Verschillen
Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisie Vorige revisie Volgende revisie | Vorige revisie | ||
gezondheidszorg:gezondheidszorg_voor_1800 [2016/06/19 20:07] jan [Gezondheidszorg vóór 1800.] |
gezondheidszorg:gezondheidszorg_voor_1800 [2024/07/02 05:54] (huidige) zaanlander [Abraham L. Vrolingh] |
||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | <nav type=" | ||
+ | * [[Gezondheidszorg: | ||
+ | * [[gezondheidszorg: | ||
+ | * [[gezondheidszorg: | ||
+ | * [[gezondheidszorg: | ||
+ | </ | ||
+ | ====Gezondheidszorg vóór 1800. ==== | ||
+ | === 1.1. Inleiding. Filosofische geneesheren en heelkundige handwerkers. === | ||
+ | [{{: | ||
+ | |||
+ | ==Geneeskundigen en chirurgijns== | ||
+ | |||
+ | Tot in de 19e eeuw zijn deze Griekse invloeden op de Universitaire Geneeskunde aantoonbaar. Dit geldt ook voor de tweedeling van het geneeskundige arbeidsveld. Universitair opgeleide geneeskundigen bleven zich beperken tot theoretisch-wetenschappelijke benaderingen van de onzichtbare, | ||
+ | |||
+ | === 1.2. De geneeskundige wetenschap sinds de Renaissance === | ||
+ | |||
+ | ==Vesalius== | ||
+ | De huidige wijze van denken en handelen in de geneeskunde heeft zich zeer geleidelijk kunnen ontwikkelen sinds de Renaissance, | ||
+ | In 1543 vertrok hij naar de Universiteit van Basel voor de publicatie van zijn opzienbarende anatomische handboek De humani corporis fabrica. Hij corrigeerde in deze studie talrijke onjuiste anatomische beschrijvingen van beroemde klassieke collega' | ||
+ | |||
+ | ==Na Vesalius== | ||
+ | Veel anatomen na Vesalius onderzochten ook de werking van de organen die zij hadden ontleed. Zo beschreef de Engelsman William Harvey (1578-1657) de bouw van hart en bloedvaten en baseerde daarop zijn ideeën over de functie van dit orgaanstelsel, | ||
+ | |||
+ | == De bijdrage van natuurkundigen== | ||
+ | Ook natuurkundigen leverden belangrijke bijdragen aan de geneeskunde, | ||
+ | |||
+ | Door wetenschappelijk geneeskundig onderzoek aan het ziekbed leerde men de eigen aard en de onderlinge afgrenzing van een reeks kwalen omschrijven in goed herkenbare ziektebeelden. Thomas Sydenham (1624-1689) onderscheidde daarbij drie groepen van symptomen van ziek zijn: | ||
+ | |||
+ | * 1. de wezenlijke, de kenmerkende reacties van de zieke op processen en stoffen die het ziek zijn bewerkstelligen; | ||
+ | * 2. de modificaties van deze reacties op grond van eigenschappen van de individuele patiënt, zoals diens conditie, geslacht, leeftijd, aanleg, leefmilieu, enzovoort; en | ||
+ | * 3. de accidentele, | ||
+ | |||
+ | Gaub (1704-1780), | ||
+ | |||
+ | De behandeling van patiënten met inwendige ziekten profiteerde vóór 1800 nog weinig van de wetenschappelijke aanwinsten. Ziekte-oorzaken bleven veelal onbekend, ziekelijke processen onbegrepen, evenals de wijze waarop geneesmiddelen hun werking uitoefenden. Onontbeerlijke natuurwetenschappelijke kennis over biologie, scheikunde, natuurkunde, | ||
+ | |||
+ | ==De koepokinenting== | ||
+ | De koepokinenting, | ||
+ | |||
+ | === 1.3. De praktijk van de doctores medicinae === | ||
+ | |||
+ | ==Opleiding van de doctores== | ||
+ | Doctores waren in onze landen vóór de 17e eeuw schaars en alleen gevestigd aan de hoven en in grote steden. De opleiding was sinds de 13e eeuw te volgen aan universiteiten in het buitenland, zoals in Leuven, Parijs, Montpellier, | ||
+ | |||
+ | De eerste Noordnederlandse universiteit werd in 1575 in Leiden gesticht. De academische leerstof werd overal hoofdzakelijk ontleend aan klassieke wijsgerige geschriften en was vrijwel geheel theoretisch. Praktijklessen aan het ziekbed werden eerst aan het eind van de 18e eeuw vrij algemeen ingevoerd; Nederland liep daarbij niet voorop, ondanks het goede voorbeeld dat Boerhaave reeds aan het begin van die eeuw had gegeven. Anatomische lessen en openbare secties in een theatrum anatomicum waren al sinds Vesalius toegevoegd aan de opleiding. | ||
+ | |||
+ | ==Rollen van de doctores== | ||
