Dit is een oude revisie van het document!
Bejaardenzorg
Welzijnszorg specifiek toegespitst op bejaarden; verschoven van particulieren en/of kerkelijke instanties naar de overheid.
Bejaardenzorg als aparte welzijnszorg ont- stond voor het eerst duidelijk na de Tweede Wereldoorlog. In de 19e eeuw en daarvoor maakte de bejaardenzorg deel uit van de al- gemene armenzorg (zie: *Wees- en armen- zorg). Ofschoon in de Zaanstreek nimmer een sociale verplichting, werden bejaarden dikwijls door hun kinderen in huis opgeno- men en/of verzorgd. De onvermogende be- jaarden die deze mogelijkheid niet hadden, waren (zoals alle armen) aangewezen op de liefdadigheid van kerkelijke en/of particulie- re instanties. Deze boden huisvesting en ma- teriële hulp (voedsel, kleding, brandstof); van het teweegbrengen van verandering in de positie van bejaarden was geen sprake. De materiële hulp was dikwijls onvoldoende. Dit wordt geïllustreerd door notities van oog- getuigen bij schaatswedstrijden in de Zaan- streek in de 19e eeuw. Toen het gebruikelijk werd om als prijzen bij dit `spekrijden` le- vensmiddelen uit te reiken, deden aan de wedstrijden door honger gedreven, bij voor- baat kansloze, zeer oude mannen mee. Met de opkomst van de sociale wetgeving verschoof de materiële zorg geleidelijk naar de overheid en werd bejaardenzorg steeds meer als een aparte welzijnszorg beschouwd.
Een mijlpaal was de komst van de Algemene Ouderdoms Wet (AOW), waardoor iedere bejaarde recht kreeg op een - weliswaar mini- male - financiële bestaansbasis. De afhanke- lijkheid van de bedeling verdween hierna gaandeweg. Andere vormen van hulpverle- ning zijn ten dele in handen gebleven van particuliere instellingen.
De algemene welzijnsvoorzieningen zijn vanzelfsprekend ook beschikbaar voor be- jaarden. Het bejaardenwerk onderscheidt zich doordat het diensten biedt, gericht op de min of meer specifieke behoeften van ou- dere mensen.
In toenemende mate ligt het accent in de zorg mede op het weerbaar en zelfstandig houden van bejaarden, opdat zij zo lang mogelijk buiten de hulp kunnen blijven. De bejaarden- zorg is dus gericht op alle bejaarden, en niet louter op de hulpbehoevenden. In dit verband wordt een onderscheid gemaakt tussen “intra- murale` en 'extra-murale' voorzieningen. ln de gezondheidszorg wordt bijvoorbeeld het werk in inrichtingen waar de bejaarde dag en nacht verblijft (verpleeghuizen, bejaardenoor- den) intra-muraal genoemd, en het werk van huisartsen en wijkverpleging extra-muraal. In de huisvesting wordt dit onderscheid be- paald door het al dan niet opgenomen zijn in een verzorgingstehuis.
Het bejaardenwerk kan grofweg in vier be- leidsterreinen worden onderverdeeld: *ge- zondheidszorg, huisvesting, maatschappelij- ke dienstverlening en sociaal-cultureel werk. In het vervolg van dit artikel wordt een over- zicht gegeven van de belangrijkste beleids- velden en de instellingen die zich (specifiek of onder andere) bezig houden met bejaar- denzorg. Aangezien de zorg voor de bejaar- den in toenemende mate een overheidszorg is, worden hier eerst de gemeentelijke instel- lingen en -taken behandeld. Een aantal vrij- willigersorganisaties wordt behandeld bij het Gecoördineerd Bejaardenwerk.
