Beide kanten vorige revisie
Vorige revisie
Volgende revisie
|
Vorige revisie
|
arbeidsplaatsen [2016/04/23 14:47] 127.0.0.1 Externe bewerking |
arbeidsplaatsen [2020/09/19 10:59] (huidige) jan [Oostzeehandel] |
Nadien was lange tijd sprake van snelle groei. Opnieuw stimuleerde de werkgelegenheid in de Zaanstreek immigratie van werkzoekenden uit andere delen van Nederland. Voorts werd reeds vóór de Tweede Wereldoorlog een beroep gedaan op werkkrachten, die dagelijks uit andere gebieden naar de Zaanstreek pendelden. Het grootste aantal arbeidsplaatsen in de Zaanstreek werd bereikt in 1971: 48.500. Daarna nam dit aantal geleidelijk af, tot het zich in 1985 leek te stabiliseren op circa 43.000. | Nadien was lange tijd sprake van snelle groei. Opnieuw stimuleerde de werkgelegenheid in de Zaanstreek immigratie van werkzoekenden uit andere delen van Nederland. Voorts werd reeds vóór de Tweede Wereldoorlog een beroep gedaan op werkkrachten, die dagelijks uit andere gebieden naar de Zaanstreek pendelden. Het grootste aantal arbeidsplaatsen in de Zaanstreek werd bereikt in 1971: 48.500. Daarna nam dit aantal geleidelijk af, tot het zich in 1985 leek te stabiliseren op circa 43.000. |
| |
In het navolgende artikel wordt een overzicht gegeven van het aantal arbeidsplaatsen in de Zaanstreek en de ontwikkeling daarvan. Totaalcijfers kunnen pas worden gegeven vanaf 1811. Van vóór die tijd zijn wel gegevens beschikbaar van de belangrijkste sectoren, maar deze tellingen dateren uit verschillende jaren. Het overzicht is daarom tot 1811 sectoraal; de sectoren zijn voorzover mogelijk chronologisch gerangschikt. Dit artikel beperkt zich tot arbeidsplaatsen en bedrijfsgrootte. Gegevens over de hier behandelde sectoren zijn te vinden onder aparte trefwoorden (waarnaar hier steeds wordt verwezen), terwijl in het artikel over de Zaanse [[Economische geschiedenis]] inzicht wordt gegeven in onderlinge samenhang. | In het navolgende artikel wordt een overzicht gegeven van het aantal arbeidsplaatsen in de Zaanstreek en de ontwikkeling daarvan. Totaalcijfers kunnen pas worden gegeven vanaf 1811. Van vóór die tijd zijn wel gegevens beschikbaar van de belangrijkste sectoren, maar deze tellingen dateren uit verschillende jaren. Het overzicht is daarom tot 1811 sectoraal; de sectoren zijn voorzover mogelijk chronologisch gerangschikt. Dit artikel beperkt zich tot arbeidsplaatsen en bedrijfsgrootte. Gegevens over de hier behandelde sectoren zijn te vinden onder aparte trefwoorden (waarnaar hier steeds wordt verwezen), terwijl in het artikel over de Zaanse [[eco:start|Economische geschiedenis]] inzicht wordt gegeven in onderlinge samenhang. |
| |
=== Boerenbedrijf === | === Boerenbedrijf === |
=== Visserij === | === Visserij === |
| |
| |
In de waterrijke Zaanstreek gaf de [[visserij]] al vroeg werk aan velen. Dat betrof allereerst de binnenvisserij, later werd ook de haringvisserij van belang. De Zaanstreek werd zelfs het centrum van een omvangrijke internationale palinghandel. Gegevens over de arbeidsplaatsen die deze handel en de palingvisserij opleverden zijn niet bekend, maar het moeten er vele zijn geweest. | In de waterrijke Zaanstreek gaf de [[visserij]] al vroeg werk aan velen. Dat betrof allereerst de binnenvisserij, later werd ook de haringvisserij van belang. De Zaanstreek werd zelfs het centrum van een omvangrijke internationale palinghandel. Gegevens over de arbeidsplaatsen die deze handel en de palingvisserij opleverden zijn niet bekend, maar het moeten er vele zijn geweest. |
| |
