gezondheidszorg:gezondheidszorg_in_de_20e_eeuw

Dit is een oude revisie van het document!


3.1. Ontwikkelingen van het zorgsysteem in Nederland.

Bij overheid en vooruitstrevende werkgevers openbaarde zich rond de eeuwwisseling een groeiende aandacht en een gevoel van verant- woordelijkheid voor de zwakken in onze sa- menleving. Zoals eerder in omringende lan- den geschiedde. werd in ons land een nieuwe sociale wetgeving gericht op bescherming van werknemers tegen gezondheidsbedrei- gingen in en door hun arbeid en in hun leef- milieu. Hun bestaanszekerheid werd daarna bevorderd door een reeks loondervingswet- ten. door de invaliditeits- en arbeidsonge- schiktheidsw'etten'. ook de verplichte zieken- fondsverzekering voor werknemers past in deze rij. Van latere datum zijn de volksverze- keringen ten behoeve van alle Nederlanders. de Algemene Ouderdoms Wet (AOW). de Algemene Werkloosheids Wet (AWW). de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Algemene Bijstands Wet (ABW). In de uitvoeringssfeer werd de overheid eveneens actief. Technisch-hygienische voorzieningen werden sterk uitgebreid. on- dergebracht in overheidsdiensten, en gecon- troleerd door Centrale wetenschappelijke in- stituten en laboratoria. zoals het Rijks Insti- tuut voor de Volksgezondheid en Milieuhy- giene (RIVM). Warenwetten en speciale voorschriften voor voedingsmiddelen lever- den belangrijke hygienische winst; onder an- dere door sanering van de veestapel ten aan- zien van runder-tbc en de ziekte van Bang, door toevoeging van vitamine A en D aan margarine. door het pasteuriseren van alle melk enzovoort. Na de Eerste Wereldoorlog kwam de intensi- vering van de individuele zorg voor de ge- zondheid vooral tot stand door uitbreiding van de geneeskundige voorzorg; de preventie van ziekte en gebreken werd vooral gericht op kwetsbare of extra bedreigde groepen ge- zonden. zoals zuigelingen. kleuters. school- kinderen. fabrieksarbeiders en bejaarden. Particuliere organisaties. zoals de Kruisvere- nigingen. vonden hier een belangrijk arbeids- veld. onder andere door hun consultatie-bu- reaus. Nieuwe Gemeentelijke en Geneeskun- dige en Gezondheidsdiensten verzorgden ge- woonlijk de schoolkinderen; zij werden bo- vendien belast met de bestrijding van be- smettelijke ziekten. met ontsmettingen en massale inentingen. Ook het ambulance-ver- voer van ongeval-slachtoffers werd een be- langrijke taak. Vele particuliere ondernemin- gen stichtten een bedrijfsgeneeskundige dienst ten behoeve van hun werknemers. De imposante ontwikkeling van de natuurwe- tenschappelijke geneesmiddelenleer en van

v. ““A'l

de (medische) technologie bracht de genees- kundige. curatieve gezondheidszorg na de Tweede Wereldoorlog in een fase die werd gekenmerkt door indrukwekkende diagnosti- sche en therapeutische successen. Nooit eer- der in de geschiedenis van de mensheid kon- den zovele jongere patienten geheel herstel- len van hun kwalen en kwetsuren en nooit te- voren gelukte het bij ouderen leeftijdgebon- den kwalen in hun ontwikkeling af te rem- men en een vroegtijdige dood of een ernstige invaliditeit te voorkomen. Deze jaren kennen ook negatieve ontwikke- lingen. De vergrijzing van de bevolking. een direct gevolg van onze gezondheidswinst. ging gepaard met een stij gend aantal deels niet-zieke. maar wel zorg-behoevende oude- ren. Welvaartsziekten. gevolgen van indivi- duele voedingsfouten. onmatig roken en al- coholgebruik. misbruik van verslavingsgif- ten en riskant gedrag bij snelverkeer. sport en op seksueel gebied, begeleidden de fase van relatieve welstand die in de jaren na de Tweede Wereldoorlog door velen werd be- reikt. Maatschappelijke problematiek en re- latiestoomissen uitten zich. blijkbaar veel va- ker dan vroeger het geval was. in nerveuze klachten. depressies en andere verstoringen van de geestelijke gezondheid. soms ook in lichamelijke (psycho-somatische) kwalen. die toegankelijk zijn voor natuurwetenschap- pelijke geneeskundige behandeling. De jaren `7O van de 20e eeuw kenmerkten zich bovendien in toenemende mate door het optreden van daadkrachti ge verenigingen van patienten. die aan een ernstige specifieke ziekte lijden. Zij eisten, vaak met veel suc- ces. uitbreiding van nieuwe geneeskundige inspanningen voor hun ziekte. bijvoorbeeld meer hartoperaties. meer niertransplantaties enzovoort. Andere Nederlanders verloren hun vertrou- wen in de officiele Nederlandse dokters en wendden zich tot. niet zelden geheel onge- schoolde. beoefenaren van alternatieve ge- neeswijzen. Voor 1970 was de keuze. ook in de Zaanstreek. beperkt tot vier a vijf alterna- tieve systemen (homeopathie. antroposo- fische geneeskunde. paranormale geneeskun- de - onder andere magnetisme -. natuurge- neeskunde en soms acupunctuur. Sindsdien ontstond een enorme uitbreiding. De alterna- tieve huisarts en publicist Paul van Dijk be- schreef in 1983. in de zesde druk van zijn boek “Geneeswijzen in Nederland'. reeds 222 altematieve geneesmethoden. De aard van de klachten waarvoor patienten altema- tieve hulp zoeken veranderde niet. Het zijn in hoofdzaak langdurige nerveuze en/of pijn- klachten. onder andere van rheumatische aard. waarvoor geen afdoende lichamelijke verklaring kan worden gevonden. of ziekten. ook zeer ernstige. met duidelijk herkenbare afwijkingen van bouw of functie. waarvoor de universitaire geneeskunde (nog) geen oor- zaken en/of afdoende therapie heeft kunnen v aststellen. 3.2. Maatschappelijke gezondheidszorg in de Zaanstreek (Vele hierna gegeven bijzonderheden zijn ontleend aan de archivalia van J. v.d. Broek. arts. directeur v an de Dienst Volksgezond- heid Zaanstad). Aanzetten in de vorige eeuw (zie 2.3.2. ) heb- ben al doende en met horten en stoten in onze jaren geleid tot een omvangrijk en doelmatig zorgsysteemA Typisch Zaanse kenmerken ontbreken. eigenzinnige prioriteiten werden dikwijls gesteld door kleine groepjes 'goede burgers'. Bijstand van meedenkers. doeners en financiers vt as gewoonlijk te verkrijgen. ook bij lokale overheden. Nieuwe vormen van georganiseerde gezondheidszorg. veelal preventief' v an aard en bestemd voor grote bevolkingsgroepen in de gehele streek. wer- den door clienten en deskundigen gemakke-