Zowel de rijks- als de provinciale, alsmede de gemeentelijke overheid dragen een verant- woordelijkheid in de bejaardenzorg. Voor wat betreft het gemeentelijke bejaardenbeleid is het college van B en W verantwoordelijk. De voorbereiding en uitvoering van dit beleid berusten bij het Bureau Bejaardenaangele- genheden. Dit bureau heeft verscheidene ta- ken. Het adviseert over alle aangelegenheden die bejaarden betreffen (al dan niet in overleg met het ministerie van WVC en de provincie) over subsidiëring van organisaties en instel- lingen op het gebied van de bejaardenzorg, zoals het Gecoördineerd Bejaardenwerk (hieronder behandeld) en over het te voeren beleid op het gebied van huisvesting van ou- deren. Het Bureau Bejaardenaangelegenhe- den neemt deel aan commissies en overlegor- ganen, waaronder het seniorenoverleg. Dit laatste ontstond op aangeven van de ouderen- bonden. Bejaarden worden door dit overleg meer bij het gemeentelijk beleid betrokken. Bij het Bureau Bejaardenaangelegenheden is de Indicatiecommissie ondergebracht. De Wet op de Bejaardenoorden van 1963, waar- in gemeentebesturen tot het instellen van ln- dicatiecommissies werden verplicht, en het Besluit Opneming in Bejaardenoorden (1 ja- nuari 1977) geven de taken van de Indicatie- commissies, namelijk: advisering en indice- ring omtrent opname in bejaardenoorden en signalering van witte vlekken in de hulpver- lening. Doel hiervan is dat bejaarden zolang mogelijk hun zelfstandigheid behouden, met behulp van onder andere wijkverpleging, be- jaardenhulp, maaltijden thuis, (zorg-)bejaar- denwoningen, dienstencentra et cetera', voorts dat in de bejaardenoorden meestal te weinig beschikbare plaatsen optimaal wor- den benut en dat aan de rijks- en provinciale overheid inzicht kan worden verschaft in de behoefte aan verzorgingsplaatsen en aanvul- lende voorzieningen. De commissie bestaat uit een voorzitter, twee leden uit respectieve- lijk de gezinsverzorging en het kruiswerk, twee leden maatschappelijk werkers, een lid arts en een toegevoegd ambtelijk secretaris (geen lid). De Indicatiecommissie adviseert en indiceert met name met betrekking tot de bejaarden- huisvesting, de opname in bejaardenoorden (een door de rijksoverheid gëintroduceerde benaming voor verzorgingstehuizen). Be- jaarden die in een normale woning willen wonen worden behandeld als alle andere wo- ningzoekenden, volgens de Nota Woonruim- teverdeling. Daarnaast is er een aantal huis- vestingsvormen specifiek voor zelfstandig wonende bejaarden. te weten: - kleine speci- fieke bejaardenwoningen met maximaal drie vertrekken, waarop een extra rijkssubsidie is verstrekt, (hetgeen betekent dat deze uitslui- tend door bejaarden bewoond mogen wor- den. -zorgbejaardenwoningen, waaronder de aan- leunwoningen: deze zijn meestal gelegen in de nabijheid van een bejaardenoord of andere dienstverlende instantie en beschikken over een alarmsysteem. -normale kleine woningen. waarvan in het
kader van het bouwbeleid voor bejaarden in de gemeente Zaanstad vooraf bepaald is dat deze bestemd zijn voor bejaarden. De notitie inzake het bouwbeleid voor bejaarden (febru- ari 1980) geeft aan dat jaarlijks een contin- gent huurwoningen wordt afgezonderd en speciaal Wordt bestemd voor bejaarden; deze aanwijzing verdwijnt zodra de relatieve ach- terstand op de woningmarkt van bejaarden is verdwenen. De toewijzing van bejaardenwoningen aan de gegadigden geschiedt door de Commissie Woonruimteverdeling op advies van het Bu- reau Bejaardenaangelegenheden. Genood- zaakt door het tekort aan voor bejaarden ge- schikte woningen vindt de indicatiestelling plaats op grond van medische en/of sociale criteria volgens