Beide kanten vorige revisie
Vorige revisie
Volgende revisie
|
Vorige revisie
|
tweede_wereldoorlog [2024/06/14 09:04] zaanlander |
tweede_wereldoorlog [2024/07/29 08:57] (huidige) zaanlander |
Achteraf is komen vast te staan dat zij voorafgaande aan en in de oorlogsdagen van mei 1940 geen verraad hebben gepleegd in die zin dat zij militaire geheimen aan de Duitsers hebben doorgegeven of aan Duitse zijde hebben meegevochten. Wel stelden velen van hen zich tijdens de bezetting geheel beschikbaar voor de Duitsers, onder andere als vrijwilligers in de oorlog tegen de Russen, als ambtenaren, burgemeesters, politiefunctionarissen en als verklikkers. | Achteraf is komen vast te staan dat zij voorafgaande aan en in de oorlogsdagen van mei 1940 geen verraad hebben gepleegd in die zin dat zij militaire geheimen aan de Duitsers hebben doorgegeven of aan Duitse zijde hebben meegevochten. Wel stelden velen van hen zich tijdens de bezetting geheel beschikbaar voor de Duitsers, onder andere als vrijwilligers in de oorlog tegen de Russen, als ambtenaren, burgemeesters, politiefunctionarissen en als verklikkers. |
| |
Dan waren er ook de WA'ers, de zwart-geüniformeerden van de Weer-Afdeling van de NSB. Een soort straatvechters die probeerden onwelgezinden te intimideren. Aanvankelijk gingen ergernis en woede van de andere Nederlanders vooral uit naar al deze NSB'ers. Die deden hun kwalijke werk vrijwillig. Een Duitse soldaat heette tenslotte maar te zijn gestuurd. Pas na die gewone soldaten kwamen de harde partijgangers: de mannen van de SA of Sturm Abteilung, oorspronkelijk het orgaan voor opleiding en opvoeding, de SS of Schutz Staffel, het 'Germaans' elite-orgaan van de partij, de SD of Sicherheits Dienst, een veiligheidsorgaan, en de Gestapo ofwel de geheime staatspolitie. Onder aanvoering van dr. Arthur Seyss-Inquart en Hanns Albin Rauter, de hoogste Duitse politieman in Nederland, maakten zij gauw duidelijk wie hier werkelijk de baas waren geworden: zij, de Duitsers. En niet hun hulpjes van de NSB. | Dan waren er ook de WA'ers, de zwart-geüniformeerden van de Weer-Afdeling van de NSB. Een soort straatvechters die probeerden onwelgezinden te intimideren. Aanvankelijk gingen ergernis en woede van de andere Nederlanders vooral uit naar al deze NSB'ers. Die deden hun kwalijke werk vrijwillig. Een Duitse soldaat heette tenslotte maar te zijn gestuurd. Pas na die gewone soldaten kwamen de harde partijgangers: de mannen van de SA of Sturm Abteilung, oorspronkelijk het orgaan voor opleiding en opvoeding, de SS of Schutz Staffel, het Germaans elite-orgaan van de partij, de SD of Sicherheits Dienst, een veiligheidsorgaan, en de Gestapo ofwel de geheime staatspolitie. Onder aanvoering van dr. Arthur Seyss-Inquart en Hanns Albin Rauter, de hoogste Duitse politieman in Nederland, maakten zij gauw duidelijk wie hier werkelijk de baas waren geworden: zij, de Duitsers. En niet hun hulpjes van de NSB. |
| |
De Duitsers mochten de baas zijn, zij hadden het niet alleen voor het zeggen. Eén van hun eerste maatregelen was het onder toezicht stellen van de dagbladen. Die werden beperkt in hun vrijheid te schrijven wat zij wilden en gedwongen door de Duitsers gewenste stukken op te nemen. Maar in de zomer en het najaar van 1940 verschenen er in Nederland al 62 illegale krantjes, meestal gestencild, met een totale oplaag van boven de 50.000. Zij wekten de lezers op zich niet neer te leggen bij de Duitse overmacht. De bekendsten van die ondergrondse kranten werden Het Parool, Vrij Nederland en De Waarheid. Uit Vrij Nederland kwam later