lijk geaccepteerd. Schaalvergrotingen tot streekniveau van oude. lang bestaande. loka- le organisaties. zoals Kruisverenigingen. kwamen na de Tweede Wereldoorlog op gang; na de samenvoeging van zeven Zaanse gemeenten tot Zaanstad ontstonden stroom- versnelling en ontzuiling. In de Gemeente- gids “Wie Waar Wat in Zaanstad' (uitgave '88/`89) worden alle particuliere diensten en organisaties opgesomd. hetgeen bijna 20 bladzijden in beslag neemt; voorts is in deze periodieke brochure van de gemeente ruimte gereserveerd voor functioneel nauw verwan- *e dienstverlening. zoals de Stichting Thuishulp. zie: *Gezinsverzorging Eerst na de samenvoeging tot Zaanstad kon het huidige volwaardige dienstenpakket van een Nederlandse basisgezondheidsdienst worden opgebouwd en een geschikte huis- vesting worden verkregen in het Dr. van Raaltencentrum. De afdeling Ambulances beschikt nu over vijf moderne zieken-autos; daags zijn er drie paraat. 's nachts twee. Bo- vendien is er bijstand van de Dienst in Pur- merend en. voor vervoer - na afspraak - van de ambulance van garage Boon te Wormer- veer. Iedere DVG-ambulance wordt bemand door specifiek geschoold geneeskundig per- soneel en is voorzien van medisch-technische hulpmiddelen voor het herkennen en behan- delen van ernstige aandoeningen. Met af- doende eerste hulpverlening kan onmiddel- lijk worden begonnen. voor en tijdens het transport van de patient. Ook een couveuse ontbreekt niet. Deze afdeling. die vele moei- lijke jaren kende. begon in 1919 met een ver- pleger/portier/ziekentransporteur en een rij- wielbrancard; weldra kwamen een tweede fiets en een tweede tijdelijke verpleger. In 1923 vervoerde de GGD reeds 223 patienten. waarvan 118 per auto. Twee ziekenauto`s in eigendom en in exploitatie bij twee stalhou- ders werden een welkome aanvulling. vooral voor het soms noodzakelijke vervoer naar Amsterdam. De Schoolartsendienst. opgericht in 1904 door de gemeente Zaandam - een primeur in Nederland. zie 2.3.2. - groeide uit tot een tweede belangrijke afdeling van de DVG: de afdeling Jeugdgezondheidszorg. Deze ver- zorgt thans alle scholen in Zaanstad. In 1904 was er een part-time-arts. alleen voor de openbare scholen in Zaandam; na 1920 ook voor het middelbaar en buitengewoon onder- wijs. In 1928 volgde uitbreiding met een schooltandartsendienst; deze werd wegens geldgebrek in de crisisjaren opgeheven (1936). De schoolaitsen waren vroeger huis- artsen met een nevenfunctie; het opsporen van besmettingsbronnen onder de kinderen en van mogelijke gevaren van het sinds 1901 wettelijk verplichte schoolbezoek. was hun taak. Ook beoordeelden zij de hygiene van de schoolgebouwen. In 1941342 werden voor geheel Nederland districts-schoolartsendiensten verplicht ge- steld. Sindsdien bepalen wettelijke voor- schriften en financiele steun de verdere ont- wikkeling. In de Zaanstreek ontstonden twee inter-ge- meentelijke Diensten. De opdracht van de full-time schoolartsen. nu allen opgeleid in de Jeugdgezondheidszorg, werd sindsdien het tijdig opsporen van lichamelijke en gees- telijke ontwikkelingsstoornissen. Besmette- lijke ziekten werden niet vergeten. In onze streek besteedde men na de oorlog veel aan- dacht aan massale inentingen om difterie te voorkomen. ln Zaandam probeerden de schoolaitsen dat reeds in 1925. Met de 'huidreactie' van Pirquet zocht men systema- tisch naar kinderen die reeds een (lichte) be- smetting met tuberculose hadden ondergaan; malaria-besmetting werd gecontroleerd door het zoeken naar kinderen met een vergrote milt. Hoofdluis w as in deze periode zeer ver-

De eerste ambulan- ce in Amsterdam kwam in de Eerste Wereldoorlog in ge- bruik.

Zuigelingenzorg: een zitting van een der consultatiebu- reaus van de kritis- vereniging (Koog, omstreeks 1965).

gezondheidszorg 3.2. -3.3. 1.

breid en werd krachtig bestreden. De ernstige verwaarlozing van schoolgebouwen en meu- bilair in de oorlogsjaren kreeg veel aandacht. Ondanks de hedendaagse bezuiniging wor- den thans nog steeds alle kinderen genees- kundig vervolgd; kinderen uit bekende risi- cogroepen krijgen extra aandacht. Nieuw particulier initiatief werd in 1947 sterk gestimuleerd nadat de burgemeester daartoe de Zaanse Commissie voor de Volks- gezondheid had samengesteld uit, meren- deels niet-ambtelijke, lokale geneeskundige deskundigen en geïnteresseerden uit andere disciplines. De opdracht was ruim: het ont- werpen van plannen en het starten van activi- teiten, waarmee tekortkomingen in de ge- zondheidszorg kunnen worden verholpen. De commissie was een vijftal jaren zeer pro- duktief, onder andere waar het betrof: l . het voortzetten van massale difterie-immunisa- ties; 2. de zelfstandigheid van het succesvol- le Zaanse Opvoedkundig Medische Bureau; 3. de oprichting van de stichting Schooltand- verzorging; 4. de oprichting van de Stichting Zaans Instituut voor School- en Beroepskeu- ze (ZlSB), 5. de voorbereidingen. op af- stand, van de Zaanse Stichting voor Bedrijfs- psychologie en personeelsbeleid (1953): 6. de vorming van de Bedrijfsgeneeskundige Dienst voor de Zaanstreek (BGD. 1962). Leden en voormalige leden van de commis- sie waren ook nauw betrokken bij de oprich- ting van de Stichting Artsenlaboratorium en Trombosedienst (1954) - bijna een Neder- landse primeur -, een samenwerkingsproject van de Zaanse Huisartsen en het Algemeen Ziekenfonds Zaanstreek (AZZ). Leden en voormalige leden leverden een grote bijdrage bij de oprichting en het functioneren van de Stichting Zorg Geestelijk Gehandicapten Zaanstreek (ZGGZ. 1965), een gezamenlijke prestatie van de ouderverenigingen van pa- tiëntjes en enige deskundigen. Dit initiatief verwierf landelijk aanzien en grote financiële steun van de overheid. Een eenmalige avond- lijke actie van alle Zaanse Service-clubs, ge- richt op de hele Zaanse bevolking, resulteer- de in een indrukwekkend werkkapitaal waar- mee gedurende vele jaren investeringen mo- gelijk werden in het stadium voorafgaande aan overheidssteun voor de exploitatie. Het kinderdagverblijf 'Pinokkio - in de voorma- li ge barak voor besmettelijke ziekten van het Gemeente Ziekenhuis Zaandam - en het ge- zinsvervangende tehuis “Zaanerf” voor vol- wassen gehandicapten, waren de eerste con- crete scheppingen; drie andere gezinsvervan- gende tehuizen en een dagverblijf voor oude- ren volgden (zie: *Gehandicaptenzorg). Twee sociaal-geneeskundi gen uit dezelfde groep zagen kans het voor sloop bestemde voormalige Gemeente Ziekenhuis te behou- den en na een efficiënte renovatie te verhuren als passende huisvesting voor 25 aan elkaar