+ | De doctores, in de steden vrij gevestigd, aanvaardden naast hun eigen praktijk graag een aanstelling als stadsgeneesheer voor de armenpraktijk in woonwijken en in openbare gasthuizen, pesthuizen en dergelijke; ook kerkbesturen benoemden wel eigen doctores voor de hulp aan hun arme leden. De doctores adviseerden het plaatselijke gemeentebestuur bij de bestrijding van besmettelijke ziekten en bij gerechtelijke zaken. Zij hadden tevens de supervisie van de praktijken, de opleiding en bij het examineren van de plaatselijke chirurgijns. | ||
+ | |||
+ | Een vooraanstaand geneeskundige, | ||
+ | |||
+ | ==Herman Boerhaave (1668-1738)== | ||
+ | Een objectieve beoordeling van de geneeskundige kwaliteiten van de doorsnee stedelijke doctor is thans niet goed mogelijk. Dit geldt niet voor de vooraanstaande, | ||
+ | |||
+ | Zo was de Leidse hoogleraar Herman Boerhaave geen vernieuwer van wetenschappelijke geneeskundige kennis, maar wel een zeer veelzijdige hooggeleerde docent en een befaamd genezer. Hij werd door veel beroemde leerlingen als de gemeenschappelijke leraar van geneeskundig Europa gezien. Hij gebruikte alle destijds verworven wetenschappelijke kennis zeer kritisch en selectief door toetsing aan eigen ervaringen en inzichten. | ||
+ | |||
+ | Zijn Europese studentenschare kwam naar Leiden voor de uitzonderlijke kwaliteit van zijn onderwijs, in het bijzonder de praktijklessen aan het ziekbed van patiënten. De zieken kwamen uit geheel Europa naar Leiden, aangetrokken door de opmerkelijk gunstige resultaten van zijn behandelingen. Deze werden bereikt met het bescheiden arsenaal geneesmiddelen en geneeswijzen waar iedere geneesheer over beschikken kon. Het optreden van Boerhaave aan het ziekbed en zijn adviezen doen ons denken aan Hippocrates, | ||
+ | |||
+ | ==Christiaan Hahnemann (1755-1843)== | ||
+ | |||
+ | Een eveneens vooraanstaand practicus was de Duitse geneeskundige Christiaan Hahnemann, een knap genezer en een markante persoonlijkheid, | ||
+ | |||
+ | Hij werd en is nog steeds bekend door de introductie van een door hem bedachte geneeswijze, | ||
+ | |||
+ | Tot een afdoende experimentele toetsing van dit idee is het nooit gekomen, noch in de tijd van Hahnemann, noch in de 150 jaren daarna. In de sterke verdunningen die veelal worden aanbevolen is bovendien ook met de hedendaagse gevoelige analyse-technieken geen molecuul, noch enig ander bewijs gevonden voor de aanwezigheid van de werkzame stof. Rationeel natuurwetenschappelijke verklaringen voor de veronderstelde therapeutische invloeden zijn evenmin ontdekt. | ||
+ | |||
+ | === 1.4. De heelkunde van de chirurgijns === | ||
+ | |||
+ | De oudste berichten over scheerders, barbiers, chirurgijns en heelmeesters in Nederland stammen uit de tweede helft van de 14e eeuw. Kampen benoemde haar eerste stadschirurgijn voor de armenpraktijk in 1429. Taak, bevoegdheden, | ||
+ | |||
+ | Het aderlaten was het meest gewichtige onderdeel van de kunst. Het laten om ziekte te voorkomen kon alleen met succes worden verricht indien dat geschiedde op een goed gekozen dag en uit de juiste ader. Voor deze keuze was een grondige kennis vereist van de stand van de planeten en de sterrebeelden. | ||
+ | |||
+ | Voor meer ingrijpende behandelingen was steeds toestemming vereist van het stadsbestuur, | ||
+ | |||
+ | ==Chirurgijnsgilden in de steden== | ||
+ | In de steden werden de heelkundige taken wel duidelijk een onderdeel van het vakgebied dat door de meester chirurgijn persoonlijk werd verzorgd, daarbij geassisteerd door zijn proefknechten die eerlang het chirurgijnsexamen zouden gaan afleggen. In het midden van de 15e eeuw werden in vele steden de eerste chirurgijnsgilden opgericht die, zoals alle gilden, primair de taak hadden de zakelijke belangen van de leden te beschermen tegen concurrentie onderling en tegen de moeilijk te beteugelen praktijken van reizende vrije meesters, beunhazen, kwakzalvers en echte bedriegers. | ||
+ | |||
+ | In de gildebrieven werden gildebestuurders door hun stedelijke overheid belast met het toezicht op de praktijkvoering van hun leden en bovendien, veelal onder supervisie van een stadsdoctor, | ||