een puntensysteem. Een tweetal selectiecommissies, een voor Zaan- stad- Zuid en een voor Zaanstad- Noord stelt op advies van de maatschappelijk werkers van het Bureau Bejaar- de urgentie vast In deze commissies hebben naast ambtenaren van de gemeente. een arts en vertegenwoordigers van woningbouwver- enigingen en de bejaardenbonden zitting. Het streven naar een zo lang mogelijk voort- durende zelfstandige woonsituatie van be- jaarden, hetzij door gebrek aan plaatsings- mogelijkheden in bejaardenoorden of door de wens naar zelfstandigheid bij de bejaarden zelf, veroorzaakt dat er met name ook veel aandacht bestaat voor de extra-murale bejaar- denzorg. Een aantal (al dan niet specifieke bejaarden-)organisaties houdt zich hier mee bezig. De *Gezinsi'erzorging heeft te maken met een toenemend aantal verzorgingsbehoeven-
LlrllCn
den onder de bejaarden in het cliëntenbe- stand. De gezinsverzorging probeert haar werk zo goed mogelijk af te stemmen op. cn samen te werken met, andere thuisvoorzie- ningen. De gezinsverzorging werkt zoveel mogelijk wijkgericht en vervult huishoudelij- ke dienstverlening, aangevuld met enige li- chamelijke verzorging en begeleiding van ouderen met een redelijke ADL-validiteit (ADL is: Algemene Dagelijkse Levensver- richtingen-validiteit). Moeilijkheden voor de gezinsverzorging kunnen zijn een plotselin- ge verslechtering van de gezondheidstoe- stand van de cliënten. en het garanderen van de continuïteit van de hulpverlening bij ziek- te of vakantie van de hulpverlener. Meer dan andere bevolkingsgroepen doen bejaarden een beroep op de *Kruisverenigin- gen (wijkverpleging). Kruisverenigingen verlenen algemene verpleegkundige zorg en specifieke zorg, zoals het bewust stimuleren van ADL-functies. Voorts houden de kruis- verenigingen zich bezig met nazorg, sociale- hygiëne en preventieve zorg in de vorm van oriënterende bezoeken en (groeps-)voorlich- ting. In de door het ministerie van WVC aan- gekondigde (maar medio `88 nog niet ver- schenen) Nota Eerstelijnszorg wordt een op samenwerking tussen maatschappelijke dienstverlening en eerstelijns gezondheids- zorg gericht beleid nader uitgewerkt. Een Al- gemene Maatregel van Bestuur (eveneens nog niet verschenen) over kwaliteitseisen van het kruiswerk sluit aan bij het bestaande Be- sluit Erkenningsnormen Kruisorganisaties` waarin onder meer een 24-uurs bereikbaar- heid is vastgelegd. In dit verband voorzien de avonddiensten al in een duidelijke behoefte. De *Bejaardenoorden (verzorgingshuizen) hebben behalve een intra-murale functie voor de bewoners ook een extra-murale taak voor in de omgeving van het oord wonende be- jaarden. Daarom is spreiding van de bejaar- denoorden belangrijk. Ter bevordering van de wijkfunctie moeten bij de bouw van een bejaardenoord tevens aanleunwoningen (zorgbejaardenwoningen, zie het vooraf- gaande bij huisvesting) worden gebouwd. Een aantal bejaardenoorden verricht al de wijkgerichte nevenfuncties die voor alle be- jaardenoorden worden beoogd. Dit betreft maaltijdvoorziening (thuis gebracht of in het bejaardenoord te gebruiken); bewaking van alarmeringssystemen (eerste hulpfunctie bij alarm, dagverzorging en nachtopvang bij tij- delijke afwezigheid van familie of verzor- gers); aangepaste hulp bij douche, bad, kap- per, pedicure: sociaal-culturele activiteiten; bejaardengymnastiek; kort durende opvang bij ziekte. Behalve voor de zelfstandig wonende bejaar- den en de eigen bewoners kan het bejaarden-
Het inmiddels ge- sloopte bejaarden- complex Oostererf in Zaandam, in 1953 geopend, maar in 1986 afge- broken in verband met nieuwbouw van ziekenhuis De Heel. De woningen waren daarvoor geruime tijd gekraakt.