verwante organisaties. Dankzij de krachtige steun door het college van B & W van Zaan- dam en van de hoofddirectie van het Ge- meenschappelijk Administratie Kantoor (GAK) in Amsterdam, opende het sociaal- geneeskundig en psychologisch centrum `Dr. van Raalten` in 1970 de deuren. De doelstel- lingen werden sindsdien in redelijke mate be- reikt: een riante huisvesting, veel samen- spraak. geleidelijke samenwerking en zelfs fusies van organisaties. Behalve de DVG werd de particuliere Be- drijfs Gezondheidsdienst voor de Zaanstreek een grote bewoner van het centrum. Deze dienst verleent bedrijfsgezondheidszorg aan een flink aantal industriële bedrijven met te zamen vele duizenden werknemers. De me- dewerkers van de Dienst (geneeskundigen. verpleegkundigen en arbeidshygiënisten) hebben allen een specifieke arbeidsgenees- kundige en arbeidshygiënische opleiding ge- had. Zij hebben de opdracht zowel de ge- zondheidstoestand van de werknemers te be- waken, als de arbeidsomstandigheden en ar- beidstaken voor zover deze de gezondheid en de veiligheid van de mensen kunnen bedrei- gen. Geneeskundi g onderzoek bij hervatting van de arbeid na ziekte of ongeval is een goe- de methode om tijdig vast te stellen of. en zo ja waar de belasting op het werk de draag- kracht van de betreffende werknemer te bo- ven gaat. Bedrijfsartsen zijn adviseurs; zij rapporteren hun bevindingen over de arbeids- situatie aan de directie. thans bovendien aan de Ondernemingsraad. Alleen de medici en technici van de Arbeidsinspectie kunnen een bedrijf verplichten voorzieningen te treffen ten behoeve van de gezondheid en veilig- heid. Het Centrum voor Arbeidsexploratie en Arbeidstherapie (CAA). eveneens gehuisvest in het Van Raalten-centrum kon worden op- gericht in 1970 door een revalidatie-arts. een ergotherapeute en twee bedrijfsartsen, dank- zij de hulp van het Zaanse bedrijfsleven. het Zaandamse gemeentebestuur, de hoofddirec- tie van de Gemeenschappelijke Medische Dienst (GMD) en van de nieuwe Wet Ar- beidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 1967. Deze wet verzekert niet alleen de loonderving bij langdurende en blijvende partiële of gehele invaliditeit, maar tevens de kosten van voorzieningen voor en behande- lingen van de gehandicapte, die de revali- datie en herplaatsing in het bedrijfsleven mo- gelijk kunnen maken. De WAO kon in de ja- ren '70 helaas niet voorzien in de benodigde kennis, ervaring en deskundige mankracht. benodigd voor de arbeidsrevalidatie van de onverwacht grote aantallen werknemers met een reële maar relatieflichte handicap. In on- ze grote revalidatie-inrichtingen voor ernstig gekwetsten bestonden deze tekorten niet. Het ontwikkelen, in eigen huis, van een doel- treffende aanpak van het onderzoek en het “meten” van het resterende arbeidsvermogen,

285 evenzo daarop de keuze van een nieuwe ar- beidstaak waarvoor de handicap niet een be- letsel zou vormen. bleken allerminst eenvou- dig te zijn. Ook het motiveren en het trainen van de patiënt voor een nieuwe taak kostte veel tijd en inspanning. Onmogelijk of on- realistisch bleek deze taak echter niet te zijn. De uiteindelijke mislukking van het project (uitmondend in de liquidatie tien jaren na de start) ontstond, ondanks alle steun. door menselijk falen bij noodzakelijke coöperatie van groepen uitvoerende 'deskundigen' uit zeer uiteenlopende disciplines. De Wet Ar- beid Gehandicapte Werknemers (WAGW. 1985) verplicht thans bedrijven tot herplaat- sing van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en subsidieert daarvoor noodza- kelijke voorzieningen. Het Zaanse initiatief uit 1970 was blijkbaar prematuur. 3 . 3. De curatieve gezondheidszorg in de Zaanstreek 3.3.1. De eerste lijn In 1974 publiceerde de toenmalige Staatsse- cretaris zijn Structuumota Gezondheidszorg. Hierin werden de begrippen regionalisatie (een streekgewijze organisatie) en echelon- nering (een opbouw in lijnen of lagen) gein- troduceerd. Daarbij werd de maatschappelij- ke en de openbare gezondheidszorg (zie 3 .2.) als basis-echelon beschreven; de hulp van en rond de huisarts - door wijkzuster, vroed- vrouw, kraarnverzorgster, fysiotherapeut, tandarts, diëtist, apotheker, gezinshulp en het algemeen maatschappelijk werk - als eer- ste lijn (echelon), de specialistische gezond- heidszorg in ziekenhuizen en poliklinieken - waaronder de RIAGG - als tweede lijn (echelon). De voorgestelde herstructurering is sindsdien op gang gekomen; bezuinigingen op de steeds stijgende kosten van gezondheidszorg werden een belangrijk motief. De doelstellin- gen bleven: het doorzichtig maken van het complexe zorgsysteem, voor consumenten en voor hulpverleners; en het verbeteren van de bereikbaarheid. Binnen een regio wordt gestreefd naar aanbod van vrijwel alle vor- men van gezondheidszorg en een duidelijke onderscheiding van de verschillende deelge- bieden naar inhoud en plaats van vestiging. Ook wil men bevorderen dat hulpverleners, waar gewenst, samenwerken en dat genera- listisch opgeleide en werkende huisartsen en hun medewerkers consultatieve ondersteu- ning ontvangen van hun gespecialiseerde col- Iega's uit de tweede lijn. l-let gemeentebestuur van Zaandam (en later Zaanstad) had vaak behoefte aan adviezen in- zake lokale toepassing van landelijke richtlij- nen. Aanvankelijk werden de vragen bespro- ken in het Curatorium van het Van Raalten- centrum (het college van diensthoofden van de inwoners). In 1977 verscheen een rapport van een ad hoc samengestelde Werkgroep Volksgezondheid waarin een overeenkomsti-