Trouw voort. In oktober 1944 verscheen in de Zaanstreek de illegale [[Typhoon|Typhoon]]; de eerste uitgave heette de Moffenzeef. De Typhoon werd gemaakt door de rooms-katholieke centrale van [[groot1|kapelaan Gerrit Groot]] die eerder mannen en jongens had helpen onderduiken als zij moesten werken in Duitsland. Aanwakkeren van de verzetsgeest, perspectief blijven bieden op betere tijden en blootleggen van de leugens in de bovengrondse kranten waren de voornaamste bezigheden van de illegale kranten. Zij hadden succes. | De Duitsers mochten de baas zijn, zij hadden het niet alleen voor het zeggen. Eén van hun eerste maatregelen was het onder toezicht stellen van de dagbladen. Die werden beperkt in hun vrijheid te schrijven wat zij wilden en gedwongen door de Duitsers gewenste stukken op te nemen. Maar in de zomer en het najaar van 1940 verschenen er in Nederland al 62 illegale krantjes, meestal gestencild, met een totale oplaag van boven de 50.000. Zij wekten de lezers op zich niet neer te leggen bij de Duitse overmacht. De bekendsten van die ondergrondse kranten werden Het Parool, Vrij Nederland en De Waarheid. Uit Vrij Nederland kwam later Trouw voort. In oktober 1944 verscheen in de Zaanstreek de illegale [[Typhoon|Typhoon]]; de eerste uitgave heette de Moffenzeef. De Typhoon werd gemaakt door de rooms-katholieke centrale van [[groot1|kapelaan Gerrit Groot]] die eerder mannen en jongens had helpen onderduiken als zij moesten werken in Duitsland. Aanwakkeren van de verzetsgeest, perspectief blijven bieden op betere tijden en blootleggen van de leugens in de bovengrondse kranten waren de voornaamste bezigheden van de illegale kranten. Zij hadden succes. |
Langzamerhand ontstond de situatie dat enkele duizenden actief verzet pleegden. Zij maakten ondergrondse kranten, hielpen joden en andere onderduikers, overvielen distributiekantoren, pleegden sabotage, ruimden verraders uit de weg, hinderden Duitse transporten en haalden soms illegale strijders uit de gevangenis. | Langzamerhand ontstond de situatie dat enkele duizenden actief verzet pleegden. Zij maakten ondergrondse kranten, hielpen joden en andere onderduikers, overvielen distributiekantoren, pleegden sabotage, ruimden verraders uit de weg, hinderden Duitse transporten en haalden soms illegale strijders uit de gevangenis. |
| |
Enige honderdduizenden raakten bij de illegaliteit betrokken als onderduikers en huisvesters van onderduikers en illegale strijders. Er waren nog meer mensen die kennis namen van de inhoud van de illegale kranten en financieel bijdroegen aan het verzet. Een wezenskenmerk van de illegaliteit was de anonimiteit van haar medewerkers. Maar door hun contacten en bezigheden moeten vele anderen hebben geweten, althans hebben vermoed, wie waren betrokken bij de illegaliteit. Dat heeft wel eens tot verraad geleid, maar slechts op beperkte schaal. De gevolgen daarvan waren trouwens erg genoeg. Dat alles was overigens in het klein begonnen. Met schimpen op en negeren van NSB'ers. Met weghalen of verplaatsen van Duitse wegwijzerborden. Ontduiken van het verbod naar de Engelse radio te luisteren. Demonstratief dragen van anjers op de eerste verjaardag van Prins Bernhard tijdens de bezetting. Het laten mislukken van collectes voor de Winterhulp. Het nauwelijks voldoen aan de verplichting koper, andere bruikbare metalen en radio's in te leveren. Kleine dingen. Maar ze werkten. | Enige tienduizenden raakten bij de illegaliteit betrokken als onderduikers en huisvesters van onderduikers en illegale strijders. Er waren nog meer mensen die kennis namen van de inhoud van de illegale kranten en financieel bijdroegen aan het verzet. Een wezenskenmerk van de illegaliteit was de anonimiteit van haar medewerkers. Maar door hun contacten en bezigheden moeten vele anderen hebben geweten, althans hebben vermoed, wie waren betrokken bij de illegaliteit. Dat heeft wel eens tot verraad geleid, maar slechts op beperkte schaal. De gevolgen daarvan waren trouwens erg genoeg. |