+ | |||
+ | Het gildebestuur werd ook geraadpleegd over de kwaliteiten van de rondreizende genezers, voordat deze van het gemeentebestuur toestemming konden verkrijgen hun bijzondere kundigheden in de stad te praktizeren. Onder deze lieden bevonden zich soms kundige heelmeesters, | ||
+ | |||
+ | ==Ambroise Paré (1517-1590)== | ||
+ | Het aanzien van chirurgijns bij de overheid en bij de bevolking en de waardering voor hun kennis en kundigheden waren in de 15e en 16e eeuw gering. Dankzij het levenswerk van de Franse chirurgijn Ambroise Paré hebben vooraanstaande vakgenoten echter een snelle ontwikkeling kunnen doormaken. Paré was, zoals alle chirurgijns van vóór de l7e en 18e eeuw, van afkomst een zeer eenvoudig handwerksman, | ||
+ | |||
+ | Paré verwierf eigen kennis, ervaring en technische vaardigheid gedurende zijn loopbaan als mr. chirurgijn, wondarts op de slagvelden van de Franse legers. Daar leerde hij fracturen en wonden veel sneller en doeltreffender te behandelen. Het gieten van kokende olie in schotwonden werd afgeschaft, het amputeren van ledematen met onderbinding van de bloedvaten inplaats van het gebruikelijke dichtschroeien met een brandijzer, het hechten van darm- en buikwandwonden, | ||
+ | |||
+ | In tijden van vrede verbeterde hij vele operatietechnieken: | ||
+ | |||
+ | De operatietechnieken, | ||
+ | |||
+ | ==Anatomische lessen== | ||
+ | Nieuwe anatomische kennis en technische vaardigheden leidden tot een duidelijke opwaardering van de heelkunde en de heelkundigen. De bekende, deftige Anatomische lessen, groepsportretten van vooraanstaande stedelijke chirurgijns, | ||
+ | |||
+ | ==Ziektes tijdens zeereizen== | ||
+ | De nieuwe scheepsheelkundigen op de grote vaart konden zich in de harde leerschool van de grote zeereizen ontwikkelen tot zeer vaardige en ervaren chirurgen voor velerlei kwetsuren als gevolg van ongelukken en gevechtshandelingen. Hun behandeling van lijders aan inwendige ziektes had weinig succes. Zeer vele schepelingen overleden tijdens epidemieën van besmettelijke darmziekten, | ||
+ | |||
+ | In de 16e eeuw ontdekte men echter een afdoend middel om de kwaal te voorkomen en te genezen: de consumptie van verse groenten en fruit. In 1598 stichtte de VOC een eigen verversingsstation en compagniestuin op Mauritius; de meest bekende, op Kaap de Goede Hoop sinds 1648, werd in 1652 door de opperkoopman van de VOC Jan van Riebeeck omgebouwd tot een permanente vestiging. | ||
+ | |||
+ | Jan van Riebeeck was oorspronkelijk scheepsheelmeester bij de VOC; collega' | ||
+ | |||
+ | ==Verloskunde als specialisme== | ||
+ | In de loop van de 17e eeuw ging een aantal chirurgijns zich in het bijzonder bezighouden met de problematiek op onderdelen van het vakgebied. Franse heelkundigen, | ||
+ | |||
+ | Ook vroedvrouwen leverden belangrijke bijdragen; zij hadden ervaringskennis van vele eeuwen waarin zij de enige en veelal gewaardeerde verloskundige helpers waren, ook voor de notabelen. In de geneeskundige stand was hun aanzien gering. Hun algemene ontwikkeling was zeer beperkt en een verloskundige opleiding bestond nog niet. | ||
+ | |||
+ | Toch werden zij reeds in de 15e en 16e eeuw officieel door gemeentelijke overheden aangesteld voor de verloskundige armenpraktijk, | ||
+ | |||
+ | Vroedmeesters moesten de vroedvrouwen te hulp komen bij gecompliceerde bevallingen. Zij waren de enigen die instrumentele verlossingen mochten verrichten. Zij werden waardevolle leermeesters. De Nederlandse chirurgijn Hendrik van Deventer (1651-1724) publiceerde een nauwkeurige studie over het vrouwenbekken en gaf de eerste rationele analyse van het gebeuren bij normale en afwijkende bevallingen in zijn Dageraet der Vroetvrouwen (1696) en in een reeks latere geschriften. | ||
+ | |||
+ | Dr. Frederik Ruysch (1638-1731), | ||
+ | |||
+ | In het Amsterdamse St. Pietersgasthuis werd in 1680 in het koor van de voormalige Nonnenkerk een eerste kraamkamer ingericht, in de kerk zelf een kraamzaal; een gasthuis-vroedmeester werd met de leiding belast. | ||
