Verschillen
Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisie Vorige revisie Volgende revisie | Vorige revisie | ||
arbeidsverhoudingen [2020/09/07 15:05] jan ↷ Links aangepast vanwege een verplaatsing |
arbeidsverhoudingen [2024/06/14 07:56] (huidige) zaanlander |
||
---|---|---|---|
Regel 59: | Regel 59: | ||
Lindeboom deed zijn oproep tot verzoening niet zonder reden. Eind jaren '80 namen de spanningen tussen werkgevers en werknemers toe. De derde partij, de overheid, schaarde zich nog per definitie aan de zijde van de werkgevers. | Lindeboom deed zijn oproep tot verzoening niet zonder reden. Eind jaren '80 namen de spanningen tussen werkgevers en werknemers toe. De derde partij, de overheid, schaarde zich nog per definitie aan de zijde van de werkgevers. | ||
- | In februari 1885 werd de eerste Zaanse vakvereniging, | + | In februari 1885 werd de eerste Zaanse vakvereniging, |
//'In het algemeen uitstekend, zolang ik in deze gemeente ben, heb ik nimmer iets van standjes of oproer tegen de werkgevers bemerkt. Er wordt altijd geklaagd en gemopperd en mijns inziens wel wat veel door de werkende stand, vooral in aanmerking genomen het vele, dat tegenwoordig voor die stand wordt gedaan. Ik zie gaarne, dat men wat voor de werkman doet, en ik zal daartoe ook gaarne het mijne doen; maar ik meen, dat men niet te ver moet gaan, zodat hetgeen men doet ontaardt in ziekelijke philantropie. Men mocht tegenwoordig weleens wat doen voor de werkgever, hoewel ik niet direct zou weten wat. De werklieden hebben hier goed loon, goede woningen en goede voeding. Er wordt verschrikkelijk veel bedeeld hier in de gemeente, en er is een werkhuis opgericht, dat velen tot nut is. In het algemeen dus heeft de werkende stand hier geen reden tot klagen.`// | //'In het algemeen uitstekend, zolang ik in deze gemeente ben, heb ik nimmer iets van standjes of oproer tegen de werkgevers bemerkt. Er wordt altijd geklaagd en gemopperd en mijns inziens wel wat veel door de werkende stand, vooral in aanmerking genomen het vele, dat tegenwoordig voor die stand wordt gedaan. Ik zie gaarne, dat men wat voor de werkman doet, en ik zal daartoe ook gaarne het mijne doen; maar ik meen, dat men niet te ver moet gaan, zodat hetgeen men doet ontaardt in ziekelijke philantropie. Men mocht tegenwoordig weleens wat doen voor de werkgever, hoewel ik niet direct zou weten wat. De werklieden hebben hier goed loon, goede woningen en goede voeding. Er wordt verschrikkelijk veel bedeeld hier in de gemeente, en er is een werkhuis opgericht, dat velen tot nut is. In het algemeen dus heeft de werkende stand hier geen reden tot klagen.`// | ||
- | [{{ : | + | [{{ : |
Eensgezindheid sloot zich aanvankelijk niet aan bij de eerste overkoepelende nationale werknemersorganisatie, | Eensgezindheid sloot zich aanvankelijk niet aan bij de eerste overkoepelende nationale werknemersorganisatie, | ||
- | De jaren rond de eeuwwisseling vormen de woeligste periode in de geschiedenis van de Zaanse arbeidersbeweging. Arbeidsconflicten liepen veelal uit op stakingen, al dan niet goed georganiseerd. De verhouding tussen werkgevers en werknemers verslechterde met sprongen; al snel was sprake van daadwerkelijke klassestrijd. Zo werd in 1897 gestaakt in oliefabriek De Engel van Adriaan Laan (Wormerveer), in 1899 in oliefabriek [[hart_en_de_zwaan|Het Hart van Adriaan Honig]] | + | De jaren rond de eeuwwisseling vormen de woeligste periode in de geschiedenis van de Zaanse arbeidersbeweging. Arbeidsconflicten liepen veelal uit op stakingen, al dan niet goed georganiseerd. De verhouding tussen werkgevers en werknemers verslechterde met sprongen; al snel was sprake van daadwerkelijke klassestrijd. Zo werd in 1897 gestaakt in oliefabriek De Engel van Adriaan Laan te Wormerveer, in 1899 in oliefabriek [[hart_en_de_zwaan|Het Hart van Adriaan Honig]] |