| |
Januari 1941 schreef de secretaris-generaal van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur aan gemeentebesturen dat zij op hun middelbare scholen een eind moesten maken aan het getreiter van kinderen van NSB'ers door andere leerlingen. NSB-leider Mussert klaagde juni 1941 in Wormerveer over die onnozelen die elkaar te pas en te onpas Ozo toeriepen, een afkorting van Oranje zal overwinnen. Het drong door tot de NSB'ers hoe geïsoleerd zij waren gebleven. Er zijn twee massale openbare protesten geweest. Al op 25 en 26 februari 1941, maar negen maanden na het begin van de bezetting, was dat in Amsterdam, de Zaanstreek, Haarlem en Hilversum, de door de illegale CPN geïnspireerde staking tegen de jodenvervolging. In het voorafgaande weekeinde waren in Amsterdam 388 joodse jongens en mannen opgepakt, afgeranseld en weggevoerd met onbekende bestemming. In april/mei 1943 volgde spontaan een omvangrijker staking, voornamelijk buiten de Randstad. De directe aanleiding was het in krijgsgevangenschap terugroepen van Nederlandse militairen uit de meidagen van 1940. De Duitsers reageerden er keihard op. Toen waren de verhoudingen al aanzienlijk verscherpt. | Dat alles was overigens in het klein begonnen. Met schimpen op en negeren van NSB'ers. Met weghalen of verplaatsen van Duitse wegwijzerborden. Ontduiken van het verbod naar de Engelse radio te luisteren. Demonstratief dragen van anjers op de eerste verjaardag van Prins Bernhard tijdens de bezetting. Het laten mislukken van collectes voor de Winterhulp. Het nauwelijks voldoen aan de verplichting koper, andere bruikbare metalen en radio's in te leveren. Kleine dingen. Maar ze werkten. |
| |
De Duitse nederlaag begon zich al af te tekenen: bij Stalingrad waren in de winter 1942-1943 240.000 Duitse militairen uitgeschakeld. Sinds december 1942 mocht Mussert zich na een bezoek aan Hitler Leider van het Nederlandse volk noemen. Daarna had hij een secretarie van staat gevormd en een aantal gemachtigden benoemd. In verzetskringen vreesde men dat dit de aanzet tot een Mussert-regering was. Als waarschuwing schoot iemand uit het linkse deel van het verzet de gemachtigde Hendrik Alexander Seijffardt (69) dood. Een aanslag op een andere gemachtigde mislukte. Seyffart was in 1934 chef van de generale staf en voorzitter van de defensieraad geworden, sinds 1941 was hij leider van de Nederlandse vrijwilligers die met de Duitsers meevochten aan het oostfront. | Januari 1941 schreef de secretaris-generaal van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur aan gemeentebesturen dat zij op hun middelbare scholen een eind moesten maken aan het getreiter van kinderen van NSB'ers door andere leerlingen. NSB-leider Mussert klaagde juni 1941 in Wormerveer over die onnozelen die elkaar te pas en te onpas Ozo toeriepen, een afkorting van Oranje zal overwinnen. Het drong door tot de NSB'ers hoe geïsoleerd zij waren gebleven. |
| |