+ | |||
+ | ==Meer specialisten== | ||
+ | Reeds eerder waren een oogstaarsteker en twee blaassteensnijders aangesteld. Zij mochten hun operaties zonder voorafgaande toestemming van de regenten uitvoeren. | ||
+ | |||
+ | Onder de reizende vrije meesters waren reeds vele jaren anders-gespecialiseerde chirurgijns werkzaam. Echte opleidingen bestonden niet. Het waren veelal ondernemende, | ||
+ | |||
+ | In de 17e en 18e eeuw werd de maatschappelijke en wetenschappelijke afstand tussen vooraanstaande heelkundigen en de doctores medicinae geleidelijk aan kleiner. Chirurgijns gingen op hogescholen geneeskunde studeren en academici bekwaamden zich in heelkundige vaardigheden en hun genees-, heel- en verloskundige theoretische kennis toepassen aan het ziekbed. | ||
+ | |||
+ | Het primitieve heelkundige handwerk ontwikkelde zich tot een wetenschappelijke discipline met een gedegen theoretische opleiding en praktische scholing. Eerst in het midden van de 19e eeuw liepen ook de grote chirurgen, ondanks hun kennis van anatomie en fysiologie, vast op de onopgeloste problemen van pijnstilling en wondinfecties. | ||
+ | |||
+ | === 1.5. Zorg in de Zaanstreek tot 1870 === | ||
+ | |||
+ | |||
+ | === 1.5.1. Geneeskundige zorg === | ||
+ | |||
+ | Over de gezondheidszorg in de Nederlandse dorpen voor 1800 is weinig gepubliceerd. Schaarse archivalia over onze streek suggereren dat echte achterstand niet bestond. De relatieve welstand sinds eind 16e eeuw, het intensieve handelsverkeer en de behoeften van walvisvaart en grote zeevaart hebben wellicht de afwezigheid van gilden en de ontoereikende middelen en werkzaamheid van de lokale overheden kunnen compenseren. | ||
+ | |||
+ | Ook de nabijheid van Amsterdam met vele voorzieningen en geneeskundige opleidingen zal een rol hebben gespeeld. Tot in de eerste helft van de 19e eeuw hadden Zaanse chirurgijns een groot aandeel in de verzorging van de bevolking; zij behandelden ook veel niet-heelkundige kwalen. Naast een barbierswinkel beschikten zij soms ook over een apotheek. In de 18e eeuw vestigden zich meer doctores medicinae in de streek. | ||
+ | |||
+ | De samenwerking met de chirurgijns kwam geleidelijk tot stand. In de stads- en dorpspraktijken van Nederlandse geneeskundigen liet de toepassing van wetenschappelijke aanwinsten veelal lange tijd op zich wachten. Dit was in de eerste helft van de vorige eeuw nog weinig veranderd; vakbladen bestonden nauwelijks of niet, vooraanstaande vakgenoten hielden elkaar op de hoogte met lange brieven. | ||
+ | |||
+ | Omstreeks 1850 gebruikten Nederlandse studenten nog een vertaling naar de zesde druk uit 1832 van een leerboek geschreven door een leerling van Boerhaave, de Weense hoogleraar baron Gerard van Swieten (1700-1772). Auenbrugger publiceerde in 1760 zijn nieuwe onderzoeksmethode van de borstkas door middel van percussie, het bekloppen. Vochtophopingen in en rond de longen kon hij zo ontdekken, zoals zijn vader, een herbergier, de inhoud van zijn wijnvaten. Deze zeer waardevolle techniek werd eerst alom toegepast na propaganda door Corvisart, de lijfarts van Napoleon, in 1806. De thermometer, | ||
+ | |||
+ | Het vorenstaande doet vermoeden dat een beschrijving van geneeskundige en gezondheidszorg in de Zaanstreek, vóór de grote ontwikkelingen in het laatste kwart van de 19e eeuw, veel gelijken zal op die van de hulp die in dezelfde eeuwen elders in Nederland werd verleend. | ||
+ | |||
+ | ==De Jisper ledezetters== | ||
+ | Het meest befaamd in de geneeskundige geschiedenis van onze streek zijn de Jisper ledezetters. Zij praktizeerden gedurende de gehele 17e eeuw en waren tot over de landsgrenzen bekend. In de hervormde kerk te Jisp vermeldt een zerk: ' | ||
+ | |||
+ | Mr. Willem Taemszoon zou 'toen hij nog op een buis voer (. . .) met een kleine studie aan de konst gekomen zijn.' Hij vestigde zich daarna als heelmeester en barbier in Jisp. Over de afkomst en de opleiding van het geslacht Ploegh is niets bekend, evenmin over de aard, de inhoud en de resultaten van hun kunst. Deze bleven familiegeheim, | ||