- | De beschrijver van de spoorwegstaking, | + | De beschrijver van de spoorwegstaking, |
- | De reactie van de overheid volgde reeds vier weken na de staking, via een drietal wetsvoorstellen. Volgens deze werd het ambtenaren en spoorwegpersoneel in het vervolg verboden te staken; er kwamen gevangenisstraffen op te staan. Verzet tegen deze snel tot 'worgwetten' bestempelde voorstellen werd georganiseerd in ' | + | De reactie van de overheid volgde reeds vier weken na de staking, via een drietal wetsvoorstellen. Volgens deze werd het ambtenaren en spoorwegpersoneel in het vervolg verboden te staken; er kwamen gevangenisstraffen op te staan. Verzet tegen deze snel tot 'wurgwetten' bestempelde voorstellen werd georganiseerd in ' |
Na (en naar aanleiding van) de spoorwegstakingen kozen de Nederlandse arbeiders in overgrote meerderheid voor de sociaal-democratische beweging. De sociaal-democraten keerden zich van het NAS af. De grotere vakvereni gingen verenigden zich tot het [[nvv|Nederlands Verbond van Vakverenigingen]] (NVV, opgericht: 1906). Ook de belangrijkste Zaanse bonden zouden zich tot de ' | Na (en naar aanleiding van) de spoorwegstakingen kozen de Nederlandse arbeiders in overgrote meerderheid voor de sociaal-democratische beweging. De sociaal-democraten keerden zich van het NAS af. De grotere vakvereni gingen verenigden zich tot het [[nvv|Nederlands Verbond van Vakverenigingen]] (NVV, opgericht: 1906). Ook de belangrijkste Zaanse bonden zouden zich tot de ' | ||
Regel 77: | Regel 77: | ||
[{{ : | [{{ : | ||
- | Meest spraakmakend was de [[houtwerkersstakingen|houtwerkersstaking]] van 1914, vooraf gegaan door een succesvolle actie het jaar daarvoor. De houtwerkersstaking vond plaats kon nadat [[laan_klaas_ter|K. ter Laan]], als 's lands eerste socialistische burgemeester was benoemd te Zaandam. Het was een van de eerste keren dat de overheid niet automatisch de zijde van de werkgevers koos. De stakers mochten in de stad demonstreren en toen de werkgevers stakingsbrekers uit Duitsland lieten overkomen, ontzegde Ter Laan dezen de toegang tot de stad, omdat zij niet over de vereiste papieren beschikten. Ter Laan moest zich hiervoor in Den Haag verantwoorden, | + | Meest spraakmakend was de [[houtwerkersstakingen|houtwerkersstaking]] van 1914, vooraf gegaan door een succesvolle actie het jaar daarvoor. De houtwerkersstaking vond plaats kon nadat [[laan_klaas_ter|Kornelis |
=== Opkomst stelsel arbeidsverhoudingen (1914-1940) === | === Opkomst stelsel arbeidsverhoudingen (1914-1940) === | ||
- | De Eerste Wereldoorlog bracht aanzienlijke veranderingen in de Nederlandse arbeidsverhoudingen. Handelswegen werden afgesloten, duizenden arbeiders raakten werkloos en slechts door actief overheidsingrijpen werden de voedselprijzen in de hand gehouden. De oorlog had een toenadering tussen overheid en vakbonden tot gevolg. De bonden moesten zorgen voor het behoud van de geest van nationale eenheid en voor het bewaren van rust in de bedrijven. De overheid stelde daar invloed op de steunverdeling tegenover. Steun werd niet langer als liefdadigheid beschouwd maar als een vervulling van een collectieve verantwoordelijkheid jegens hen die buiten hun wil werkloos waren geworden. Stakingen of andere arbeidsgeschillen kwamen tijdens de oorlog hoegenaamd niet voor. Het aantal