De aanslagen leidden tot een meningsverschil tussen verzetsgroepen. Sommige meenden dat aanslagen te ver gingen. Andere oordeelden dat in de inmiddels aangebroken tijd van volledige rechteloosheid aanslagen gerechtvaardigd waren. Later werd die opvatting de algemene. Ook in het voorjaar van 1943 moesten de studenten een loyaliteitsverklaring tekenen, velen weigerden en raakten de artsen in een openbaar conflict met de artsenkamer. Het naar Duitsland sturen van Nederlandse arbeiders vierde hoogtij. Aanvankelijk was vooral uit linkse kring hulp geboden aan arbeiders die zich door onderduiken aan de arbeidsinzet onttrokken. In het voorjaar van 1943 kwam daarin verandering. Ds. Frits Slomp, in het verzet Frits de Zwerver of ook wel Ouderling Van Zanten genoemd en mevrouw Helena Theodora Kuipers-Rietberg vormden in het protestants-christelijke volksdeel de organisatie die bekend zou worden als de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). De kern van de LO is ontstaan, ook in de Zaanstreek, tijdens thee-avondjes die de [[anti_revolutionaire|anti-revolutionairen]] hielden na het verbod van de politieke partijen. Tijdens deze bijeenkomsten wekten twaalf apostelen op tot geestelijk verzet. | Er vonden twee massale openbare protesten plaats. Al op 25 en 26 februari 1941, negen maanden na het begin van de bezetting, was dat in Amsterdam, de Zaanstreek, Haarlem en Hilversum, de door de illegale CPN geïnspireerde staking tegen de jodenvervolging. In het voorafgaande weekeinde waren in Amsterdam 388 joodse jongens en mannen opgepakt, afgeranseld en weggevoerd met onbekende bestemming. In april/mei 1943 volgde spontaan een omvangrijker staking, voornamelijk buiten de Randstad. De directe aanleiding was het in krijgsgevangenschap terugroepen van Nederlandse militairen uit de meidagen van 1940. De Duitsers reageerden er keihard op. Toen waren de verhoudingen al aanzienlijk verscherpt. |
| |
Uit de LO kwamen de Knokploegen of KP's voort toen bonkaarten voor onderduikers niet meer op min of meer legale wijze te verkrijgen waren. Zo nodig traden zij gewapend op, net als de Raad van Verzet. In plaatsen waar de CPN sterk was was de Raad van Verzet meestal links georiënteerd, elders niet of minder. Ook uit de Ordedienst, de OD, aanvankelijk vooral oud-officieren uit het leger die beoogden tussen vertrek van de Duitsers en terugkomst van de regering de orde te handhaven, kwamen personen voort die aan het gewapend verzet gingen meedoen. De Duitsers bestreden het verzet te vuur en te zwaard. Aangehouden verzetsmensen werden gemarteld, doodgeschoten of naar concentratiekampen gestuurd. Na de invasie op 6 juni 1944 in Normandië bereikten de geallieerde troepen in september 1944 Zuid-Nederland. Hun opmars liep vast op de grote rivieren. Om die te overbruggen voerden de geallieerden op 17 september 1944 grote luchtlandingen uit bij onder andere Arnhem. Dezelfde dag gaf de Nederlandse regering opdracht tot de spoorwegstaking. | De Duitse nederlaag begon zich in 1942 af te tekenen: bij Stalingrad waren in de winter 1942-1943 240.000 Duitse militairen uitgeschakeld. Sinds december 1942 mocht Mussert zich na een bezoek aan Hitler leider van het Nederlandse volk noemen. Daarna had hij een secretarie van staat gevormd en een aantal gemachtigden benoemd. In verzetskringen vreesde men dat dit de aanzet tot een Mussert-regering was. Als waarschuwing schoot iemand uit het linkse deel van het verzet de gemachtigde Hendrik Alexander Seijffardt (69) dood. Een aanslag op een andere gemachtigde mislukte. Seyffart was in 1934 chef van de generale staf en voorzitter van de defensieraad geworden, sinds 1941 was hij leider van de Nederlandse vrijwilligers die met de Duitsers meevochten aan het oostfront. |
| |
