Beide kanten vorige revisie
Vorige revisie
Volgende revisie
|
Vorige revisie
|
kruideniersbedrijf [2016/08/23 12:56] han |
kruideniersbedrijf [2024/06/03 10:03] (huidige) zaanlander |
Tak van detailhandel, die voornamelijk een zeer gevarieerd assortiment aan levensmiddelen en andere dagelijkse behoeften voor de huishouding aan particulieren verkochten verkoopt. | Tak van detailhandel, die voornamelijk een zeer gevarieerd assortiment aan levensmiddelen en andere dagelijkse behoeften voor de huishouding aan particulieren verkochten verkoopt. |
| |
Binnen het kruideniersbedrijf is in de 20e eeuw zeer veel veranderd. De Zaanse bedrijven Albert [[Heijn]] en Simon de [[Wit]] speelden daarin een dominerende rol. Zij hebben zowel detaillisten als concurrerende grootwinkelbedrijven in hun bedrijfsvoering sterk beïnvloed. Tegen het einde van de 19e eeuw was men op het platteland sterk afhankelijk van passerende marskramers. De consument in de woonconcentraties kon terecht bij kramen en winkels bij kerken, pleinen en bruggen. Specialisatie van winkelbedrijven was nog uitzonderlijk. Daarom had de grutter (zie: [[Grutterij]]) of kruidenier naast zijn zeer kleine assortiment levensmiddelen (in een winkel die meestal niet groter was dan 10 vierkante meter), ook nog artikelen als schuurzand, lampolie. klompen. deurmatten. teer en tuingereedschappen. | Binnen het kruideniersbedrijf is in de 20e eeuw zeer veel veranderd. De Zaanse bedrijven [[ahold|Albert Heijn]] en [[wit_simon_de|Simon de Wit]] speelden daarin een dominerende rol. Zij hebben zowel detaillisten als concurrerende grootwinkelbedrijven in hun bedrijfsvoering sterk beïnvloed. Tegen het einde van de 19e eeuw was men op het platteland sterk afhankelijk van passerende marskramers. De consument in de woonconcentraties kon terecht bij kramen en winkels bij kerken, pleinen en bruggen. Specialisatie van winkelbedrijven was nog uitzonderlijk. Daarom had de grutter (zie: [[Grutterij]]) of kruidenier naast zijn zeer kleine assortiment levensmiddelen in een winkel die meestal niet groter was dan 10 vierkante meter, ook nog artikelen als schuurzand, lampolie, klompen, deurmatten, teer en tuingereedschappen. |
| |
Tot de Eerste Wereldoorlog veranderde er weinig, behalve dat het aantal kleine middenstanders gestaag groeide. De weinig benijdenswaardige positie van een arbeider in die tijd zal zeker tot die groei hebben bijgedragen. Ondanks het feit dat na de Eerste Wereldoorlog de economische omstandigheden eerder slechter dan beter werden, ontstond er toch tussen 1920 en 1940 een vrij vergaande specialisatie in de detailhandel in levensmiddelen. | Tot de Eerste Wereldoorlog veranderde er weinig, behalve dat het aantal kleine middenstanders gestaag groeide. De weinig benijdenswaardige positie van een arbeider in die tijd zal zeker tot die groei hebben bijgedragen. Ondanks het feit dat na de Eerste Wereldoorlog de economische omstandigheden eerder slechter dan beter werden, ontstond er toch tussen 1920 en 1940 een vrij vergaande specialisatie in de detailhandel in levensmiddelen. |
== Revolutionaire wijzigingen == | == Revolutionaire wijzigingen == |
| |
Naar Amerikaans voorbeeld deden zich in deze periode revolutionaire wijzigingen in de detailhandel in levensmiddelen voor. Dat gebeurde in een onwaarschijnlijk snel tempo. Het waarom van die onvermijdelijke veranderingen moet gezocht worden in een cumulatie van factoren. Belangrijk was de veranderende levensstijl van de klant als gevolg van toegenomen welvaart, grotere mobiliteit en de wens naar vernieuwing. Men wilde grotere winkels, meer winkels bij elkaar, goede parkeermogelijkheden. grotere keuze en kortere wachttijden. Er dienden dus nieuwe manieren van kopen te worden gëintroduceerd, die aan deze verlangens tegemoet kwamen en kostenbesparend werkten. Het was noodzakelijk om flink te investeren. Een groot aantal winkeliers sloot zich aan bij het Vrijwilligfiliaal-bedrijf. Zij die daar buiten bleven, moesten veelal de strijd opgeven. In 1930 telde de Zaanstreek nog ongeveer 250 kruidenierswinkels. Als gevolg van de hiervoor geschetste ontwikkelingen waren dat er in 1960 minder dan 100. Vanaf het begin der jaren '50 werden de eerste zelfbedienings-kruidenierswinkels in ons land geopend. De Zaanse bedrijven Simon de Wit en Albert Heijn waren hier vroeg bij. In 1952 opende Albert Heijn in Schiedam zijn eerste zelfbedieningswinkel. In de geschiedenis van dit bedrijf werd dit zodanig als een mijlpaal gezien dat vrijwel de voltallige