collectieve arbeidsovereenkomsten (cao`s) groeide snel. In 1911, drie jaar voor de oorlog, vielen in Nederland slechts 23.000 arbeiders, verspreid over 1 100 ondernemingen, | + | De Eerste Wereldoorlog bracht aanzienlijke veranderingen in de Nederlandse arbeidsverhoudingen. Handelswegen werden afgesloten, duizenden arbeiders raakten werkloos en slechts door actief overheidsingrijpen werden de voedselprijzen in de hand gehouden. De oorlog had een toenadering tussen overheid en vakbonden tot gevolg. De bonden moesten zorgen voor het behoud van de geest van nationale eenheid en voor het bewaren van rust in de bedrijven. De overheid stelde daar invloed op de steunverdeling tegenover. Steun werd niet langer als liefdadigheid beschouwd maar als een vervulling van een collectieve verantwoordelijkheid jegens hen die buiten hun wil werkloos waren geworden. Stakingen of andere arbeidsgeschillen kwamen tijdens de oorlog hoegenaamd niet voor. Het aantal collectieve arbeidsovereenkomsten (cao's) groeide snel. In 1911, drie jaar voor de oorlog, vielen in Nederland slechts 23.000 arbeiders, verspreid over 1 100 ondernemingen, |
De arbeidsverhoudingen waren zo in een aantal jaren aanzienlijk verbeterd. Andere factoren tastten dit in de Zaanstreek weer aan. De afsluiting van de Zuiderzee had veel vissers (met name uit de streng-Christelijke dorpen aan de zuidoostkust van de zee) brodeloos gemaakt. Zij trokken, aangelokt door de industriele bedrijvigheid, | De arbeidsverhoudingen waren zo in een aantal jaren aanzienlijk verbeterd. Andere factoren tastten dit in de Zaanstreek weer aan. De afsluiting van de Zuiderzee had veel vissers (met name uit de streng-Christelijke dorpen aan de zuidoostkust van de zee) brodeloos gemaakt. Zij trokken, aangelokt door de industriele bedrijvigheid, | ||
- | In 1920 zette een wereldwijde economische depressie in. Het werkloosheidscijfer steeg snel. Werkgevers reageerden met loonsverlagingen en wederinvoering van langere werkweken (1922, 48-urige werkweek). Het aantal arbeidsconflicten nam onder invloed hiervan weer toe, al stonden de arbeiders onder deze economische omstandigheden niet al te sterk. In deze jaren waren er een typografen-staking in Koog (1923), een cacao-staking bij Kamphuys en Oly te Koog (1923), een houtwerkersstaking te Zaandam (1924), een staking bij pellerij Mercurius te Wormerveer (1924) en een staking bij zeepfabriek De Adelaar van J an Dekker te Wormerveer (1924). Landelijk liep het gemiddeld aantal stakingsdagen door industriele conflicten op van 500.000 tussen 1913 en 1918. naar 1.750.000 tussen 1919 en 1924. Zelfs in het stakingsjaar bij uitstek (1903) was het aantal stakingsdagen minder. In tegenstelling tot de Verenigde Staten | + | In 1920 zette een wereldwijde economische depressie in. Het werkloosheidscijfer steeg snel. Werkgevers reageerden met loonsverlagingen en wederinvoering van langere werkweken (1922, 48-urige werkweek). Het aantal arbeidsconflicten nam onder invloed hiervan weer toe, al stonden de arbeiders onder deze economische omstandigheden niet al te sterk. In deze jaren waren er een typografen-staking in Koog (1923), een cacao-staking bij Kamphuys en Oly te Koog (1923), een houtwerkersstaking te Zaandam (1924), een staking bij pellerij Mercurius te Wormerveer (1924) en een staking bij zeepfabriek De Adelaar van Jan Dekker te Wormerveer (1924). Landelijk liep het gemiddeld aantal stakingsdagen door industriele conflicten op van 500.000 tussen 1913 en 1918. naar 1.750.000 tussen 1919 en 1924. Zelfs in het stakingsjaar bij uitstek (1903) was het aantal stakingsdagen