De luchtlandingen bereikten niet het beoogde resultaat. Arnhem bleef vooralsnog in Duitse handen. Door die ontwikkeling van de oorlog duurde de spoorwegstaking veel langer dan was verwacht. De Duitsers grepen de spoorwegstaking aan als alibi om de voedselvoorziening van Nederland stop te zetten. Dat leidde in West-Nederland tot de hongerwinter. Ze eindigde pas na de bevrijding. Die kwam voor West-Nederland op 5 mei 1945 met de Duitse capitulatie in Wageningen. Daarbij was prins Bernhard aanwezig. Hij was sinds 3 september 1944 opperbevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten BS. Die waren in opdracht van de regering in Londen gevormd door samenbundeling van de Raad van Verzet, de KP's en de Ordedienst. Op sommige plaatsen kwam die bundeling uiterst moeizaam tot stand. De LO, het Nationaal Steunfonds en de illegale pers bleven buiten deze samenbundeling. Wel hadden zij regelmatig overleg met de staf van de BS. | De aanslagen leidden tot een meningsverschil tussen verzetsgroepen. Sommige meenden dat aanslagen te ver gingen. Andere oordeelden dat in de inmiddels aangebroken tijd van volledige rechteloosheid aanslagen gerechtvaardigd waren. Later werd die opvatting de algemene. Ook in het voorjaar van 1943 moesten de studenten een loyaliteitsverklaring tekenen, velen weigerden en raakten de artsen in een openbaar conflict met de artsenkamer. Het naar Duitsland sturen van Nederlandse arbeiders vierde hoogtij. Aanvankelijk was vooral uit linkse kring hulp geboden aan arbeiders die zich door onderduiken aan de arbeidsinzet onttrokken. |
| |
| In het voorjaar van 1943 kwam daarin verandering. Ds. Frits Slomp, in het verzet Frits de Zwerver of ook wel Ouderling Van Zanten genoemd en mevrouw Helena Theodora Kuipers-Rietberg vormden in het protestants-christelijke volksdeel de organisatie die bekend zou worden als de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers LO. De kern van de LO is ook in de Zaanstreek ontstaan tijdens thee-avondjes die de [[anti_revolutionaire|anti-revolutionairen]] hielden na het verbod van de politieke partijen. Tijdens deze bijeenkomsten wekten twaalf apostelen op tot geestelijk verzet. |
| |
| Uit de LO kwamen de Knokploegen of KP's voort toen bonkaarten voor onderduikers niet meer op min of meer legale wijze te verkrijgen waren. Zo nodig traden zij gewapend op, net als de Raad van Verzet. In plaatsen waar de CPN sterk was, was de Raad van Verzet meestal links georiënteerd, elders niet of minder. Ook uit de Ordedienst, de OD, aanvankelijk vooral oud-officieren uit het leger die beoogden tussen vertrek van de Duitsers en terugkomst van de regering de orde te handhaven, kwamen personen voort die aan het gewapend verzet gingen meedoen. |
| |
| De Duitsers bestreden het verzet te vuur en te zwaard. Aangehouden verzetsmensen werden gemarteld, doodgeschoten of naar concentratiekampen gestuurd. Na de invasie op 6 juni 1944 in Normandië bereikten de geallieerde troepen in september 1944 Zuid-Nederland. Hun opmars liep vast op de grote rivieren. Om die te overbruggen voerden de geallieerden op 17 september 1944 grote luchtlandingen uit bij onder andere Arnhem. Dezelfde dag gaf de Nederlandse regering opdracht tot de spoorwegstaking. |
| |