286 Personeelsflars ( 'het Zusterhuis `) bij het Johannes- ziekenhuis te Zaan- dam.

gezondheidszorg 3.3. 1. ge multidisciplinaire groep Zaanse deskundi- gen de betreffende wethouder, op diens ver- zoek, adviseerde inzake 'een doelmatig sys- teem van gezondheidsvoorzieningen in de streek', passend binnen de landelijke plan- nen. Inmiddels zijn vele van de adviezen uit- gevoerd. Een ononderbroken stroom wettelijke en an- dere regelgevingen beperkt zich echter niet tot de Structuurnota 1974. Diep ingrijpende bezuinigingsmaatregelen verontrusten consu- menten en producenten van de hulpverle- ning. De daling van het aantal in een zieken- huis verpleegde patiënten is wel een gewaar- deerde en gunstige ontwikkeling. Deze werd bereikt door het verplaatsen van onderzoek en behandeling naar poliklinieken en door een sterke reductie van de verpleegduur bij talrijke andere ziektegevallen (zie 3.3.2.), dankzij vele diagnostische en therapeutische aanwinsten. Nadelen zijn echter ook vastge- steld. Controle, nabehandeling en begelei- ding van vroegtijdig ontslagen patiënten ver- eisen extra tijd, vaardigheden en kennis van de hulpverleners in de eerste lijn (dat wil zeg- gen: extra opleiding, nascholingen en trai- ning van nieuwe werkwijzen, vooral voor huisartsen en verpleegkundigen). Het overgrote deel van de patiënten die hun huisarts raadplegen verlangt echter andere hulp van hun vertrouwde medicus. Zij heb- ben veelal geen ernstige 'grote' ziekten, maar 'kleine' ongemakken en kwalen die in de spreekkamer afdoende kunnen worden be- handeld. Zij verwachten wel dat de dokter al doende rekening houdt met de mogelijkheid dat ernstige kwalen, die alleen door een die- pergaand specialistisch onderzoek vroegtij- dig kunnen worden ontdekt, zich aanvanke- lijk als lichte ongemakken kunnen voordoen. Bejaarde patiënten, steeds toenemend in aan- tal, hebben gewoonljk blijvende, chronische kwalen. Jongeren vragen hulp voor onwel- zijn en lichamelijke bezwaren die samenhan- gen met relationele problemen of met onaan- gename situaties in leef- of werkmilieu waar- voor geen geneeskundige kruiden gewassen zijn. Geestelijken en/of maatschappelijk wer- kers zijn vaak betere hulpverleners. Bij em- stige verstoringen van het geestelijk even- wicht kunnen de patiënten thans voor behan- deling worden verwezen naar de RIAGG (zie 3.3.2.), minder ernstige dienen door de huis- arts te worden begeleid. Alleen de verloskunde vraagt veel minder van de huisarts dan vroeger. Het Nederlandse geboortecijfer daalde sterk; uit menige, ook Zaanse, dokterspraktijk verdwenen de beval- lingen geheel, ondanks het pleidooi van dr. D. van Alten voor thuisbevallingen. Deze Zaandamse vrouwenarts onderzocht in de ja- ren '60 de verloskunde en de kraamzorg in en rond de kraamkliniek - het voormalige Ge- meente Ziekenhuis - in Wormerveer. Hij toonde aan dat bevallingen buiten het zieken- huis en geleid door huisarts of vroedvrouw terecht door de moeders werden verkozen boven de specialistische hulp in een zieken- huis, althans indien geen complicaties waren te verwachten. Het ziekenfonds honoreert echter alleen hulp door een vroedvrouw; de huisarts wordt in toenemende mate niet meer gevraagd. Op al deze veranderingen in de hulpvraag hebben de Nederlandse huisartsen adequaat gereageerd. Verenigd in het Neder- lands Huisartsen Genootschap, met een eigen wetenschappelijk instituut en de periodiek 'Huisarts en Wetenschap', verkregen zij overheidsinstemming voor het “Basisdien- stenpakket' van de huisartsengeneeskunde. Daarop kan de verplichte gespecialiseerde opleiding tot huisarts - na het artsexamen - worden afgestemd, evenals de toetsing van kennis en praktijkvoering voordat registratie als huisarts en een vestigingsvergunning kan worden verkregen. Enige oudere Zaanse

huisartsen zijn als docent al vele jaren be- trokken bij de Amsterdamse universitaire huisartsenopleidingen; vele jongeren ontvan- gen in hun praktijken voortdurend een aan- staande collega-in-opleiding, voor een scho- ling in de praktijk van het beroep. De oude “dorpsdokter' die sinds 1865 de gehele ge- nees-, heel- en verloskunde als arbeidsveld had en die vrijwel zonder de hulp van specia- listen, ziekenhuizen en sociale voorzieningen moest functioneren, is verdwenen. Deze dokter was, in de Zaanstreek tot in de jaren '20, te zamen met enige wijkverpleegsters en veel burenhulp, de gehele eerste lijn. Het huidige eerste echelon werd beschreven in een “Inventarisatie verslag eerste lijns-ge- zondheidszorg Zaanstreek' door een gemeen- telijke werkgroep. Op de peildatum rond 1 januari 1986 telde men: - 64 huisartsen, daarvan 25 werkend in een groepspraktijk of gezondheidscentrum. Zij zijn voortdurend bereikbaar door middel van een onderlinge wachtdienstregeling. Vrij gevestigd zijn ook - 59 tandartsen; 15 apothekers; 65 fysiothera- peuten, (bovendien een aantal werkend in zieken- en verpleeghuizen), 10 oefenthera- peuten Mensendieck/Cesar. - 8 verloskundigen, werkend in twee groeps- praktijken. Zij hebben toegang tot het zie- kenhuis en zijn continu bereikbaar. - 41 kraamverzorgsters verbonden aan de Stichting Kraamcentrum in Zaandam en 22 free-lance werkenden. Zij functioneren zo- wel in de wijkkraamzorg - enige keren een korte tijd per dag in meerdere gezinnen - als full-time in een gezin. Opleiding en nascho- ling geschieden door de Provinciale kruisver- eniging. - 110 medewerkers (in Zaanstad) van de Stichting Samenwerkende Kruisverenigin- gen, wijkverpleegkundigen en wijkzieken- verzorgsters; bovendien enige jeugdartsen en een diëtiste. Het uitlenen van verplegings-ar- tikelen geschiedde vroeger in de wijkgebou- wen; nu gecentraliseerd, desgewenst met be- zorging aan huis. Er is een 24-uurs bereik- baarheid. - 40 medewerkers - waaronder 29 pan-timers van de Stichting Artsenlaboratorium en Trombosedienst. Het laboratorium is doorlo- pend bereikbaar. - Verder 2 diëtisten, 6 logopedisten (boven- dien 20 logopedisten in dienst van een Zaan- se instelling). De stichting Samenwerkende Kruisvereni- gingen ontstond gefaseerd uit een bundeling van strikt lokale, autonome afdelingen van de provinciale vereniging het Witte (later Groene) Kruis. merendeels opgericht rond 1900 (zie 2.3.2.) en later met afdelingen van