minder. In tegenstelling tot de Verenigde Staten met de beurskrach in 1929 ontwikkelde de crisis in Nederland zich geleidelijk. Reeds ingezet in 1920, kwam het dieptepunt in 1936. In 1930 en 1931 waren de werkloosheidspercentages landelijk nog respectievelijk 7 en 12%. In 1936 was 33% van de beroepsbevolking zonder werk. Daarna daalde het percentage werklozen weer geleidelijk. Stakingen, in de beginjaren van de crisis juist veel voorkomend, waren in de jaren '30 nauwelijks meer aan de orde. De vakbondskassen waren volstrekt ontoereikend in deze situatie van enorme werkloosheid. Daardoor bleef vakbondsactie tot enkele incidenten beperkt. Het NAS stelde zich nog het meest agressief op. Onder diens leiding werd in 1934 een staking bij Verblifa in Krommenie gehouden. De stakers bevochten een kleine loonsverhoging, |
De vakbonden richtten zich steeds minder op ondernemingen en steeds meer op gehele bedrijfstakken. Verspreide conflicten, bij afzonderlijke bedrijven, namen hierdoor af. De werkgevers kwamen ook tot hechtere en meer op bedrijfstakken dan regionaal gerichte, organisatie. De werkgeversorganisaties kregen geleidelijk meer gezag` kundigheid en bevoegdheden bij het collectief onderhandelen. Slechts de grootste ondernemingen bleven zelfstandig hun eigen overleg met de bonden voeren. De overheid ging zich eveneens actiever opstellen en greep soms ook in. | De vakbonden richtten zich steeds minder op ondernemingen en steeds meer op gehele bedrijfstakken. Verspreide conflicten, bij afzonderlijke bedrijven, namen hierdoor af. De werkgevers kwamen ook tot hechtere en meer op bedrijfstakken dan regionaal gerichte, organisatie. De werkgeversorganisaties kregen geleidelijk meer gezag` kundigheid en bevoegdheden bij het collectief onderhandelen. Slechts de grootste ondernemingen bleven zelfstandig hun eigen overleg met de bonden voeren. De overheid ging zich eveneens actiever opstellen en greep soms ook in. | ||
- | Aan het eind van de jaren `30 overheerste het bewustzijn dat samenwerking voor alledrie partijen het gunstigst was. Over de bevoegdheden van de partijen was men het nog niet eens, maar men streefde na conflicten op te lossen in onderhandelingen. | + | Aan het eind van de jaren '30 overheerste het bewustzijn dat samenwerking voor alledrie partijen het gunstigst was. Over de bevoegdheden van de partijen was men het nog niet eens, maar men streefde na conflicten op te lossen in onderhandelingen. |
=== Bezetting en herstel (1940-1967) === | === Bezetting en herstel (1940-1967) === | ||
Regel 96: | Regel 96: | ||
Door de [[Tweede]] Wereldoorlog veranderden de arbeidsverhoudingen volledig. Na de Februari-staking van 1941 spitsten de Duitsers de Nederlandse bedrijvigheid toe op hun oorlogseconomie. Steeds meer nam dit het karakter van uitbuiting aan. Werkgevers en werknemers kwamen hierdoor dichter bij elkaar te staan. Na de oorlog zou dit de basis vormen voor ge' | Door de [[Tweede]] Wereldoorlog veranderden de arbeidsverhoudingen volledig. Na de Februari-staking van 1941 spitsten de Duitsers de Nederlandse bedrijvigheid toe op hun oorlogseconomie. Steeds meer nam dit het karakter van uitbuiting aan. Werkgevers en werknemers kwamen hierdoor dichter bij elkaar te staan. Na de oorlog zou dit de basis vormen voor ge' | ||