Vanaf het midden van de 16e eeuw voeren Zaanse schepen door de Sont voor handel met landen rond de Oostzee. Ofschoon de Sont-tolregisters bewaard zijn gebleven. is het aantal Zaankanters dat als schepeling werk vond door de [[Oostzeehandel]] slechts te schatten. De navolgende berekening kan derhalve slechts als indicatie dienen. Er van uitgaande dat in 1622 de Zaanstreek 17.633 inwoners telde. kan het totaal aantal werknemers in het gebied (bij een beroepsbevolking van een derde) in datjaar op 5.878 worden gesteld. Tien tot twintig procent van de beroepsbevolking van de Zaanstreek was zeevarend (Van der Woude. Het Noorderkwartier): verreweg de meesten voeren op de Oostzee. Uitgaande van vijftien procent van de beroepsbevolking als schepeling, bood de Oostzeehandel in 1622 werk aan 882 Zaankanters. Deze speculatie kan worden voortgezet. Van 1497 tot 1795 is het aantal Zaanse schippers bekend. Het aantal schepelingen gedeeld door het aantal schippers levert voor het jaar 1622 een gemiddelde bemanning op van 17 1/2 kop per schip. Deze som kan bekritiseerd worden: Zaanse schippers voeren niet uitsluitend meteen Zaanse bemanning. Daar staat tegenover dat Zaankanters niet uitsluitend onder Zaanse schippers voeren. Aangezien het veel gebruikte [[fluitschip|fluitschip]] (dat relatief een kleine bemanning had) met tien tot twaalf bemanningsleden voer, lijkt genoemde gemiddelde bemanning per schip toch redelijk betrouwbaar. Dit aantal op andere jaren toepassend, ontstaat het volgende staatje; | Vanaf het midden van de 16e eeuw voeren Zaanse schepen door de Sont voor handel met landen rond de Oostzee. Ofschoon de Sont-tolregisters bewaard zijn gebleven. is het aantal Zaankanters dat als schepeling werk vond door de [[Oostzeehandel]] slechts te schatten. De navolgende berekening kan derhalve slechts als indicatie dienen. Er van uitgaande dat in 1622 de Zaanstreek 17.633 inwoners telde. kan het totaal aantal werknemers in het gebied (bij een beroepsbevolking van een derde) in datjaar op 5.878 worden gesteld. Tien tot twintig procent van de beroepsbevolking van de Zaanstreek was zeevarend (Van der Woude. Het Noorderkwartier): verreweg de meesten voeren op de Oostzee. Uitgaande van vijftien procent van de beroepsbevolking als schepeling, bood de Oostzeehandel in 1622 werk aan 882 Zaankanters. Deze speculatie kan worden voortgezet. Van 1497 tot 1795 is het aantal Zaanse schippers bekend. Het aantal schepelingen gedeeld door het aantal schippers levert voor het jaar 1622 een gemiddelde bemanning op van 17 1/2 kop per schip. Deze som kan bekritiseerd worden: Zaanse schippers voeren niet uitsluitend meteen Zaanse bemanning. Daar staat tegenover dat Zaankanters niet uitsluitend onder Zaanse schippers voeren. Aangezien het veel gebruikte [[fluitschip|fluitschip]] (dat relatief een kleine bemanning had) met tien tot twaalf bemanningsleden voer, lijkt genoemde gemiddelde bemanning per schip toch redelijk betrouwbaar. Dit aantal op andere jaren toepassend, ontstaat het volgende staatje; |
| |
1497: 35 opvarenden; | |1497| 35 opvarenden| |
1528: 560; | |1528| 560| |
1577: 500; | |1577| 500| |
1595: 500; | |1595| 500| |
1622: 882; | |1622| 882| |
1655: 250; | |1655| 250| |
1675: 250; | |1675| 250| |
gehele 18e eeuw 50. | |1700-1800| 50| |
| |
In de [[franse|Franse Tijd]] kwam een eind aan de Oostzeehandel. die toen al een eeuw kwijnde. | In de [[franse_tijd|Franse Tijd]] kwam een eind aan de Oostzeehandel. die toen al een eeuw kwijnde. |
| |
=== Stijfselmakerij === | === Stijfselmakerij === |
| |
=== Beschuitbakkerij === | === Beschuitbakkerij === |