| De luchtlandingen bereikten niet het beoogde resultaat. Arnhem bleef vooralsnog in Duitse handen. Door die ontwikkeling van de oorlog duurde de spoorwegstaking veel langer dan was verwacht. De Duitsers grepen de spoorwegstaking aan als alibi om de voedselvoorziening van Nederland stop te zetten. Dat leidde in West-Nederland tot de hongerwinter. Ze eindigde pas na de bevrijding. Die kwam voor West-Nederland op 5 mei 1945 met de Duitse capitulatie in Wageningen. Daarbij was prins Bernhard, sinds 3 september 1944 opperbevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten BS, aanwezig. Zij waren in opdracht van de regering in Londen gevormd door samenbundeling van de Raad van Verzet, de KP's en de Ordedienst. Op sommige plaatsen kwam die bundeling uiterst moeizaam tot stand. De LO, het Nationaal Steunfonds en de illegale pers bleven buiten deze samenbundeling. Wel hadden zij regelmatig overleg met de staf van de BS. |
| |
=== 3. Zaanstreek === | === 3. Zaanstreek === |
| |
Het oorlogsgeweld van de meidagen van 1940 trof de Zaanstreek niet, hoewel het niet onopgemerkt voorbij ging. Er waren Duitse vliegtuigen zichtbaar, er werd nu en dan met afweergeschut geschoten, beide Zaandamse ziekenhuizen, het [[juliana-ziekenhuis|gemeentelijk ziekenhuis]] en de [[johannesziekenhuis|Sint Jan]] werden voor zover mogelijk ontruimd, omdat rekening werd gehouden met de mogelijkheid van gevechtshandelingen in de Zaanstreek en omgeving als de Duitsers over de Afsluitdijk zouden kunnen oprukken naar Amsterdam. Enkele tientallen NSB'ers en communisten werden gearresteerd. Aan de arrestanten werd op Tweede Pinksterdag toegevoegd een in Zaandam gelegerde luitenant Jurriaan Gemmeke. Hij werd niet vertrouwd, mede omdat hij, zij het in een ondergeschikte rol, in november 1939 in Venlo was betrokken geweest bij een confrontatie tussen de Duitse en Engelse spionagediensten. Daarna was hij naar Zaandam overgeplaatst. De arrestatie werd verricht door majoor J.G.A. van de Upwich, militair commandant in Zaandam. | Het oorlogsgeweld van de meidagen van 1940 trof de Zaanstreek niet, hoewel het niet onopgemerkt voorbij ging. Er waren Duitse vliegtuigen zichtbaar, er werd nu en dan met afweergeschut geschoten, beide Zaandamse ziekenhuizen, het [[juliana-ziekenhuis|gemeentelijk ziekenhuis]] en de [[johannesziekenhuis|Sint Jan]] werden voor zover mogelijk ontruimd, omdat rekening werd gehouden met de mogelijkheid van gevechtshandelingen in de Zaanstreek en omgeving als de Duitsers over de Afsluitdijk zouden kunnen oprukken naar Amsterdam. |
| |
| Enkele tientallen NSB'ers en communisten werden gearresteerd. Aan de arrestanten werd op Tweede Pinksterdag toegevoegd een in Zaandam gelegerde luitenant Jurriaan Gemmeke. Hij werd niet vertrouwd, mede omdat hij, zij het in een ondergeschikte rol, in november 1939 in Venlo was betrokken geweest bij een confrontatie tussen de Duitse en Engelse spionagediensten. Daarna was hij naar Zaandam overgeplaatst. De arrestatie werd verricht door majoor J.G.A. van de Upwich, militair commandant in Zaandam. |
| |
Derde Pinksterdag, de dag van de capitulatie, hield burgemeester Jan Kalff van Krommenie via de radiodistributie een toespraak waarin hij uiteenzette waarom het goed was dat de koningin naar Engeland was vertrokken. Die dag was in de hele Zaanstreek te zien dat Engelse oorlogsboten 's morgens aan de overkant van het Noordzeekanaal olietanks in brand hadden geschoten. Er torende een hoge en brede rookkolom boven de Zaanstreek die dagenlang stand hield. | Derde Pinksterdag, de dag van de capitulatie, hield burgemeester Jan Kalff van Krommenie via de radiodistributie een toespraak waarin hij uiteenzette waarom het goed was dat de koningin naar Engeland was vertrokken. Die dag was in de hele Zaanstreek te zien dat Engelse oorlogsboten 's morgens aan de overkant van het Noordzeekanaal olietanks in brand hadden geschoten. Er torende een hoge en brede rookkolom boven de Zaanstreek die dagenlang stand hield. |