- | De industriele productie werd vertraagd door gebrek aan grondstoffen en energie, meer dan door sabotage. De Zaanse voedingsmiddelenindustrie ging vrijwel volledig voor afzet in eigen gebied werken. De Artillerie Inrichtingen stuurden hun arbeiders | + | De industriele productie werd vertraagd door gebrek aan grondstoffen en energie, meer dan door sabotage. De Zaanse voedingsmiddelenindustrie ging vrijwel volledig voor afzet in eigen gebied werken. De Artillerie Inrichtingen stuurden hun arbeiders, om hen niet volledig werkloos te laten worden, om de zoveel weken, soms zelfs om de week naar huis. Papierfabriek de Eendracht ([[gelder|Van Gelder Zonen]]) te Wormer koos hier ook voor. Laatstgenoemde bedrijf werd in november 1944 door de Duitsers ontmanteld, het verzet haalde 's nachts de resterende machines weg en bracht het schip met de door de Duitsers reeds uit de fabriek gehaalde machines tot zinken. |
- | De besturen van het NVV en van de christelijke bonden werden door de Duitsers overgenomen', | + | De besturen van het NVV en van de christelijke bonden werden door de Duitsers overgenomen', |
Ondergronds werd inmiddels overleg gevoerd over het Nederlandse arbeidsbestel na de oorlog, hetgeen resulteerde in het doorsnijden van de banden tussen het NVV en de socialistische arbeiderspartij, | Ondergronds werd inmiddels overleg gevoerd over het Nederlandse arbeidsbestel na de oorlog, hetgeen resulteerde in het doorsnijden van de banden tussen het NVV en de socialistische arbeiderspartij, | ||
Regel 108: | Regel 108: | ||
Een andere overheidsmaatregel, | Een andere overheidsmaatregel, | ||
- | De jaren '50 vormden de meest stabiele periode in de verhoudingen tussen overheid, werkgevers en werknemers. De vakbeweging stelde het landsbelang boven het groepsbelang | + | De jaren '50 vormden de meest stabiele periode in de verhoudingen tussen overheid, werkgevers en werknemers. De vakbeweging stelde het landsbelang boven het groepsbelang of meende dat althans te doen en ging akkoord met loonbeperkingen, |
- | In de jaren '60 maakte loonpolitiek gaandeweg plaats voor loonbeleid. In 1960 vond voor het eerst weer een grote staking plaats. Toen aannemers in de bouw weigerden een al overeengekomen cao te ondertekenen, | + | In de jaren '60 maakte loonpolitiek gaandeweg plaats voor loonbeleid. In 1960 vond voor het eerst weer een grote staking plaats. Toen aannemers in de bouw weigerden een al overeengekomen cao te ondertekenen, |
In de jaren tussen 1940 en 1962 steeg het aantal arbeiders dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst viel van 15 tot 70 procent van de Nederlandse beroepsbevolking. Daarnaast viel in 1962 ook nog 10 procent van de werknemers onder een bindende loonregeling. Nadien is het percentage werknemers dat onder een cao of een bindende loonregeling valt altijd boven de 80 procent gebleven. | In de jaren tussen 1940 en 1962 steeg het aantal arbeiders dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst viel van 15 tot 70 procent van de Nederlandse beroepsbevolking. Daarnaast viel in 1962 ook nog 10 procent van de werknemers onder een bindende loonregeling. Nadien is het percentage werknemers dat onder een cao of een bindende loonregeling valt altijd boven de 80 procent gebleven. | ||
Regel 116: | Regel 116: | ||
=== Van centralisatie naar decentralisatie (1968-1988)=== | === Van centralisatie naar decentralisatie (1968-1988)=== | ||