+ | |||
+ | ==Stiers Wreedheid== | ||
+ | |||
+ | [{{ : | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | ==Abraham L. Vrolingh== | ||
+ | |||
+ | [[: | ||
+ | |||
+ | Het geschrift bestaat uit twee delen. Het eerste is een uitgebreide en herziene herdruk van een veel geraadpleegd pestboekje, oorspronkelijk geschreven in 1593 door de Engelse chirurgijn Eduardus Putman, gevestigd te Doesburg. Het verkreeg als Putmans Manuaal of Journaal bekendheid en vele herdrukken dankzij de raadgevingen voor de bestrijding van de pest. | ||
+ | |||
+ | Het tweede deel is het rijmdicht Der Matrosen Gesondheydt, | ||
+ | |||
+ | ==Chirurgijns in Assendelft== | ||
+ | Het gemeentebestuur van Assendelft liet zich in hetzelfde jaar 1646 door een drietal chirurgijns adviseren over de uitoefening van het chirurgijnsambt. Deze heelkundigen praktizeerden zelf in Edam, Hoorn en Monnickendam. Hun verklaringen werden in een notariële akte vastgelegd. | ||
+ | |||
+ | ==Jaarlijkse bieding in Assendelft== | ||
+ | De gemeente Wormer gebruikte sinds 1680 een reglement voor de dorpschirurgijn die werd belast met het geneeskundig verzorgen van de armlastigen gehuisvest in het Weeshuis. Behalve tot scheren en knippen was hij gehouden zieken, 'zo binnen als buyten na vermogen te cureren' | ||
+ | |||
+ | ==Vroedvrouwen== | ||
+ | Over vroedvrouwen zijn er eveneens mededelingen uit de 17e eeuw. Op 07-01-1634 verklaarde de 'oudt schepen en oud kerckmeester op Zaerdam Cornelis Claesz. Joor 'dat Neel Jans dochter alias Neeltje-Moer' | ||
+ | Tevens werd voor haar een 'huys getimmert', | ||
+ | |||
+ | == Bekendheid van de chirurgijn== | ||
+ | Dorpsheelmeesters waren soms gewaardeerde leden van de gemeenschap. Eén van de Jisper ledezetters werd zelfs burgemeester; | ||
+ | |||
+ | Op 20 februari 1698 en 28 mei 1699 adverteerde zich 'Mr. Nicolaas Band, bij de kerk in Koog aen Zaerdam, zoon van een gewezen Doctor en Geneesheer tot Winkel' | ||
+ | |||
+ | Op 06 september 1718 berichtte zijn zoon, mr. chirurgijn Johannes Band, over zijn vestiging met een zelfde gespecialiseerde heelkundige praktijk. Op 10 april 1698 werd aangekondigd dat 'tot Wormerveer in 't Bonte Huys' van Juffrouw Marijke Salde een prima aambeienzalf te bekomen is, bovendien poeders voor graveel, dat de sandigheydt en de kleine blaassteentjes geheel afzet en de pijn wegneemt.' | ||
+ | |||
+ | Op 29 augustus 1699 verscheen een advertentie dat mr. chirurgijn Willem Boom 'tot Wormerveer, daar waar de medicijnboom uythangt, uit Indië heeft meegebracht een remedie om vallende ziekte, alsmede de kanker en breuken zonder snijden te genezen' | ||
+ | |||
+ | Op 7 januari 1723 kwam de mededeling van Conradus Kisselius, medisch Doctor tot Oostzaandam op de Bloemgraft, dat hij zich aanbeveelt voor de levering van een onfeilbaar middel om een bevalling gemakkelijk en spoedig te doen verlopen. De prijs was civiel, voor onvermogenden om niet. Meer reële en cliëntvriendelijke gebruiken, afgestemd op de beperkte mogelijkheden van geneeskundige behandelingen in het tijdsgewricht werden eveneens bekend. In 1753 was het in Wormerveer en elders een normale procedure dat een geneeskundige behandeling van moeilijk te cureren kwalen, bijvoorbeeld een open been of een kankergezwel, | ||
+ | |||
+ | De genezing van een zere lip, een kankerachtig gezwel, die op advies van een dorpsheelmeester werd overgedragen aan de Amsterdamse vlootchirurgijn Jan Rathlau, kwam niet tot stand, ook niet na verlenging van de overeenkomst. Het afbreken van de vruchteloze behandeling door de opdrachtgever, | ||
+ | |||
+ | In deze jaren had Wormerveer ongeveer 1800 inwoners, waaronder drie gevestigde chirurgijns. Het overdragen van een moeilijke of riskante behandeling aan een elders gevestigde collega zal wellicht zijn bevorderd door angst voor mislukking van eigen pogingen, waardoor schade zou kunnen ontstaan aan de eigen faam als geneesheer. | ||
+ | |||
+ | ==Zaanse chirurgijns==== | ||