il t` 1” 'išïfz1n' 'V l f T`_;r1.'f'”'

.r -I F'iifl“”'í T' f'

.- mmšn -r 1 HEB! - Y _ T If tr

t

[f

f

het Wit-Gele (RK) en het Oranje-Groene (Prot-Chr) Kruis. Vroeger was in de dorpen ieder gezin lid van een kruisvereni ging. In de vorige eeuw wer- den de ledenvergaderingen druk bezocht. De kosten van de verplegingsartikelen en de wijkzuster konden worden betaald uit bijdra- gen van de leden. Overheidssubsidies en adviezen maakten een gestage en verantwoorde groei van de hulp- verlening mogelijk, vooral de preventieve gezondheidszorg door gezondheidsvoorlich- ting en -opvoeding kwam tot ontwikkeling op consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters, door moedercursussen, zwanger- schapsgymnastiek enzovoort. In steden verliep alles wat minder gemakke- lijk, onder andere door concurrentie van een gemeentelijke gezondheidsdienst - zoals in Zaandam - met eenzelfde programma. De huidige kruisverenigingen zijn in naam nog steeds particuliere organisaties. De Rijksoverheid beslist echter over beleid, be- heer en uitvoering van het dienstenpakket. Er is veel veranderd, maar gebleven is de grote betekenis van het kruiswerk voor de eerste lijns-gezondheidszorg. De Stichting Thuishulp Zaanstreek, voor maatschappelijke hulpverlening in gezinnen en voor bejaarden, is ontstaan op 1 januari 1988 door een fusie van de Noordelijke en Zaandamse Stichtingen voor gezinsver- zorging. Te zamen vormen zij een krachtige organisatie, één van de pijlers van de eerste lijns gezondheidszorg in de Zaanstreek. Velerlei maatschappelijke invloeden leidden na de Tweede Wereldoorlog overal in Neder- land tot particuliere initiatieven. Er ontston- den overal kleine, lokale verenigingen die de gezinnen van de leden bij ziekte van de ver- zorgster huiselijke bijstand verleenden. De lonen van de helpsters werden grotendeels door bijdragen van de leden opgebracht. Om- streeks 1960 functioneerden in Nederland zo'n 1000 instellingen voor gezinszorg, vere- ni gd onder vier levens-beschouwelijke koe- pel-organisaties. Vanaf 1970 namen de over- heidsbemoeiingen toe, ten aanzien van het beleid, het beheer en omvang en aard van de hulpverlening; het particuliere element ver- dween. Thans (1989) gaat er in de Neder- landse Gezinsverzorging ongeveer 1,5 mil- jard gulden om, waarvan 90 % uit overheids- bronnen. Financiering door de AWBZ is in voorbereiding. Er zijn 70.000 medewerkers. waarvan velen in deeltijd. De Zaanse Stichting heeft 850 medewerkers (daarvan 49 buiten de directe hulpverlening); gemiddeld 800 cliënten ontvangen per jaar gedurende 665.000 uren enige vorm van thuishulp. Er is een streven het aanbod van

Bij zijn afscheid van het Johannes-zie- kenhuis werd de chirurg dr. EA. Im- mink door het ge- meentebestuur van Zaandam ontvan- gen. Links dokter Immink, midden pastoor' Van der Mark en op de rug gezien burgemees- ter W. Thomassen. Rechts.' de chirurg dr. C. van Raalten was directeur van het gemeente-Zie- kenhuis en het late- re Juliana-zieken- huis.

Het voormalige Ju- liana-ziekenhuis te Zaandam, gezien. uit het oosten (rechts op de foto). Links de voorbereidingen voor de bouw van De Heel (1983).

gezondheidszorg 3.3.1. -3.3.2.

de hulp, naar aard en duur steeds meer af te stemmen op de hulpvraag van de cliënt; bo- vendien wil men het niveau van de specifieke opleiding van de medewerksters nog verho- gen. Thans omvat het verzorgingsaanbod: - de traditionele gezinsverzorging voor koite- re of langere tijd. gedurende de “kantoor- uren`, zowel voor gezinnen als bejaarden. - de gespecialiseerde gezinsverzorging onder leiding van een andere discipline, bijvoor- beeld de wijkverpleging of de RIAGG (bij dementie). - de 24 uurs-hulp, ook in het weekeinde. -de “alpha-hulp, eenvoudige huishoudelij- ke hulp, maximaal 2 maal 6 uur per week; de Stichting bemiddelt hier alleen, de cliënt is de werkgever. Gezien de toeneming van het vroegtijdig ont- slag uit ziekenhuizen en het langdurig hand- haven van bejaarden in eigen milieu, zal de bijstand van de Stichting Thuishulp steeds vaker onmisbaar zijn. In het Regionaal Over- leg Gezondheidszorg Zaanstreek (ROGZ) proberen sinds een reeks van jaren een groot aantal organisaties en verenigingen van des- kundigen overeenstemming te bereiken over allerlei aspecten van het beleid en de coope- ratie van het werk in basis- en eerste echelon. Ook de ziekenhuizen, verpleegtehuizen en patiënten-organisaties denken mee. 3.3.2. De tweede lijn (Vele van de hierachter gebruikte gegevens werden ontleend aan bijdragen van dr. K. van Walbeek). In 1919, bij de opening van het eerste “Ge- meentelijke Ziekenhuis`, tevens polikliniek

