverleven, maar eind jaren zestig/begin jaren zeventig waren er opnieuw wijzigingen. Storm, Van Bentem & Kluyver werd door [[dekker_jan_handelsonderneming|Jan Dekker]] verkocht aan H. Stuurman, die het bedrijf samenvoegde met Peereboom. Het bedrijf specialiseerde zich nadien steeds op het gebied van lakken en is voortgezet onder de naam SBK-Lakchemie. +De jaren vijftig werden een goede tijd voor de verffabrikanten, maar aan het einde van dit decennium kwam de klad erin. Stevens, een klein bedrijf dat muurverf produceerde, verdween, in 1960 gevolgd door nv Heyme Vis & Zonen, een zeer oud bedrijfnaar verluidt uit 1643dat ook in de crisis van de jaren dertig al grote moeilijkheden had gekend. Avis uit Westzaan dat naast ultramarijnblauw ook kunstharsperspoeder, lakmoes en pigmentpasta's produceerde had vanaf 1957 te maken met teruglopende bedrijfsactiviteiten en werd in 1966 geliquideerd. Alleen de sterken zouden voorlopig overleven, maar eind jaren zestig/begin jaren zeventig waren er opnieuw wijzigingen. Storm, Van Bentem & Kluyver werd door [[dekker_jan_handelsonderneming|Jan Dekker]] verkocht aan H. Stuurman, die het bedrijf samenvoegde met Peereboom. Het bedrijf specialiseerde zich nadien steeds op het gebied van lakken en is voortgezet onder de naam SBK-Lakchemie. 
  
-Een andere oude verffabrikant, die meer bekend werd door zijn lakken was Jacob Vis Pz., in 1974 overgenomen door de Amerikaanse multinational Cargill, die Vis in 1979 sloot. A.W. Sabel wist zich, zeker na een fusie met Paulussen Lakfabriek uit Den Haag (1969), nog sterk staande te houden. In 1975 ging het samenwerkingsverbanden aan met Oosterveld en Romeijn en Jan Visser. Visser was een in 1889 begonnen verffabriek, die zich in scheepsverven had gespecialiseerd. Het bedrijf had een verffabriek aan de Hogendijk en een stopverffabriek aan de Westzijde, beide in Zaandam. Als (duurconsumentenproduct werd 'Drie Molens-verf' gemaakt, terwijl voorts vernissen en lakverven aan het huisschildersbedrijf werden geleverd. Oosterveld en Romeijn specialiseerde zich nadien in de fabricage van drukinkt. De verffabricage werd in 1980 in Zaandam beëindigd en samengebracht in de hoofdvestiging in Hoorn. Een jaar later volgde het faillissement. +Een andere oude verffabrikant, die meer bekend werd door zijn lakken was Jacob Vis Pz., in 1974 overgenomen door de Amerikaanse multinational Cargill, die Vis in 1979 sloot. A.W. Sabel wist zich, zeker na een fusie met Paulussen Lakfabriek uit Den Haag (1969), nog sterk staande te houden. In 1975 ging het samenwerkingsverbanden aan met Oosterveld en Romeijn en Jan Visser. Visser was een in 1889 begonnen verffabriek, die zich in scheepsverven had gespecialiseerd. Het bedrijf had een verffabriek aan de Hogendijk en een stopverffabriek aan de Westzijde, beide in Zaandam. Als duur consumentenproduct werd 'Drie Molens-verf' gemaakt, terwijl voorts vernissen en lakverven aan het huisschildersbedrijf werden geleverd. Oosterveld en Romeijn specialiseerde zich nadien in de fabricage van drukinkt. De verffabricage werd in 1980 in Zaandam beëindigd en samengebracht in de hoofdvestiging in Hoorn. Een jaar later volgde het faillissement. 
  
-Met de andere 'grote' in de Zaanse verffabricage liep het beter af. Pieter Schoen werd in 1969 overgenomen door het Belgische Petrofina en in 1972 omgedoopt in Sigma Coatings, als filiaal van een bedrijf dat in Uithoorn de Nederlandse hoofdvestiging heeft.  In  1990/1991 werd de verplaatsing van het Zaandamse bedrijf naar het Westelijk Havengebied in Amsterdam voorbereid. Zo bleef de nv v/h Evert Koning als enige zelfstandige Zaanse verfproducent over. Naderhand kwamen daar bij: Caro's Verffabriek bv (Krommenie). [[Touwen|Touwen & Co]] (Zaandam) en vof De Kat (Zaandam). Caro is een kleine onderneming, die sinds 1967 verf produceert en verhandelt. De Kat werd als vof in 1981 opgericht door Piet Kempenaar en Sjors van Leeuwen ter exploitatie van verfmolen De Kat op de [[zaanse_schans|Zaanse Schans]]. De in de molen gemalen verfstoffen en natuurlijke pigmenten worden vooral verkocht aan kunstenaars en restaurateurs, terwijl bijvoorbeeld ook krijt voor [[forbo|Forbo Krommenie]] wordt gemalen. +Met de andere groten in de Zaanse verffabricage liep het beter af. Pieter Schoen werd in 1969 overgenomen door het Belgische Petrofina en in 1972 omgedoopt in Sigma Coatings, als filiaal van een bedrijf dat in Uithoorn de Nederlandse hoofdvestiging heeft. In 1990/1991 werd de verplaatsing van het Zaandamse bedrijf naar het Westelijk Havengebied in Amsterdam voorbereid. Zo bleef de nv v/h Evert Koning als enige zelfstandige Zaanse verfproducent over. Naderhand kwamen daar bij: Caro's Verffabriek bv (Krommenie). [[Touwen|Touwen & Co]] (Zaandam) en vof De Kat (Zaandam). Caro is een kleine onderneming, die sinds 1967 verf produceert en verhandelt. De Kat werd als vof in 1981 opgericht door Piet Kempenaar en Sjors van Leeuwen ter exploitatie van verfmolen De Kat op de [[zaanse_schans|Zaanse Schans]]. De in de molen gemalen verfstoffen en natuurlijke pigmenten worden vooral verkocht aan kunstenaars en restaurateurs, terwijl bijvoorbeeld ook krijt voor [[forbo|Forbo Krommenie]] wordt gemalen. 
  
 Zie ook: [[Economische]] geschiedenis 2.6.4. en 3.6.1 1. Zie ook: [[Economische]] geschiedenis 2.6.4. en 3.6.1 1.
  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/pages/verffabricage.txt
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/07 12:07
  • (Externe bewerking)