+ | Rond 1800 waren er ook in de Zaanstreek aanwijzingen voor een geleidelijke vooruitgang van het geneeskundige handelen en van toenadering tussen doctoren en heelmeesters. In 1792 publiceerde de Koogse heelmeester Coenraad Kerbert in een landelijk wetenschappelijk periodiek zijn succesvolle behandeling van een schijndode jongen, die vijftien minuten in het water had gelegen. De beschrijving van de patiënt en van zijn behandeling was duidelijk en kritisch, haast hedendaags. Mond-op-mond beademing ontbrak niet. De Maatschappij tot redding van drenkelingen eerde Kerbert 'met hare gewone gouden medailje' | ||
+ | |||
+ | Zoon Jac. Joh. Kerbert volgde zijn vader als heel- en vroedmeester in Koog op. Kleinzoon C. Kerbert Jr. (1816-1857) studeerde na zijn heelkundige opleiding aan de klinische school te Haarlem, geneeskunde in Leiden en promoveerde tot doctor medicinae op 12-12-1839. Hij praktizeerde in Koog en Zaandijk. Dr. J.J. Kerbert, geboren in 1822, promoveerde in 1846 en praktizeerde van 1863 af in Arnhem. Hij publiceerde vele wetenschappelijke artikelen. | ||
+ | |||
+ | [[: | ||
+ | Zijn zoon, Hendrik IV, werd arts in Heerenveen. Grootvader mr. Hendrik Tobbe I was eveneens als heelmeester werkzaam in Koog-Zaandijk (1772-1805). Hij verdronk in Zaandam toen zijn rijtuig door gladheid en mist in de wegsloot belandde. | ||
+ | |||
+ | Dr. P. Bleeker (1819-1878) was een Zaandamse zeilmakerszoon. Hij werd opgeleid tot stedelijk heelmeester in 1840 en praktizeerde als militair-geneeskundige op Java tot 1861. Van 1856 af was hij lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen en Staatsraad sinds 1860. Hij publiceerde belangrijke wetenschappelijke studies. Van 1861 af praktizeerde hij in Leiden. | ||
+ | |||
+ | Dr. A. Sasse, geboren 13-12-1832 in de Rijp als zoon van een doctor medicinae, promoveerde in Leiden (1855) en was daarna medicus in Zaandam. Hij publiceerde veel, ook over niet-medische onderwerpen en in vreemde talen. Zijn zoon, dr. J. Sasse Az., volgde hem op in Zaandam; kleinzoon dr. H.F. Sasse was reeds als medisch student een schrijver. | ||
+ | |||
+ | ==Organisatie van genees- en heelkundigen== | ||
+ | Een genees- en heelkundig gezelschap aan de Zaan, met als zinspreuk 'Tot heyl van het Mensdom' | ||
+ | |||
+ | Op 17 maart 1801 was reeds het driejarig bestaan gevierd van het eerste, soortgelijke genootschap aan de Zaan, met de zinspreuk 'Vlijt bouwt Kunst' | ||
+ | |||
+ | ==Koepokinentingen== | ||
+ | Koepokinentingen kregen in de Zaanstreek vroegtijdig veel aanhangers. Nadat de Engelse arts Jenner op 14 mei 1796 zijn eerste vaccinatie had verricht, volgde de eerste in Nederland reeds in 1800 te Rotterdam. In januari 1803 werd zoon Willem van Hendrik Sijpesteijn in Krommenie geprikt, ' | ||
+ | |||
+ | Dr. Verburg propageerde in een vergadering van het Nut op 25-08-1805 deze preventieve bestrijding. Het gemeente-archief van Krommenie bevat van 1828 tot 1866 voor ieder jaar een lijst met namen van de ingeënten. In 1849 werden 47 van de 2700 inwoners behandeld, daarvan 31 gratis door de drie heelmeesters in de gemeente; de plaatselijke medicus Dr. van Leyden werd niet vermeld. | ||
+ | |||
+ | Door de gemeente Zaandam werd in 1812, in het eerste jaar van haar verheffing tot stad, indirecte dwang uitgeoefend op armlastige inwoners om zichzelf en hun kinderen te doen immuniseren. Alleen met een pokkenbriefje konden zij toegang verkrijgen tot Godshuyzen en scholen. | ||
+ | |||
+ | === 1.5.2. De Zaanse geneeskundige stand; omvang en welstand tot 1865 === | ||
+ | |||
+ | In heel Nederland was er een groot aantal genezers van velerlei rang, bevoegdheid, | ||
+ | |||
+ | [[lootsma|Sipke Lootsma]] vond in protocollen van Zaandamse notarissen in de jaren 1641-1700 de namen van zeven doctores medicinae, allen in Oost- en Westzaandam, | ||
+ | |||
+ | Alle chirurgijns waren tevens barbier en beschikten ook vaak over een apothekerswinkel. De lijsten opgesteld voor de Personele Quotisatie (de evenredige verdeling van een tijdelijke belasting op het inkomen in 1745-1748) geven meer informatie over de positie van geneeskundigen. S. Hart (de Zaende 1946, 1947) vermeldt daaruit het onderstaande: | ||