- | De geleide loonpolitiek werd in 1968 met de Wet op de Loonvorming formeel beëindigd. Dat betekende niet dat de centrale overheid zich uit het arbeidsoverleg terugtrok; zij greep nog meermalen in. Maar de overheid kon niet voorkomen dat de vakbonden de loonachterstand | + | De geleide loonpolitiek werd in 1968 met de Wet op de Loonvorming formeel beëindigd. Dat betekende niet dat de centrale overheid zich uit het arbeidsoverleg terugtrok; zij greep nog meermalen in. Maar de overheid kon niet voorkomen dat de vakbonden de loonachterstand, die ten opzichte van het economische herstel was ontstaan in de jaren van de loonpolitiek gingen inhalen. De bonden waren al midden jaren '60 met deze inhaalmanoeuvre begonnen. De economische groei was groot, de arbeidsmarkt krap en de winsten boden voldoende ruimte voor loonsverhogingen. De eerste looneisen konden dan ook zonder problemen ingewilligd worden. In de jaren daarna ging de stijging van de lonen de stijging van het nationale inkomen verte boven. De korte economische recessie van ' |
- | Het harmoniemodel maakte plaats voor het conflictmodel. met andere woorden: overleg maakte plaats voor onderhandelingen. Hierdoor nam de polarisatie weer toe. Werkgevers sloten zich hechter aaneen en de vakbeweging uitte zich feller. De conflictbereidheid groeide in de jaren '70. Desondanks werden jaren van grote arbeidsonrust (1970, 1972, 1973, 1977, 1979), afgewisseld door jaren waarin maar enkele zeer kleine conflicten voorkwamen (1974, 1975, 1978). In vergelijking met andere landen (vooral Groot Brittannië) bleef het aantal openlijke conflicten de gehele 20e eeuw gering. De overheid werkt institutioneel niet als rem, maar feitelijk wel. | + | Het harmoniemodel maakte plaats voor het conflictmodel, met andere woorden, overleg maakte plaats voor onderhandelingen. Hierdoor nam de polarisatie weer toe. Werkgevers sloten zich hechter aaneen en de vakbeweging uitte zich feller. De conflictbereidheid groeide in de jaren '70. Desondanks werden jaren van grote arbeidsonrust (1970, 1972, 1973, 1977, 1979), afgewisseld door jaren waarin maar enkele zeer kleine conflicten voorkwamen (1974, 1975, 1978). In vergelijking met andere landen (vooral Groot Brittannië) bleef het aantal openlijke conflicten de gehele 20e eeuw gering. De overheid werkt institutioneel niet als rem, maar feitelijk wel. |
- | De centrale overheid heeft vanaf 1971 jaar na jaar gepoogd centrale akkoorden af te sluiten. Tot 1982 lukte dat slechts één keer. Indien de partijen niet tot overeenstemming kwamen was dat vaak aanleiding om loonmaatregelen af te kondigen. De vakbeweging legde in de periode van economische neergang na de oliecrisis 073374) steeds meer de nadruk op herverdeling van werk en op arbeidstijdverkorting. De meeste conflicten braken dan ook uit met de secundaire arbeidsvoorwaarden als inzet. De overheid kreeg een grotere greep op de loon- en inkomensvorming. De loonontwikkeling werd in de jaren `80 gemati gd, maar desondanks bleven de winsten tot globaal halverwege de jaren '80 dalen. Daarna stegen de winsten weer; de Nederlandse economie volgde de opleving van de wereldeconomie. De confessioneel-liberale regeringen bogen de nivellering van de lonen om in denivellering. Binnen het kader van de vakbonden vond in 1976 een ingrijpende wijziging plaats. Het NVV en het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV) gingen samen op in de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV). Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) bleef zelfstandig. In 1975 werd de vakcentrale voor het middelbaar en hoger personeel (Vakcentrale MHP) gevonnd. Samen wordt 84% van alle georganiseerde werknemers in Nederland door de drie werknemersorganisaties vertegenwoordigd. In totaal vertegenwoordigen de bonden ongeveer 1.700.000 werknemers, de FNV heeft ongeveer een miljoen leden | + | De centrale overheid heeft vanaf 1971 jaar na jaar gepoogd centrale akkoorden af te sluiten. Tot 1982 lukte dat slechts één keer. Indien de partijen niet tot overeenstemming kwamen was