bejaardenzorg-belastingen oord ook een aantal functies voor de ver- pleeghuizen vervullen. In samenwerking met het verpleeghuis is het zeer wel mogelijk met name psychogeriatrische patiënten (ouderen met lichte geestelijke storingen zoals ver- wardheid of vergeetachtigheid) in een bejaar- denoord te behandelen. ln *Verpleeghuizen komen de bejaarden die meer hulp behoeven dan de bejaardenoorden kunnen bieden. Door verruiming van de dag- behandeling en door het beschikbaar stellen van deskundigheid uit het verpleeghuis aan de bejaardenoorden en de eerstelijns verzor- ging zouden potentiële verpleeghuispatiënten langer zelfstandig kunnen blijven. Van vele zijden wordt aangedrongen op verruiming van de norm voor psychogeriatrische ver- pleegbedden, maar deze normverruiming ligt op grond van het regeringsbeleid niet in de lijn der verwachting (1988). In de jaren `60 ontwikkelde het toenmalige ministerie van CRM gedachten over het werk van de *Dienstencentra (Gecoördíneerd Be- jaardenwerk). Het dienstencentrum wordt gezien als een middel om ten behoeve van een bepaald aantal bejaarden op bereikbare afstand tot coördinatie van verschillende diensten en activiteiten te komen. Het werk van de dienstencentra is duidelijk extra-mu- raal gericht. ln het gecoördineerd bejaarden- werk zijn organisaties vertegenwoordigd met voorzieningen op het gebied van huisvesting. gezinsverzorging. maatschappelijke dienst- verlening en sociaal-cultureel werk. De orga- nisaties die zich hiermee bezig houden zijn zelfstandig, het gecoördineerd bejaarden- werk dient als organisatie om tot een geza- menlijke aanpak te komen, waarbij samen- werking en afstemming centraal staan. Een belangrijke randvoorwaarde voor een zelfstandige leefwijze van ouderen is een net- werk van sociale relaties. Het gecoördineerd bejaardenwerk speelt met name hierin een belangrijke rol. Ter compensatie van de af- brokkelende sociale contacten is een aantal projecten opgezet. Genoemd kunnen wor- den: kleinschalige vervoersprojecten die op enige plaatsen functioneren, telefooncirkels en bezoekcirkels. Andere activiteiten van het gecoördineerd bejaardenwerk zijn: het bieden van bad- en douchegelegenheid, pedicure en kapper in de dienstencentra (van de douchegelegenheid wordt betrekkelijk weinig gebruik gemaakt. bewassing vindt over het algemeen thuis plaats, eventueel door wijkverpleging of ge- zinsverzorging); alarmeringssystemen (waar- van er reeds verscheidene bestaan, terwijl medio '88 een werkgroep onderzocht in hoe- verre het mogelijk is in alle bestaande bejaar- denwoningen een dergelijk systeem aan te leggen): maaltijdvoorziening (in Zaandam.
Koog/Zaandijk, Wormerveer, Krommenie, Westzaan en Assendelft houden vrijwilli- gersorganisaties - gebundeld in de Werk- groep Warme Maaltijdvoorziening Zaanstad, waarin ook het gecoördineerd bejaardenwerk is vertegenwoordigd - zich hiennee bezig. Circa 190 ouderen krijgen door de week da- gelijks een warme maaltijd thuisbezorgd); de activiteiten “Meer bewegen door ouderenfi de bejaarden-emancipatie (die voornamelijk vorm krijgt door organisaties die zijn ver- enigd in de COSBO, het Centraal Orgaan van Samenwerkende Bonden van Ouderen) en sociaal-culturele activiteiten (die zowel plaats vinden vanuit de algemene buurthui- zen als vanuit de dienstencentra en in toene- mende mate ook vanuit de bejaardenoorden. D.N. Prins Bel, de. Papiermolen te Wormerveer, zie: de Vergulde *Bijkorf . Belangenvereniging Industriegebied Ach- tersluispolder (BIA). Belangenvereniging, opgericht in december 1982 op initiatief van een aantal in het Industriegebied *Achter- sluispolder gevestigde bedrijven, met het doel: gemeenschappelijke belangen geza- menlijk te behartigen; onderlinge contacten te leggen; naar mogelijkheden tot samenwer- king te zoeken; mee te werken aan vestiging en behoud, respectievelijk verbetering van de werksituatie in de Achtersluispolder; ge- sprekspartner te zijn van de overheid en an- dere instellingen; en contact te onderhouden met vergelijkbare Zaanse belangenvereni gin- gen. De activiteiten leidden tot goede contacten met de gemeentelijke overheid en tot onder- linge samenwerking (onder andere tijdens een schoonmaakactie van het industriegebied in 1984). In 1987 was meer dan vijftig pro- cent van de ca. honderdvijftig in de Achter- sluispolder gevestigde bedrijven lid van de belangenvereniging.