+ | * klasse 1 (f 600 tot f 700) f 6 | ||
+ | * klasse 2 (f 700 tot f 800) f 8 | ||
+ | * klasse 3 (f 800 tot f 1000) f 12 | ||
+ | * klasse 4 (f 1000 tot f 1200) f 15 | ||
+ | * klasse 5 (f 1200 tot f 1500) f 18 | ||
+ | * en zo oplopend tot klasse 17 (f 9000 tot f 10.000), met een aanslag van f 200. | ||
+ | De gemiddelde aanslagen in de Zaanse dorpen bedroegen f 13 tot f 18, geldend voor 8 tot 18% van de gezinnen (vgl. Amsterdam f 34 voor 32%). In Westzaandam met 6300 inwoners werd aan 4 med. doctores en l apotheker een aanslag opgelegd waarvan twee in klasse l, één in klasse 2, en twee in klasse 4. Van de zeven chirurgijns kregen er vier een aanslag: in klasse l en 2 elk één, en twee in klasse 4. Gezien de kleine aantallen inwoners en het relatief grote aantal geneeskundigen zijn de lage inkomens van geneeskundigen verklaarbaar. | ||
+ | |||
+ | === 1.5.3. Gezondheidszorg in de Zaanstreek tot 1870: de cholera-epidemieën. === | ||
+ | |||
+ | De gezondheidszorg vóór 1800 beperkte zich tot geneeskundige behandeling van zieken. Voor armlastigen betaalde de kerkelijke of burgerlijke armenzorg dokter, chirurgijn, vroedvrouw en apotheker. Soms probeerde men de verspreiding van besmettelijke ziekten, met name van de pest en melaatsheid, | ||
+ | |||
+ | Pestepidemieën teisterden in de Middeleeuwen geheel Europa. In Nederland eiste de laatste golf, in 1663-1664, nog zeer veel slachtoffers. Gedurende de epidemie van 1601-1602 werden in het Pesthuis van het Amsterdamse Sint Pieters Gasthuis wel vijfhonderd lijders tegelijk verzorgd; vaak lagen toen twee of drie patiënten in één bed. In september overleden negenhonderd zieken. Driehonderd van de 750 kinderen in het Weeshuis stierven eveneens. Amsterdam telde toen 60.000 inwoners. | ||
+ | |||
+ | Andere kwaadaardige en besmettelijke koortsen traden eveneens in epidemische vorm op. In 1625 werd Amsterdam bezocht door een pokken- en een mazelenepidemie; | ||
+ | |||
+ | ==Oorzaken van epidemieën== | ||
+ | Soms zocht men de oorzaak in het leefmilieu, zoals de kwaliteit van drinkwater, dat door afval en faecaliën verontreinigd was. Zo verbood het gemeentebestuur van Delft reeds in de 16e eeuw het grachtwater op deze wijze te verontreinigen. Men dacht daarbij ook aan de bedreiging van de smaak van het veel geroemde Delftse exportbier. Zoals de geneeskunde te kort schoot bij het genezen van lijders, zo was de gezondheidsleer, | ||
+ | |||
+ | Op het Nederlandse welzijns- en gezondheidspeil in de eerste helft van de 19e eeuw is de volgende omschrijving van toepassing uit Een eeuw Staatstoezicht op de Volksgezondheid, | ||
+ | |||
+ | De gebeurtenissen rond het vóórkomen van besmettelijke ziekten in de Zaanstreek in deze eeuw ondersteunen deze uitspraak. De geleidelijke groeiende aandacht van de rijksoverheid voor gezondheidszorg is er uit af te lezen, evenals de doorslaggevende betekenis van wetenschappelijke biologische en geneeskundige ontdekkingen in het laatste kwart van de 19e eeuw voor het voorkómen en het bestrijden van besmettelijke ziekten. | ||
+ | |||
+ | Een belangwekkend en zeer informatief beeld van feitelijkheden, | ||
+ | |||
+ | ==Cholera-epidemieën== | ||
+ | De gemeentelijke archieven concretiseren deze indrukken op verschillende onderdelen. In de 19e eeuw werd de Aziatische cholera epidemisch in geheel Europa, in 1832-1833, in 1848-1849, in 1853-1854 en in 1866-1867. Telkenmale waren er in Nederland duizenden sterfgevallen; | ||
+ | |||
+ | De Zaanstreek werd eveneens door de cholera bezocht; gezien de dichte bebouwing van de paden, de vieze sloten met sekreten en boenwallen, het verkeer van Indische retourschepen van Den Helder naar Amsterdam, wekt dat geen verbazing. | ||
+ | |||
+ | ==De cholera-epidemie van 1832== | ||
+ | Op 19 november 1831 berichtte de gouverneur van Noord-Holland alle gemeentebesturen over het optreden van Asiatische braakloop, de cholera, in Hamburg en in Engeland. Hij raadde aan gemeentelijke voorzieningen te treffen voor het verzorgen van lijders en van overledenen; | ||