| |
| |
In de nacht van de capitulatie pleegden sommige mensen zelfmoord, onder wie de leraar van het [[zaanlands_lyceum|Zaanlands Lyceum]] [[lootsma|Sipke Lootsma]] (52), een bekend publicist over de Zaanse geschiedenis. Zaandams burgemeester [[veld|mr. dr. Joris In 't Veld]] greep de begrafenis aan om te reageren op de verwarring rondom het vertrek naar Engeland van koningin en regering: 'Het enige dat ons is overgebleven is de saamhorigheid'. Op 21 mei sprak hij weer daarover, nu bij de opening van een christelijk tehuis voor Nederlandse militairen in gebouw Christelijke Belangen aan de Botenmakersstraat. Hij hield de aanwezigen voor dat Wilhelmina niet was vertrokken uit lafheid, maar om haar werk voort te zetten. 'Het heeft mij pijn gedaan dat in vele kringen over haar wordt gesproken op een manier die te betreuren is.' En tot slot: 'Het is merkwaardig dat ik als [[socialisme|sociaal-democraat]] de koningin moet verdedigen tegen hen die haar trouwste aanhangers waren.' Dat was een verwijzing naar het verleden waarin de sociaal-democraten zich verre van het Oranjehuis hadden gehouden. Pas in de jaren '30 was daarin verandering gekomen. Na die toespraak zei de Gereformeerde predikant Rinze Jacob van der Meulen tegen In 't Veld: 'Ik heb de laatste dagen niet meer voor de koningin kunnen bidden, maar nu doe ik het weer.' De aanwezigen zongen het Wilhelmus. Volgens In 't Veld heeft het nooit meer indruk op hem gemaakt dan die keer. Enkele regionale kranten konden nog wel melding maken van die toespraak, landelijke kranten al niet meer. Na de aankondiging van Seyss-Inquart dat Duitsland Nederland niet een vreemde overtuiging wilde opdringen zei In 't Veld in de eerste vergadering van de gemeenteraad tijdens de bezetting: 'Laten wij die dan ook niet aannemen.' | In de nacht van de capitulatie pleegden sommige mensen zelfmoord, onder wie de leraar van het [[zaanlands_lyceum|Zaanlands Lyceum]] [[lootsma|Sipke Lootsma]] (52), een bekend publicist over de Zaanse geschiedenis. Zaandams burgemeester [[veld|mr. dr. Joris In 't Veld]] greep de begrafenis aan om te reageren op de verwarring rondom het vertrek naar Engeland van koningin en regering: 'Het enige dat ons is overgebleven is de saamhorigheid'. |
| |
| Op 21 mei sprak hij weer daarover, nu bij de opening van een christelijk tehuis voor Nederlandse militairen in gebouw Christelijke Belangen aan de Botenmakersstraat. Hij hield de aanwezigen voor dat Wilhelmina niet was vertrokken uit lafheid, maar om haar werk voort te zetten. 'Het heeft mij pijn gedaan dat in vele kringen over haar wordt gesproken op een manier die te betreuren is.' En tot slot: 'Het is merkwaardig dat ik als [[socialisme|sociaal-democraat]] de koningin moet verdedigen tegen hen die haar trouwste aanhangers waren.' Dat was een verwijzing naar het verleden waarin de sociaal-democraten zich verre van het Oranjehuis hadden gehouden. Pas in de jaren '30 was daarin verandering gekomen. |
| |
| Na die toespraak zei de Gereformeerde predikant Rinze Jacob van der Meulen tegen In 't Veld: 'Ik heb de laatste dagen niet meer voor de koningin kunnen bidden, maar nu doe ik het weer'. De aanwezigen zongen het Wilhelmus. Volgens In 't Veld heeft het nooit meer indruk op hem gemaakt dan die keer. Enkele regionale kranten konden nog wel melding maken van die toespraak, landelijke kranten al niet meer. Na de aankondiging van Seyss-Inquart dat Duitsland Nederland niet een vreemde overtuiging wilde opdringen zei In 't Veld in de eerste vergadering van de gemeenteraad tijdens de bezetting: 'Laten wij die dan ook niet aannemen.' |
