Verschillen
Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisie Vorige revisie Volgende revisie | Vorige revisie | ||
klederdracht [2016/07/11 21:55] han |
klederdracht [2024/04/23 09:47] (huidige) zaanlander |
||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | ==== Klederdracht ==== | ||
+ | Het dragen van kleding uit vroegere tijden als uiting van gebondenheid aan een bepaalde (streek)cultuur en aanwezige historiciteit. Tegenwoordig wordt de dracht ook aangewend voor folkloristische feesten en voor toeristische doeleinden. | ||
+ | |||
+ | Van oudsher heeft de mens kleding nodig gehad om zich te beschermen tegen de klimatologische omstandigheden. Daarnaast was kleding echter een mogelijkheid om een bepaalde status te tonen. In het modebeeld gaven het hof en de adel de toon aan, gevolgd door de rijke burgers in de steden. Langzaam drong die mode tenslotte door op het platteland. Het is bijzonder moeilijk om een compleet beeld van de kleding door de tijden heen te krijgen. | ||
+ | |||
+ | Wat bewaard is gebleven en in de diverse musea te aanschouwen is, betreft voornamelijk kleding van de rijkere burgers, gemaakt van dure stoffen zoals zijde en sits. De [[zaanlandsche4|Zaanlandsche Oudheidkamer]] bezit veel rokken en jakken van deze stoffen, doch slechts één rok (van omstreeks 1830) van een slechte kwaliteit katoen. In deze rok zitten maar liefst 38 verstelstukken. Toch mogen wij aannemen dat dit nog een ' | ||
+ | |||
+ | [{{ : | ||
+ | |||
+ | De ' | ||
+ | |||
+ | De ligging dicht bij Amsterdam en de instroom van vele immigranten met het meebrengen van hun eigen cultuur door de tijden heen, hebben het beeld mede bepaald. De spaarzame, zakelijke, en vlijtige aard van de Zaankanter en de sobere levenswijze, | ||
+ | |||
+ | Voor kleding uit eerdere perioden moet men afgaan op afbeeldingen. Ook opgaven van kledingstukken uit boedelinventarissen, | ||
+ | == Rode rok == | ||
+ | |||
+ | Op kleine onderlinge verschillen na, dragen de afgebeelde vrouwen een rode rok, een rijglijf of ' | ||
+ | |||
+ | Uit de afbeeldingen en beschrijvingen die uit de 17e eeuw zijn overgebleven, | ||
+ | |||
+ | Bij de rijkere dames werd dit een soort grote kraag met twee puntige uiteinden die waren versierd met '' | ||
+ | == Wijde broek == | ||
+ | |||
+ | De Zaanlandse Oudheidkamer bezit twee op glas geschilderde portretten uit 1640 van Pieter Gijsen en zijn zoon, rijke doopsgezinden. De kleding bestaat uit een wijde broek tot even over de knie, rolkousen, een hemdrok (ook wel wambuis genoemd) met vele kleine knoopjes. Een lange, zeer wijde loshangende jas en een grote hoed met brede rand completeren het geheel. De toegenomen welvaart in de 18e en 19e eeuw uitte zich ook in de Zaanstreek in de mode. Meer dan voorheen werden voor kleding kostbare gekleurde stoffen gebruikt zoals zijde, zijdedamast en sits. | ||
+ | |||
+ | Deze weelderige en vooral fleurige dracht was een langzaam verlopende navolging van de stadse mode. De vele rijke en toonaangevende doopsgezinden hielden, door hun eenvoudige levenswijze, | ||
+ | |||
+ | Hierbij werd ook de specifieke Zaanse kap, afwijkend van de Noord-Hollandse, | ||
+ | |||
+ | Pas in de tweede helft van de 19e eeuw zou deze verschijnen; | ||