en GGD-gebouw (zie verder 2.3.2.), werd de specialistische geneeskunde in de Zaanstreek geïntroduceerd. De chirurg dr. P.H. van Rooyen werd directeur; de bekende Amster- damse medicus/intemist dr. C .H. Delprat. weldra opgevolgd door dr. J. Goudsmit, was adjunct-directeur en internist en tevens hoofd van de afdeling interne en besmettelijke ziek- ten, die in 1922 werd geopend aan de Wes- terkerkstraat. Dr. H. Vos uit Alkmaar was van 1921 af ze- nuwarts; later praktizeerde ook de Amster- damse oogarts dr. LK. Wolff in Zaandam. Hij werd in 1928 benoemd tot hoogleraar hy- giëne in Utrecht en opgevolgd door dr. A. Hagendoorn, de latere hoogleraar oogheel- kunde aan de Universiteit van Amsterdam. De huidarts dr. W. Carol werkte in Zaandam tot hij in 1930 eveneens tot hoogleraar aan dezelfde universiteit werd benoemd. In Zaandam had hij de polikliniek voor besmet- telijke ziekten overgenomen van de schoolarts. De kinderarts mevr. J.H.N. van Rooyen hield haar polikliniek ten huize van mevr. Keg-Lind in Zaandam. Dr. A. Ro- zendaal was de KNO-arts, dr. Th. B. Philips de vrouwenarts. Vrijwel al deze artsen, be- halve chirurg en internist, praktizeerden slechts part-time in Zaandam. De eerste Zaandamse ziekeninrichtingen werden door de medische staf beschouwd als een tijdelijke huisvesting. In 1922 waren op beide locaties: 24 chirurgische bedden, 40 interne en in de barakken 27 bedden besmettelijke ziekten. De internist was tevens psychiater-neuro- loog, kinderarts, laboratorium-arts, röntge- noloog. De chirurg was belast met alle heel- kundige ingrepen. Broeder C. van Dam was op vele gebieden hun zeer competente en toe- gewijde assistent in de operatiekamer, bij röntgenonderzoek, als gipsmeester, bij de EHBO en als ziekentransporteur. zonodig per rijwielbrancard naar Amsterdam. Op 31 december 1931 werd het nieuwe, als zodanig fraai gebouwde Gemeente Zieken- huis (GZ) aan de Frans Halsstraat betrokken. Er waren 102 algemene bedden en 26 voor besmettelijke ziekten in de permanente bak- stenen barak. Dr. van Rooyen werd als chirurg weldra op- gevolgd door dr. A. Kummer; deze vertrok in 1949 als hoogleraar Algemene Chirurgie naar de Gemeentelijke Universiteit van Am- sterdam. De toenmalige vrouwenarts van het GZ, dr. A.L.C. Schmidt werd in 1950 hoog- leraar aan de Rotterdamse Universiteit. In 1951 werd opnieuw een chirurg, dr. C. van Raalten, directeur; hij overleed in 1969, als eerste directeur van het juist voltooide Zaan- damse Juliana Ziekenhuis. Na de Tweede Wereldoorlog was het zieken- huis inmiddels door twee Zweedse barakken

287

en door aanbouw van een vleugel van onder- zoek en verpleging van tbc-patiënten uitge- breid tot 210 bedden. De R.K. St. Jan Stichting begon in 1925 met het inrichten van een bescheiden verpleeg- huis met 14 bedden, aan de Oostzijde in Zaandam; het was tevens wijkgebouw van de nieuwe afdeling Zaandam van het Wit-Gele Kruis. Veertien religieuzen verzorgden zo- wel het verpleeghuis als de wijkverpleging. Het St. .lan Ziekenhuis aan de Bloemgracht, tevens verzorgingstehuis voor Rooms Katho- lieke bejaarden, opende 3 mei 1932 de deu- ren; er waren 72 ziekenhuisbedden. Dr. E.A. Immink werd directeur, tevens chirurg en vrouwenarts. Hij overleed in 1963. Een medisch-specialistische staf kwam gelei- delijk tot stand. De psychiater dr. Th. Hart de Ruiter werd in 1935 zenuwarts van beide Zaanse ziekenhuizen. Na zijn vertrek als kin- derpsychiater naar Amsterdam in 1945 en naar Groningen als hoogleraar kinderpsychi- atrie in 1947, bleef zijn opvolger dr. W.F. Leyns als neuroloog-psychiater in beide zie- kenhuizen praktizeren. Uit 1938 stamt de eerste forse uitbreiding door verbouwing van de zolderverdieping; een imposante nieuwe vleugel kon in 1953 in gebruik worden genomen. De verdere ont- wikkelingen en de lotgevallen van de Zaanse ziekenhuis-geneeskunde zijn uitvoerig be- schreven in het boekje 'Heel de Ziekenhui- zen' van H. Bosma, uit de serie Zaanse His- torische Reeks, 1985 deel 7. Ook de kleine ziekenhuizen krijgen hier de nodige aan- dacht. Het Gemeentelijk Ziekenhuis in Wormerveer (het oudste, gebouwd in 1905 dankzij de in- spanningen van huisarts P.C. Korteweg) was een echt ziekenhuis, gestart met twee kamers met zes bedden, een eenpersoonskamer en een operatiekamer. Het functioneerde als zie- kenhuis tot 1968, daarna nog tien jaar als kraamkliniek; de polikliniek werkt nu als de- pendance van De Heel. Ook “Ons Verpleeghuis” in Krommenie (ge- start in 1919) had vele jaren een ziekenhuis- functie. In de verdere ontwikkeling van de Zaandam- se ziekenhuizen waren hiernavolgende ont- wikkelingen het belangrijkst. In de jaren '40 en `50 werden de reizende part-time specia- listen geleidelijk opgevolgd door full-timers, die alleen in Zaandam werkten en daar veelal ook woonden. Bovendien waren de vertegen- woordi gers van de “kleine specialismen' veelal aan beide ziekenhuizen verbonden. Later, met de toenemende omvang van de praktijken kreeg ieder ziekenhuis weer een eigen staf, in vele gevallen met meer dan één specialist per vakgebied. In 1954 had ieder

288

Half september 1985 verhuisden de patienten uit zowel het Johannes- als het Juliana-zieken- huis naar De Heel.