| |
| Inmiddels waren exporterende Zaanse bedrijven hun afzetgebieden Engeland en Frankrijk kwijt. Hun directies bezonnen zich er in de eerste maand van de bezetting op hoe dat probleem te ondervangen zou zijn. De uitslag van hun beraad was: 'Duitsland is reeds lang een belangrijk afnemer van verschillende Zaanse producten. Waarschijnlijk zal het de Zaanse ondernemers de minste zorg geven in dit rijk hun afzetgelegenheid te vergroten.' |
| |
Inmiddels waren exporterende Zaanse bedrijven hun afzetgebieden Engeland en Frankrijk kwijt. Hun directies bezonnen zich er in de eerste maand van de bezetting op hoe dat probleem te ondervangen zou zijn. De uitslag van hun beraad was: 'Duitsland is reeds lang een belangrijk afnemer van verschillende Zaanse producten. Waarschijnlijk zal het de Zaanse ondernemers de minste zorg geven in dit rijk hun afzetgelegenheid te vergroten.' Zij hadden een ander probleem dan ir. F.Q. den Hollander, de directeur van de in Zaandam gevestigde [[artillerie|Artillerie-Inrichting]], de grootste wapen- en munitiefabriek van het land. In de middag van 14 mei had hij opdracht gegeven het opblazen van het bedrijf te gaan voorbereiden. Maar generaal Winkelman had hem de uitvoering van dat voornemen verboden. Winkelman wilde, met de capitulatie in zicht, de Duitsers niet voor het hoofd stoten. Daarom ook stuurde hij de dag na de overgave een verzoek aan alle burgemeesters in nog niet bezet gebied om de bezetting zoveel mogelijk te vergemakkelijken. Den Hollander was minder bereidwillig. De dag na de capitulatie stopte hij de productie. Dat verwierf de instemming van secretaris-generaal Cornelis Ringeling van het ministerie van Defensie. | Zij hadden een ander probleem dan ir. F.Q. den Hollander, de directeur van de in Zaandam gevestigde [[artillerie|Artillerie-Inrichting]], de grootste wapen- en munitiefabriek van het land. In de middag van 14 mei had hij opdracht gegeven het opblazen van het bedrijf te gaan voorbereiden. Maar generaal Winkelman had hem de uitvoering van dat voornemen verboden. Winkelman wilde, met de capitulatie in zicht, de Duitsers niet voor het hoofd stoten. Daarom ook stuurde hij de dag na de overgave een verzoek aan alle burgemeesters in nog niet bezet gebied om de bezetting zoveel mogelijk te vergemakkelijken. |
| Den Hollander was minder bereidwillig. De dag na de capitulatie stopte hij de productie. Dat verwierf de instemming van secretaris-generaal Cornelis Ringeling van het ministerie van Defensie. |
| |
Op 19 juni kreeg Den Hollander schriftelijk bericht dat de A.I. werd gevorderd ten behoeve van het bezettingsleger. Aangezien Den Hollander niet wilde werken voor de Duitsers nam hij ontslag. Binnen een week na zijn afscheidsrede echter zwichtte hij 'na dagen en nachten van innerlijke strijd' voor verzoeken van personeelsleden om te blijven. Hij beperkte de oorlogsproductie, ging ook gereedschap en landbouwwerktuigen maken en verminderde tot zomer 1943 het aantal personeelsleden van 7.000 tot 1.700. | Op 19 juni kreeg Den Hollander schriftelijk bericht dat de A.I. werd gevorderd ten behoeve van het bezettingsleger. Aangezien Den Hollander niet wilde werken voor de Duitsers nam hij ontslag. Binnen een week na zijn afscheidsrede echter zwichtte hij 'na dagen en nachten van innerlijke strijd' voor verzoeken van personeelsleden om te blijven. Hij beperkte de oorlogsproductie, ging ook gereedschap en landbouwwerktuigen maken en verminderde tot zomer 1943 het aantal personeelsleden van 7.000 tot 1.700. |