+ | |||
+ | [{{ : | ||
+ | |||
+ | Aan het einde van de tot de elleboog reikende mouw zat een los elleboogstukje, | ||
+ | == Schorthaak == | ||
+ | |||
+ | Om het schort van voren in een mooie punt te laten uitkomen, gebruikte men de corsetpen, ook wel schorthaak genoemd. Een omslagdoek van wit batist of neteldoek, meestal afgezet met een strookje kant, completeerde het costuum. Horizontaal over de borst en rond de taille werden sierlinten gedragen, versierd met een gesp of broche. Men droeg witte kousen en zwarte muilen of lage schoenen, versierd met een zilveren gesp. Rond de hals droeg men vaak de bootjesketting, | ||
+ | |||
+ | Vrouwen uit Assendelft droegen een van de Zaanse dracht afwijkende kleding. Zij droegen een zeer kort jak, waarvan de taille zich iets beneden de oksels bevond. Ook droeg men buitenshuis geen kaper over de kap, maar een strooien hoed met een zeer brede rand. Over de mannenmode in de Zaanstreek is weinig specifieks mee te delen. Deze was niet streekgebonden. Wel werden hier ook gekleurde zijden stoffen verwerkt voor bijvoorbeeld vesten. Het algemene modebeeld werd heel langzaam nagevolgd. | ||
+ | [{{: | ||
+ | === De Zaanse kap === | ||
+ | In de loop der tijden werd het uit de 17e eeuw stammende eenvoudige gladde kapje steeds meer versierd met kant en gouden- of zilveren ornamenten. Vanaf het midden van de 18e eeuw werd in de Zaanstreek de ' | ||
+ | |||
+ | Deze Zaanse kap werd tot rond 1800 gedragen. Daarna kwam de Noord-Hollandse kap, ook wel 'lange kap' genoemd, in de mode. De lange kap had een gladde voorstrook en een in vele diepe plooien gelegde achterstrook. De doopsgezinden bleven de gladde kap dragen. Men vond de vele diepe plooien van de lange kap verspilling van kostbaar kant. Voor het zetten van de kap werd rond het hoofd een twee centimeter brede zwart wollen band gewonden, het ' | ||
+ | |||
+ | Op het achterhoofd werd de ' | ||
+ | |||
+ | De kapspelden dienden om de bovenmuts aan het oorijzer vast te maken. Achter de boeken zaten gaatjes, waar de kapspelden doorheen werden gestoken en tevens door het op die plaats verstevigde kant van de bovenmuts. De uiteinden van de kapspelden waren naar de mode van de tijd versierd, soms met filigrain en na 1840 vaak met stukjes haarwerk achter glas. Om de kap een mooie strakke vorm te geven dienden de ' | ||
+ | == Asymetrische gouden band == | ||
+ | |||
+ | De voornaald, een zuiver versierend element, completeerde de kap. Het was een asymetrische gouden band, aan één kant rijk versierd met gedreven motieven of filigrain en soms ook met diamantjes. De oorsprong van de voornaald lag waarschijnlijk in de haarnaald, die aan de zijkant van het hoofd werd gedragen en op vele 16e-eeuwse Nederlandse portretten voorkomt. Van de zijkant van het hoofd is de haarnaald vóórnaald geworden, horizontaal op het voorhoofd liggend. Dit was het sieraad waar men de status van de draagster aan kon aflezen. De legende wil dat de verplaatsing van dit sieraad werd ingevoerd rond 1740 door de burgemeestersvrouw van Purmerend, mevr. Peereboom als camouflage voor een ontsierende plek op haar voorhoofd. De voornaald werd in deze streek dan ook wel een Peereboompje genoemd. | ||
+ | |||