gezondheidszorg 3.3.2. ziekenhuis ongeveer 200 bedden en een toe- nemend ruimtegebrek door overvolle polikli- nieken, nieuwe afdelingen, laboratoria, rönt- genkamers en dergelijke, en nieuwe specia- lisrnen. In 1967 kon na jarenlange plannenmakerij het eigentijdse Juliana-ziekenhuis worden geopend. Het was een streekziekenhuis van alle Zaangemeenten en had 350 bedden. Weldra volgde een aanbouw voor een afde- ling hart- en vaatziekten. In 1969 ontstond de Stichting Interconfessioneel Ziekenhuis voor de Zaanstreek door bestuurlijk samengaan van de St. Jan en een Protestants-Christelijke groepering, die reeds overheidsinstemming voor een eigen ziekenhuis met 150 bedden had verkregen. De nieuwe stichting presen- teerde weldra een plan voor een gezamenlijk Johannes Ziekenhuis met 400 bedden. In 1974 leidden langdurige onderhandelingen tussen de particuliere en de overheidsbe- stuurders tot een fusie van Johannes en Julia- na. In 1983 verkreeg men een definitieve bouwvergunning. De oude St. Jan zou wor- den verlaten, het Julianagebouw geïntegreerd in de omvangrijke nieuwbouw van De Heel. Beide medische staven hadden besturen en directies bewerkt met vele en goed onder- bouwde argumenten voor een totaal samen- gaan van beide (te) kleine ziekenhuizen tot één middelgroot Centrum Ziekenhuis. Daar- in zou een, ook medisch-technologisch, vrij- wel volledige specialistische geneeskundige verzorging mogelijk zijn. De fusie, met de omvangrijke nieuw- en verbouw, en de ver- huizingen deden van 1983-'87 doorlopend een groot beroep op het aanpassingsverino- gen van alle betrokkenen. Hier en daar zijn alle rimpels nog niet glad gestreken. Thans, na afsluiting van de aanloopfase, bezit de streek een moderne ziekeninrichting in een fraai en 'patiënt-vriendelijk, gebouwencom- plex van 500 bedden. De inrichting voldoet aan hoge eisen. De kamers hebben één, twee of maximaal vier bedden. Een aparte klas- senafdeling ontbreekt. De poliklinieken zijn berekend op 200.000 bezoeken per jaar; de polikliniek te Wormerveer bleef gehand- haafd. De l-Ieel heeft thans (1989) rond 1100 medewerkers, 50 à 60 procent is direct bij de verpleging betrokken. Een groeiend aantal verpleegkundigen heeft een zeer gespeciali- seerde taak, onder andere op de afdelingen intensive care en hartbewaking. De medische staf telt 78 specialisten in 25 disciplines. De oude ` grote' specialismen worden steeds meer gesplitst in zelfstandige deelgebieden. Zo wordt de interne geneeskunde thans ver- zorgd door 7 internisten, 3 cardiologen, 2 longartsen en 1 reumatoloog; de chirurgie door 6 chirurgen, 3 orthopedisch chirurgen en 2 urologen. De 6 vrouwenartsen, 2 kaak- chirurgen, 2 KNO-artsen en de 4 oogartsen hebben ook chirurgische taken. De 4 anaes- thesisten zijn medewerkers in de opera- tiekamers. De 3 kinderartsen, 3 huidartsen, 3 neurologen, 3 psychiaters, 3 psychologen en 2 revalidatie-artsen hebben ieder nog een zelfstandige afdeling; 6 radiologen, 2 artsen- bacteriologen, 1 nucleair geneeskundige, 2 klinische scheikundigen, 4 patholoog-anato- men en 2 apothekers leveren dagelijks on- misbare diensten aan alle andere specialisten. Recent statistisch onderzoek geeft sterke aan- wijzingen voor de doelmatigheid van de hui- dige specialistische geneeskunde in Neder- land. Dr. Hoogendoorn toonde onder andere aan dat de gemiddelde verpleegduur in Ne- derlandse ziekenhuizen in 20 jaar is gedaald tot 55 % van het aantal dagen in 1967; dat het aantal operaties in de laatste jaren is gedaald met 18 %, en het aantal sterfgevallen in de ziekenhuizen met 25 % (Nederlands Tijd- schrift van Geneeskunde, 1989, blz 156- 167). Deze gunstige ontwikkelingen werden bereikt ondanks de toenemende vergrijzing,

dat wil zeggen: een steeds groeiend aantal opgenomen bejaarde patiënten. Deze lijden, veel vaker dan jongeren, aan ernstige aan- doeningen die ingrijpende operaties en zware medicijnen noodzakelijk maken. Bovendien werden vele patiënten met minder ernstige kwalen en kwetsuren niet meer opgenomen, maar verwezen naar de poliklinieken. In de Zaanstreek waren er overeenkomstige ont- wikkelingen in dezelfde jaren. Onderstaande tabel geeft daarvan een indruk. De kolom- men geven respectievelijk het aantal lig- dagen, de gemiddelde verpleegduur en het aantal medewerkers aan. 1967 St. Jan 74.185 18,9 330 1968 Juliana 82.527 16,4 265 1972 St Jan 19,3 1972 Juliana 14,6 1978 De Heel (St. Jan + Juliana) 167.062 12,6 846 1985 De l-Ieel 148.549 11,9 1076 De veranderingen van de klinische zorg sinds 1939 in het Gemeenteziekenhuis worden door onderstaande cijfers geïllustreerd. 1939 Gem.- Ziekenhuis 31.076 20,8 1945 Idem 31.066 24 In 1945 hadden 185 patiënten e'e'n, van acht verschillende, besmettelijke ziekten. De bed- den waren toen gemiddeld voor 58 % bezet; het tekort - ten laste van de gemeente Zaan- dam - bedroeg in 1946 f 106.000. Verpleegtehuizen voor hulpbehoevende be- jaarden bestaan in onze streek al zeer vele ja- ren. Soms werden zij gebouwd als weeshui- zen en later deels ingericht als een verpleeg- inrichting voor chronisch zieken en gebrekki- gen. Enkele andere werden weer een klein ziekenhuis (Krommenie) of tevens een kraamkliniek (Koog). In 1967 werd de hulp- verlening en verzorging van zieke en gebrek- kige bejaarden een voorziening ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Jongere patiënten, die gedurende langere tijd verzorging en een revaliderende behandeling nodig hebben, profiteren op gelijke wijze. Een wettelijke regelgeving voor bouw en in- richting, voor taken, personele bezetting en opleiding en dergelijke is sindsdien van kracht. De eisen zijn dermate specifiek en