[{{:beschuittoren.jpg?200 |Beschuittoren, Wormer (uit: Zaanlandsch Jaarboekje)-}}] De [[beschuitbakkerij]] werd uitgevoerd in kleinschalige bedrijven. Desondanks hadden Jisp en Wormer (begin 17e eeuw nog de grootste Zaanse dorpen) voor een groot deel hun welvaart aan deze nering te danken. Na de ondergang van de bedrijfstak halveerde de bevolkingsomvang van beide dorpen. De bloeiperiode van de beschuitbakkerij lag in de eerste decennia van de 17e eeuw. Volgens sommi ge bronnen waren er in 1620 niet minder dan 150 bakkerijen in de twee dorpen. Het volgende staatje (ontleend aan [[lootsma|S. Lootsma]]) lijkt betrouwbaarder: 1612: 66 bakkerijen; 1624: 84; 1638: 56; 1648: 83; 1697: 32; 1706: 23; 1714: 22; 1722: 14; 1759: 3. Het is aannemelijk dat in iedere bakkerij een bakker en één of twee knechts werkten. Het Wormerse en Jisper beschuit werd tot over de grens met ventschepen gedistribueerd. Hiervan zijn er maximaal zeventig in de vaart geweest. | [{{:beschuittoren.jpg?200 |Beschuittoren, Wormer (uit: Zaanlandsch Jaarboekje)-}}] De [[beschuitbakkerij]] werd uitgevoerd in kleinschalige bedrijven. Desondanks hadden Jisp en Wormer (begin 17e eeuw nog de grootste Zaanse dorpen) voor een groot deel hun welvaart aan deze nering te danken. Na de ondergang van de bedrijfstak halveerde de bevolkingsomvang van beide dorpen. De bloeiperiode van de beschuitbakkerij lag in de eerste decennia van de 17e eeuw. Volgens sommi ge bronnen waren er in 1620 niet minder dan 150 bakkerijen in de twee dorpen. Het volgende staatje (ontleend aan [[Lootsma|Sipke Lootsma]]) lijkt betrouwbaarder: 1612: 66 bakkerijen; 1624: 84; 1638: 56; 1648: 83; 1697: 32; 1706: 23; 1714: 22; 1722: 14; 1759: 3. Het is aannemelijk dat in iedere bakkerij een bakker en één of twee knechts werkten. Het Wormerse en Jisper beschuit werd tot over de grens met ventschepen gedistribueerd. Hiervan zijn er maximaal zeventig in de vaart geweest. |
| |
=== Molenbouw === | === Molenbouw === |
| |
| |
Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal arbeidsplaatsen datde [[molenindustrie]] de Zaanstreek bood in respectievelijk 1630, 1731 en 1795 (dus niet van het aantal molens). De bedrijfsgrootte van de in molens uitgevoerde bedrijven verschilde. Van der *Woude geeft in 'Het Noorderkwartier, een overzicht (voornamelijk in navolging van [[boorsma|P. Boorsma]]; met als enige afwijking het aantal arbeidsplaatsen in papiermolens: Van der Woude noemt daarin veertig werknemers, Boorsma tussen de veertig en vijftig. Bij het samenstellen van de tabel is uitgegaan van 45 arbeidsplaatsen per papiermolen, het gemiddelde van Boorsma). Voor de overige in molens uitgeoefende bedrijven wordt de volgende gemiddelde bedrijfsgrootte aangehouden: zaagmolens: 5 arbeiders; pelmolens: 5; oliemolens: 6. Voor de andere bedrijven wordt een gemiddelde van vier arbeiders aangehouden. De molenindustrie kenmerkte zich door een verbazingwekkend snelle opkomst en een tragere neergang. In 1600 stonden er in de Zaanstreek nog slechts circa 25 molens (honderd arbeidsplaatsen). In 1615 bedroeg het aantal molens reeds 75 (400 arbeidsplaatsen): in 1795 bijna 500 molens (bijna 4000); in 1825 bijna 400 molens (ca. 3200); in 1850 350 molens (2800) in 1875 325 molens (2600) en in 1900 155 molens (1240). Na de Eerste Wereldoorlog verdween de molenindustrie nagenoeg. | Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal arbeidsplaatsen datde [[molenindustrie]] de Zaanstreek bood in respectievelijk 1630, 1731 en 1795 (dus niet van het aantal molens). De bedrijfsgrootte van de in molens uitgevoerde bedrijven verschilde. Van der *Woude geeft in 'Het Noorderkwartier, een overzicht (voornamelijk in navolging van [[boorsma|Pieter Boorsma]]; met als enige afwijking het aantal arbeidsplaatsen in papiermolens: Van der Woude noemt daarin veertig werknemers, Boorsma tussen de veertig en vijftig. Bij het samenstellen van de tabel is uitgegaan van 45 arbeidsplaatsen per papiermolen, het gemiddelde van Boorsma). Voor de overige in molens uitgeoefende bedrijven wordt de volgende gemiddelde bedrijfsgrootte aangehouden: zaagmolens: 5 arbeiders; pelmolens: 5; oliemolens: 6. Voor de andere bedrijven wordt een gemiddelde van vier arbeiders aangehouden. De molenindustrie kenmerkte zich door een verbazingwekkend snelle opkomst en een tragere neergang.\\ |