+ | In plaats van de voornaald werd ook wel het meer eenvoudige stiftje of ferronnière gedragen. Een halvemaanvormig ornament van goud of zilver, liggend op het voorhoofd en door middel van kettinkjes aan de muts bevestigd. Het haar van de draagster van de Zaanse kap was niet zichtbaar, wellicht als gevolg van het bijbelse verbod voor de vrouw om buitenshuis het haar te tonen. Later kwamen er toch kleine platte krulletjes van onder de kap tevoorschijn, | ||
+ | |||
+ | Om de kap tegen slechte weersomstandigheden te beschermen werd er een kaper overheen gedragen. Dit was een geraamte van stevig karton, versterkt met repen walvisbalein. Aan de buitenkant overtrokken met een donkere stof en van binnen met licht gekleurde zijde gevoerd. Aan de achterkant hingen twee linten met gouden haakjes. Bij harde wind sloot men deze haakjes middenvoor op de taille. Dit model is specifiek voor de Zaanstreek. Naast de kaper werd bij regen ook de huik gedragen, een soort grote wijde cape van donkere wollen stof die ook het hoofd bedekte. | ||
+ | |||
+ | Dit kledingstuk dat al voorkomt op prenten uit de 17e eeuw werd ook als rouwkleed gedragen. Bij regen droeg men ook de enorme grote paraplu' | ||
+ | |||
+ | Hierna kwam de kapothoed in de mode. Deze, ook op de kap gedragen hoed bestond uit een geraamte van dun ijzerdraad met karton waarop een zwarte zijden of wollen stof werd genaaid, versierd met kraaltjes en veertjes. Aan de zijkanten hingen lange linten die onder de kin werden gestrikt. Vrouwen die geen kap konden bekostigen, droegen binnenshuis een hul, een mutsje van witte tule met doorstopwerk, | ||
+ | |||
+ | Aan de achterkant werd de hul met een koordje ingenomen. Onder de hul werd een zwarte ondermuts gedragen, zodat de kantmotieven mooi uitkwamen. Buitenshuis droeg men op de hul een luifelhoedje. Deze waren hier zeer populair en bekend onder de namen hullenhoedje, | ||
+ | |||
+ | C.J. Schoone-Slop | ||
+ | |||
+ | **Literatuur: | ||
+ | * Franq van Berkhey, Nat. Historie van Holland; | ||
+ | * B. Valentijn en B. van Ueberfeldt, Ned. Klederdrachten naar de natuur getekend; | ||
+ | * J. Duyvetter, Van hoofdbrekens en kopzorgen. de Noordhollandse kap, 34e bundel Hist. Genootsch. Oud Westfriesland; | ||
+ | * [[honig_jacob_janszoon_jr|Jacob Honig Jansz. Jr]], Over het IJ. in: Tijdschrift De oude tijd: | ||
+ | * [[honig_gerrit_jan|Gerrit Jan Honig]], Zaanse kleding, De Zaende 1946; | ||
+ | * Kerkmeyer de Regt, Het vrouwencostuum in Westfriesland, | ||
+ | * E. Maaskamp, Afbeeldingen van de kleeding en Zeden en Gewoonten in de Ned. Prov. 1805; | ||
+ | * S.J. v.d. Molen, Klederdrachtpaneeltjes, | ||
+ | * N. Mulder. Uit den goeden ouden tijd; | ||
+ | * C. Nieuwhoff, Klederdrachten; | ||
+ | * N. Ottema, Westfriese boerendracht, | ||
+ | * H. Roovers en P.H. Zijl, Onvoltooid verleden; | ||
+ | * [[sante|Jacob Willem van Sante]], Het dagverhaal van Aafje Gijsen; | ||
+ | * dr. G. Schotel, Zeden en gebruiken aan de Zaanstreek; | ||
+ | * F.W.S. Thienen en J. Duyvetter, Klederdrachten; | ||
+ | * [[vis_mr_dirk|Dirk Vis]], De Zaanstreek; | ||
+ | * C. Voorberg, Erfenis van Eeuwen; | ||
+ | * R.W.P. de Vries, Nat. Klederdrachten. | ||
+ | |||
+ | {{tag> | ||
+ | |||