hoog. dat geen der in 1967 bestaande Zaanse inrichtingen voor erkenning in aanmerking kon komen. De Stichting Verpleeghuizen voor de Zaan- streek, opgericht in 1974 en bestuurd door vertegenwoordigers van de gemeente en van een reeks aanverwante particuliere organisa- ties, exploiteert thans twee mooie, practisch ingerichte huizen: de Noordse Balk (geopend in 1968) en Oostergouw (1976). De opdracht is thans reactivering en revalidatie, klinisch en poliklinisch, van chronische (meest be- jaarde) patiënten en verpleging indien deze elders niet kan geschieden; bovendien niet- specialistische psychogeriatrische verzorging van demente bejaarden. Een eigen transport- dienst maakt dagbehandeling van niet opge- nomen patiënten mogelijk. Er is een vaste medische staf; alle Zaanse specialisten zijn consulent. Beide huizen te zamen hebben 32 verpleegkundigen, 160 ziekenverzorgenden en vele leerling-ziekenverzorgenden in oplei- ding voor het officiële diploma. De Noordse Balk heeft 120 bedden, 20 plaat- sen voor dagbehandeling van lichamelijk ge- handicapten en 4 voor geestelijk gestoorden. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 75 en 80 jaar; de gemiddelde verpleegduur in 1985 bedroeg 138 dagen. In de 'Kogge' - het voor- malige bejaardentehuis de 'Diaconie' in Koog - verblijven voorlopig nog 30 demente bejaarden in afwachting van een definitieve opname in een voorziene nieuwbouw van de Noordse Balk. Oostergouw heeft 124 bedden voor lichame- lijk gehandicapten, 171 voor geestelijk ge- stoorden en bovendien 11 plaatsen voor hun dagbehandeling. De gemiddelde verpleeg- duur bedroeg in 1985 227 dagen, de gemid- delde leeftijd lag tussen de 80 en 83 jaar. De Stichting Regionale Instelling voor Am- bulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG) kwam omstreeks 1982 tot stand door een fusie van reeds langer bestaande, grotendeels in het Van Raaltencentrum ge- vestigde, onafhankelijke Zaanse instellin- gen, alle werkzaam op een deelgebied van het totale arbeidsveld. In 1986 volgde nog een fusie tot de RIAGG Zaanstreek-Water- land, ée'n van de 58 soortgelijke in Neder- land, alle vallend onder regelgeving van de AWBZ. Ook deze bijzondere ziektekosten worden betaald uit de volksverzekering ingevolge deze wet. Het takenpakket omvat

w* beterschap de bouwers

mum-*___

Juliana-ziekenhuis met daarachter het reeds grotendeels gereedgekomen :ie- kenhm's De Heel. gezien uit het noord- westen.

gezondheidszorg 3.3.2._gilden l', 'In' ..f. I“

-”' z..-

,u

de specialistische (tweede lijns) behandeling, de preventie en de consultatieve ondersteu- ning (van de eerste lijn) bij psychische pro- blematiek. Men werkt in iedere afdeling in een team waaraan naar behoefte deel hebben een psy- chiater, klinisch psycholoog, psychothera- peut, verpleegkundige, gespecialiseerd maat- schappelijk werker, zo nodig ook kinderarts, pedagoog, geriater, creatief therapeut. Er zijn afdelingen voor: - Jeugdzorg, in het Van Raaltencentrum met de teams Ouders en kinderen, Jeugd Psychia- trische Dienst, Advies Centrum voor Jonge- ren, Jeugdbeschenningsbureau (van de Stichting Opperdan); - Volwassenenzorg, in het Van Raaltencen- trum met de teams Sociaal Psychiatrische Dienst en Levens- en Gezinsvragen; - Ouderenzorg, in het Van Raaltencentrum; - Psychotherapie, gevestigd aan de Ds. Mar- tin Luther Kingweg. Voor acuut psychiatrische problematiek en bij psychiatrische crises functioneert een 24- uurs dienst (via de huisarts). Te zamen met de psychiatrische poliklinie- ken en de Psychiatrische Afdeling van het Algemeen Ziekenhuis De Heel (PAAZ), be- schikt de Zaanstreek thans over een vrijwel compleet en samenhangend stelsel voor de geestelijke gezondheidszorg. Dr. J.P. van Nieuwenhuize Geraadpleegde literatuur.' M.A. van Andel, Chirurgijns, vrije mees- ters, beunhazen, kwakzalvers 1400-1800, 's-Gravenhage 1981; C. Banning1 De voe- ding te Zaandam 1929/1930, Amsterdam 1931; E.D. Baumann, Geschiedenis der Ge- neeskunde, 1918; Culturele Raad Noord- Holland, Honderd jaar Artsenkn'ng Zaan- land, maandblad Noord-Holland 5/ 1965; En- quête van de Staatscommissie, krachtens wet van 19/ 1/ 1890, derde aflevering, De Zaan- kant; Gemeentelijke Geneeskundige Dienst Zaandam, Verordeningen en Jaarverslagen vanaf de oprichting tot 1932; Gemeente Wor- merveer, Gemeenteziekenhuis Wormerveer 1905-1955; Gezondheidsstatistiek, Compen- dium Nederland 1979, Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag 1980; S. Hart, in : Zaandam 150 jaar Stad, Zaandam 1962; H.A.M.J . ten Have, Historische filosophi- sche achtergronden van sociale gezondheids zorg, T. Sociale Gezondheidszorg 1983, p. 892; J. Honig Jsz. Jr., Historische, oud- heidkundige en letterkundi ge studiën, eerste deel, Zaandijk 1866; J.E. Houwaart, Hygië- nisten in de 19e eeuw, T. Sociale gezond- heidszorg 1983, p.258, 295, 335; W. Klin-

l;_

kenberg, Adieu Zaandam, Zaandam 1973; Kon. Ned. Mij. Geneeskunst, Gedenkboek honderdjari g bestaan 1849-1949; H.J .J . Leenen, Grenzen van gezondheidszorg, T. Sociale gezondheidszorg 1983, p. 370; A.E. Leuftink, Chirurgijns zee-compas, Delft 1963; J.J. van Lochem, Inleiding tot de ge- neeskunde, Haarlem 1951; N. Mulder, Uit Den Goeden ouden Tijd, Koog aan de Zaan 1926; H. Philipsen, Een oudere bevolking, een andere sociale gezondheidszorg?, T. So- ciale Gezondheidszorg 1982, p. 705; A. Querido, Een eeuw Staatstoezicht op de Volksgezondheid, Den Haag 1965; H.J.M. Schoo, Malaria in Noord-Holland, N.-H. Ver. Het Witte Kruis, 1905; Stichting 400- jarig bestaan Binnengasthuis Amsterdam, Vier eeuwen Amsterdams Binnengasthuis, Wormer 1981; H.N. ter Veen, Problemen sa- menvoeging Zaangemeenten; M.A. Verka- de, Ontstaan en geschiedenis Sint Jan-zie- kenhuis, april 1957; D. Vis, De Zaanstreek, Leiden 1948; W. Wieringa, in: Arbeid op de tweesprong, vijfenzeventigjarig bestaan Ar- beidsinspectie, Den Haag 1965.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/gezondheidszorg/gezondheidszorg_in_de_20e_eeuw.1447856019.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 18:37
  • (Externe bewerking)