| Het aantal molen bedroeg: |
| * in 1600 circa 25 molens, 100 arbeidsplaatsen |
| * in 1615 reeds 75 molens, 400 arbeidsplaatsen; |
| * in 1795 bijna 500 molens, bijna 4000 arbeidsplaatsen; |
| * in 1825 bijna 400 molens ca. 3200 arbeidsplaatsen; |
| * in 1850 350 molens en 2800 arbeidsplaatsen; |
| * in 1875 325 molens 2600 arbeidsplaatsen; |
| * in 1900 155 molens 1240 arbeidsplaatsen; |
| Na de Eerste Wereldoorlog verdween de molenindustrie nagenoeg. |
| |
| |
| |
=== Scheepsbouw === | === Scheepsbouw === |
Verbonden met de Oostzee- en houthandel werd de *scheepsbouw een belangrijke pijler van de Zaanse economie. Reeds in de 16e eeuw werden in Wormer en J isp veel (vooral kleinere) schepen gebouwd. Omstreeks 1630 waren er twintig scheepswerven in de Zaanstreek. Meteen gemiddelde grootte van veertig arbeiders leverden zij 800 arbeidsplaatsen op (A. *Loosjes). In 1670 waren er zestig scheepswerven (2400 arbeidsplaatsen; bijna twintig procent van de totale beroepsbevolking). Het aantal van veertig arbeidsplaatsen per werf is overigens niet zeker. Dr. S. *Hart gaat uit van gemiddeld 25 arbeiders per werf en komt zo op 630 arbeidsplaatsen in de scheepsbouw omstreeks 1730. Omstreeks 1750 was de Zaanse scheepsbouw reeds over zijn hoogtepunt. Loosjes spreekt van circa 24 werven (dus circa 1000 arbeidsplaatsen). In 1785 zullen nog ten hoogste 500 arbeiders in de scheepsbouw hebben gewerkt. Voor de periode na 1790 spreken de bronnen elkaar tegen. Volgens sommi ge waren er na dat jaar geen Zaanse werven meer over; andere stellen dat in 1801 in Westzaandam alleen nog acht werven resteerden. Hoe het zij, na de *Franse tijd waren er geen werven in de Zaanstreek meer. Later zou opnieuw scheepsbouw in de Zaanstreek ontstaan (zie bijv. tabel 2) | Verbonden met de Oostzee- en houthandel werd de scheepsbouw een belangrijke pijler van de Zaanse economie. Reeds in de 16e eeuw werden in Wormer en Jisp veel (vooral kleinere) schepen gebouwd. Omstreeks 1630 waren er twintig scheepswerven in de Zaanstreek. Meteen gemiddelde grootte van veertig arbeiders leverden zij 800 arbeidsplaatsen op (A. *Loosjes). In 1670 waren er zestig scheepswerven (2400 arbeidsplaatsen; bijna twintig procent van de totale beroepsbevolking). Het aantal van veertig arbeidsplaatsen per werf is overigens niet zeker. Dr. S. *Hart gaat uit van gemiddeld 25 arbeiders per werf en komt zo op 630 arbeidsplaatsen in de scheepsbouw omstreeks 1730. Omstreeks 1750 was de Zaanse scheepsbouw reeds over zijn hoogtepunt. Loosjes spreekt van circa 24 werven (dus circa 1000 arbeidsplaatsen). In 1785 zullen nog ten hoogste 500 arbeiders in de scheepsbouw hebben gewerkt. Voor de periode na 1790 spreken de bronnen elkaar tegen. Volgens sommi ge waren er na dat jaar geen Zaanse werven meer over; andere stellen dat in 1801 in Westzaandam alleen nog acht werven resteerden. Hoe het zij, na de *Franse tijd waren er geen werven in de Zaanstreek meer. Later zou opnieuw scheepsbouw in de Zaanstreek ontstaan (zie bijv. tabel 2) |
| |
=== Zeildoekmakerij === | === Zeildoekmakerij === |
| |
=== Literatuur: === | === Literatuur: === |
<list-group> | |
* A.M. van der Woude, \\ //Het Noorderkwartier//, Utrecht, 1983; | * A.M. van der Woude, \\ //Het Noorderkwartier//, Utrecht, 1983; |
* A. van Braam, \\ //Bloei en verval van het economisch-sociale leven aan de Zaan//, Wormerveer, z.j.; | * A. van Braam, \\ //Bloei en verval van het economisch-sociale leven aan de Zaan//, Wormerveer, z.j.; |
* Sociografisch bureau der gemeente Zaandam,\\ // Een eeuw Zaandam 1870-1970//, Zaandam, 1949. | * Sociografisch bureau der gemeente Zaandam,\\ // Een eeuw Zaandam 1870-1970//, Zaandam, 1949. |
| |
</list-group> | |
| |
{{tag>economie}} | {{tag>economie}} |