dat vaak aanleiding om loonmaatregelen af te kondigen. De vakbeweging legde in de periode van economische neergang na de oliecrisis 073374) steeds meer de nadruk op herverdeling van werk en op arbeidstijdverkorting. De meeste conflicten braken dan ook uit met de secundaire arbeidsvoorwaarden als inzet. De overheid kreeg een grotere greep op de loon- en inkomensvorming. De loonontwikkeling werd in de jaren '80 gematigd, maar desondanks bleven de winsten tot globaal halverwege de jaren '80 dalen. Daarna stegen de winsten weer; de Nederlandse economie volgde de opleving van de wereldeconomie. De confessioneel-liberale regeringen bogen de nivellering van de lonen om in denivellering. Binnen het kader van de vakbonden vond in 1976 een ingrijpende wijziging plaats. Het NVV en het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV) gingen samen op in de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV). Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) bleef zelfstandig. In 1975 werd de vakcentrale voor het middelbaar en hoger personeel (Vakcentrale MHP) gevonnd. Samen wordt 84% van alle georganiseerde werknemers in Nederland door de drie werknemersorganisaties vertegenwoordigd. In totaal vertegenwoordigen de bonden ongeveer 1.700.000 werknemers, de FNV heeft ongeveer een miljoen leden |
. | . | ||
Regel 126: | Regel 126: | ||
- | Samenvattend kan worden vastgesteld dat arbeidsverhoudingen gaandeweg lokale aspecten hebben verloren. Na een tijd waan' | + | Samenvattend kan worden vastgesteld dat arbeidsverhoudingen gaandeweg lokale aspecten hebben verloren. Na een tijd waarin |
Ger Jan Onrust | Ger Jan Onrust | ||
Regel 134: | Regel 134: | ||
* J.P. Windmuller. C. de Galan. AF. van Zweeden, Arbeidsverhoudingen in Nederland, Utrecht. 1987; | * J.P. Windmuller. C. de Galan. AF. van Zweeden, Arbeidsverhoudingen in Nederland, Utrecht. 1987; | ||
- | * Jaap 't Hoen, Op naar het licht, Wormerveer. 1968; J.J. `t Hoen, De rode Zaanstreek. Zaandam. 1978; | + | * [[hoen_jaap_t|Jaap ’t Hoen]], Op naar het licht, Wormerveer. 1968; J.J. `t Hoen, De rode Zaanstreek. Zaandam. 1978; |
- | * W. Klinkenberg. Adieu Zaandam 21/X/l81 1-3l/ | + | * [[https:// |
* F. van der Putte. R. Hartmans, Zaandam in de crisis, Amsterdam, 1982; | * F. van der Putte. R. Hartmans, Zaandam in de crisis, Amsterdam, 1982; | ||
* J. van der Laan, A. Selie, 'Ik hak er op in, 't is hier geen Zaandam!', | * J. van der Laan, A. Selie, 'Ik hak er op in, 't is hier geen Zaandam!', | ||
- | * G.J. Onrust, Wormers welvaren, Zaandam, 1988; De grote Oosthoek, deel 2. Utrecht, 1976; | + | * [[onrust|Ger Jan Onrust]], Wormers welvaren, Zaandam, 1988; De grote Oosthoek, deel 2. Utrecht, 1976; |
* Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 2. Amsterdam/ | * Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 2. Amsterdam/ | ||
- | * A.Th. van Deursen, | + | * A.Th. van Deursen, |
- | * Aris van Braam, Bloei en verval van het economisch-sociale leven aan de Zaan in de 17de en 18de eeuw. Wormerveer, z.j.; | + | * [[braam| |
* T. Tromp, “De Gesteldheid van den publieken geest' (in: A. Doedens (red.), Autoriteit en strijd), Amsterdam, 1981; | * T. Tromp, “De Gesteldheid van den publieken geest' (in: A. Doedens (red.), Autoriteit en strijd), Amsterdam, 1981; | ||
* A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903 (in: J.M.W. Binneveld, Geschiedenis van de Nederlandse Arbeidersbeweging in de 19e eeuw); | * A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903 (in: J.M.W. Binneveld, Geschiedenis van de Nederlandse Arbeidersbeweging in de 19e eeuw); |