directie achter de kassa's mandjes en wagentjes stond in te nemen en weer uit te reiken. In twee dagen werd er net zoveel omgezet als de totale weekomzet van een flinke bedieningsWinkel. | Naar Amerikaans voorbeeld deden zich in deze periode revolutionaire wijzigingen in de detailhandel in levensmiddelen voor. Dat gebeurde in een onwaarschijnlijk snel tempo. Het waarom van die onvermijdelijke veranderingen moet gezocht worden in een cumulatie van factoren. Belangrijk was de veranderende levensstijl van de klant als gevolg van toegenomen welvaart, grotere mobiliteit en de wens naar vernieuwing. Men wilde grotere winkels, meer winkels bij elkaar, goede parkeermogelijkheden, meer keus en kortere wachttijden. Er dienden dus nieuwe manieren van kopen te worden geïntroduceerd, die aan deze verlangens tegemoet kwamen en kostenbesparend werkten. |
| |
Na een aanvankelijk aarzelende houding van het publiek bleek halverwege de jaren `50 deze nieuwe manier van winkelen ook in Nederland een succes. In 1955 werd in Rotterdam de eerste supermarkt met vlees en groente geopend en niet veel later verschenen er overal in het land winkelcentra met een regionale functie. Vanaf 1970 verschenen er ook de zogenoemde discountbedrijven met als stelling 'Poor people need low prices. rich people love them`. Deze bedrijven zijn voornamelijk gevestigd in loodsen of leegstaande gebouwen met een sober interieur. hanteren een beperkt assortiment en hebben over het algemeen weinig personeel. Deze formule is dermate aangeslagen dat een aantal van hen zich na verloop van tijd ontwikkelde tot landelijke c.q. regionaal gerichte levensmiddelenketens. Voorbeelden hiervan. en ook in de Zaanstreek bekend zijn Dirk van der Broek. Vomar, Jack Hermans. Kijkgrijp. [[Komart]] en Dekamarkt (zie supplement). Als gevolg van de veranderingen die na de Tweede Wereldoorlog plaats hadden is landelijk het aantal van 27.000 bedieningswinkels teruggelopen tot 10.000 grote of kleine zelfbedieningswinkels. De metamorfose van `mag het een ietsje meer zijn, mevrouw' tot 'de diabetische artikelen vindt u in stelling 7 van winkelstraat 9. mijnheer` heeft ook voor de handel, industrie, distributie en bestemmingsplannen van overheden grote gevolgen gehad. | Het was noodzakelijk om flink te investeren. Een groot aantal winkeliers sloot zich aan bij het Vrijwilligfiliaal-bedrijf. Zij die daar buiten bleven, moesten veelal de strijd opgeven. In 1930 telde de Zaanstreek nog ongeveer 250 kruidenierswinkels. Als gevolg van de hiervoor geschetste ontwikkelingen waren dat er in 1960 minder dan honderd. Vanaf de beginjaren vijftig werden de eerste zelfbedienings-kruidenierswinkels in ons land geopend. De Zaanse bedrijven Simon de Wit en Albert Heijn waren hier vroeg bij. In 1952 opende Albert Heijn in Schiedam zijn eerste zelfbedieningswinkel. In de geschiedenis van dit bedrijf werd dit zodanig als een mijlpaal gezien, dat vrijwel de voltallige directie achter de kassa's mandjes en wagentjes stond in te nemen en weer uit te reiken. In twee dagen werd er net zoveel omgezet als de totale weekomzet van een flinke bedieningswinkel. |
| |
| Na een aanvankelijk aarzelende houding van het publiek bleek halverwege de jaren vijftig deze nieuwe manier van winkelen ook in Nederland een succes. In 1955 werd in Rotterdam de eerste supermarkt met vlees en groente geopend en niet veel later verschenen er overal in het land winkelcentra met een regionale functie. Vanaf 1970 verschenen er ook de discountbedrijven met als stelling 'Poor people need low prices, rich people love them'. Deze bedrijven zijn voornamelijk gevestigd in loodsen of leegstaande gebouwen met een sober interieur, hanteren een beperkt assortiment en hebben over het algemeen weinig personeel. |
| |
| Deze formule is dermate aangeslagen dat een aantal van hen zich na verloop van tijd ontwikkelde tot landelijke c.q. regionaal gerichte levensmiddelenketens. Voorbeelden hiervan zijn Dirk van de Broek, Vomar, Jack Hermans, Kijkgrijp, [[Komart]] en Dekamarkt. Als gevolg van de veranderingen, die na de Tweede Wereldoorlog plaats hadden liep beginjaren negentig het aantal van 27.000 bedieningswinkels terug tot 10.000 grote of kleine zelfbedieningswinkels. De metamorfose van 'mag het een ietsje meer zijn, mevrouw' tot 'de diabetische artikelen vindt u in stelling 7 van winkelstraat 9, mijnheer' heeft ook voor de handel, industrie, distributie en bestemmingsplannen van overheden grote gevolgen gehad. |
| |
H. van Petten | H. van Petten |