+ | |||
+ | | ||
+ | |||
+ | Op 4 juli 1832 meldde de gouverneur het eerste Nederlandse geval van cholera, in Scheveningen. Op 2 augustus volgde een nieuwe openbare bekendmaking met voorschriften voor zelfbescherming en onmiddellijke zelfhulp bij ziekte. Op 16 augustus 1832 werd de eerste cholera-patiënt in Amsterdam gemeld. In het Zaandamse archief zijn geen verdere gegevens over deze eerste epidemie aangetroffen. | ||
+ | |||
+ | In Westzaan (Jantszen, Zaende 1948) werden in deze periode 220 van de 2400 inwoners door cholera aangetast; 33 overleden. De hulpverlening geschiedde door de drie plaatselijke geneeskundigen, | ||
+ | |||
+ | De extra kosten voor de inrichting van een cholerabarak, | ||
+ | |||
+ | ==De cholera-epidemie van 1849== | ||
+ | Bij de volgende choleragolf, | ||
+ | |||
+ | In het gemeente-archief van Zaandam bevindt zich een lijst met namen en dagtekening van de sterfgevallen in 1849. Het verloop van de epidemie in Zaandam is daaraan af te lezen. Op 21 oktober 1848 verscheen een openbare bekendmaking over nieuwe cholera-gevallen in Noord-Holland. | ||
+ | |||
+ | In Zaandam werden tussen vijf mei 1849 en 31 oktober 1849 225 sterfgevallen aangegeven, er waren in 1840 11.139 inwoners, daarvan tussen 3 mei en 30 mei elf doden, nul tot twee per dag; tussen 31 mei en 19 juni 161 doden, nul tot veertien per dag, en tussen 24 juni en 19 oktober 61 sterfgevallen, | ||
+ | |||
+ | In de jaren sinds 1832 waren de officieel aanbevolen bestrijdings- en geneesmiddelen niet veranderd. De extra kosten voor de verzorging van onbemiddelde lijders bedroegen f 1597. 43 Weduwen van cholera-patiënten werden armlastig. | ||
+ | |||
+ | ==Latere cholera-epidemieën== | ||
+ | De cholera-epidemie van 1853-1854 ging grotendeels aan Zaandam en Westzaan voorbij. In 1866-1867 waren er opnieuw vele slachtoffers, | ||
+ | |||
+ | Gedurende deze epidemie trad de, in 1865 opgerichte, afdeling Zaanland van de Maatschappij voor Geneeskunst voor het eerst naar buiten met een cholera-commissie ter advisering van de Zaanse gemeentebesturen. In Zaandam werd op verzoek van B & W een cholera-commissie gevormd uit vooraanstaande burgers, ter financiële ondersteuning van minvermogende zieken. In september 1866 werd f 3000 ingezameld, in oktober 1867 f 2500. Het geld werd besteed zoals dat veel eerder in Westzaan geschiedde. Deze commissie functioneerde tot 1872. | ||
+ | |||
+ | Het provinciale bestuur adviseerde in 1866 nieuwe bestrijdingsmiddelen. Schotels met carbolzuur dienden in de kamers te worden geplaatst en op het erf, bij de buitendeuren, | ||
+ | |||
+ | De gasfabriek verstrekte zes ton teer aan de Zaandammers. Uit Zaandijk berichtte Neeltje Mulder hoe haar vader het voortdurende verdampen van de koolteer op de vuurpotten op het eigen erf verzorgde. Na november 1867 bleven sporadische cholera-gevallen nog jarenlang onrust zaaien; nieuwe epidemieën bleven echter uit. | ||
+ | |||
+ | ==Naar een effectieve behandeling en bestrijding van cholera== | ||
+ | Het is wel zeker, dat noch de geneeskundige behandeling van de lijders, noch de strijd tegen de uitbreiding van de cholera onder de bevolking, veel invloed heeft gehad. De gevaren van snelle uitdroging en mineralenverlies door onstuitbaar braken en een waterdunne diarree waren onvoldoende bekend en deze kwalijke symptomen waren niet in voldoende mate te beïnvloeden. | ||
+ | |||
+ | De doorslaggevende betekenis voor de verspreiding van de besmetting door met cholera-kiemen verontreinigd drinkwater en door daarmede behandeld vers voedsel, was nog niet onderkend. Eerst in 1892 zond de Utrechtse cholera-commissie gratis aan alle gemeentebesturen de brochure ' | ||
+ | |||
+ | ' | ||
+ | |||
+ | Zonder enige kennis van de bacteriologie waren reeds vele tientallen jaren eerder hier en daar soortgelijke adviezen gegeven door geneeskundigen op grond van kritisch nadenken over eigen ervaringen. In het Zaandamse archief bevindt zich een brochure uit 1832, geschreven door de Leidse prof. dr. C.L. Blume, ' |