Dit is een oude revisie van het document!
Glijnis, Teunis
Krommenie 16 juni 1902 - Neuengamme/Lübeckerbocht 3 mei 1945
Losarbeider, gehuwd met A.C. Brasser en vader van Jan Glijnis (1938), woonachtig aan de Militaireweg 138, lid van de Internationale Roode Hulp Afdeling Krommenie (I.R.H.). Teunis verdwijnt in 1934 drie maanden achter de tralies van de strafgevangenis te Haarlem wegens het verspreiden van opruiende lectuur, is pleitbezorger voor een Sovjet-Holand en in 1935 kandidaat gemeenteraadsverkiezingen voor Krommenie.
Vanuit het gevang schreef Teunis Glijnis het volgende:
Een brief uit de gevangenis ondanks kerkermuren met de strijd verbonden!
,,Haarlem, 9 september 1934, Kameraden, Het is reeds enige weken geleden, dat ik een brief kreeg van de I.R.H. In deze brief werd mij gemeld, dat de meeste kameraden, die in verband met de juli-gebeurtenissen werden gearresteerd het best maken. Welnu, ik maak het zelf ook best. De I.R.H. schreef over de grote solidariteit die er bestaat met de gevangenen en hun gezinnen. Deze solidariteit laat zich het best zien uit de vele kaarten en brieven die ik hier van de kameraden uit Krommenie en elders ontvang. Alle kameraden breng ik daar mijn proletarische daad voor, het is één van de onmisbare blikken van solidariteit en ik hoop dat de andere kameraden ook zoveel post mogen ontvangen.“
,,Eén ding moeten de kameraden die brieven zenden naar de gevangenen om denken. Zij moeten niet zo bang zijn voor de controle, die hier op de brieven bestaat. De zaak is zo, dat feiten voor bepaalde gebeurtenissen, onverschillig waar over, gerust geschreven kunnen worden. Alleen moet er om gedacht worden om niet hun mening er bij te zetten. Begrijpen de kameraden wat ik bedoel? Als bijvoorbeeld de rijksbemiddelaar zijn best doet om het conflict aan de Blikfabrieken op te lossen dan snappen wij wel op wiens kosten hij dat probeert te doen. En als men een beetje uitkijkt, dan komen wij alles aan de weet, wat wij weten moeten.”
..De overwinning van het Rode Leger in China, dat ook in het 'Weekblad' hier stond, en dergelijke, zijn vanzelf feiten die ons goed doen. Dan de grote staking onder leiding van onze kameraden aan de Blikfabriek, welke ik vanzelf als partijgenoot uit Krommenie met spanning volg. Kameraden van de blikfabriek, kijk uit en weest paraat, jullie hebben de solidariteit van de arbeiders uit het gehele land en daar staan jullie sterk mee, en die solidariteit zal jullie ongetwijfeld de overwinning bezorgen. Kameraden, met strijdersgroet en tot 12 oktober. Rood Front! Leve de C.P.H. No. 176 — 1759 Strafgevangenis Haarlem.“
Teunis Glijnis waarschuwt in 1935 voor de 'rooftocht van Mussolini' als gemeenteraadslid van de CPN voor Krommenie, in 1939 wordt hij wederom gekozen. Teunis komt voor op de uit 1939 daterende lijst links-extremistische personen.
Op de kandidatenlijst voor de Provinciale Statenverkiezingen in 1939 staat T. Glijnis op een zestiende plaats. Op 6 juni 1939 maakt raadslid Glijnis zich zorgen vanwege de weigering van een plaats voor de Blauwe Tent van de Algemene Nederlandse Geheelonthoudersbond op de kermis te Krommenie. Ook komt hij op voor de tijdige verstrekking van B-steun aan werklozen die vanwege de crisis geen werk meer hebben, te meer daar ettelijke werklozen om deze kleding en schoeisel verlegen zitten.
Als de bezetting in 1940 gaande is bevindt Teunis Glijnis in zich andermaal in het gevang. Hij werd ervan beticht, onder het bewind van de Nederlandse regering en de Nederlandse justitie, een bevriend staatslid te hebben beledigd. Het betrof hier het bevriende staatslid Adolf Hitler wiens Wehrmacht zojuist middels een Blitzkrieg Holland waren binnengevallen. Na de vrijlating van Glijnis worden leden van de CPN en de RSAP uit de gemeenteraden en Provinciale Staten gezet. In Krommenie overkwam dat drie communisten, J. Gerritsen, T. Glijnis en S. de Roo, samen de grootste fractie.
Op 21 januari 1942 werd Teunis Glijnis door de Duitsers gearresteerd. Via kamp Amersfoort en dat van St.Michielsgestel belandde hij op 18 december 1942 in kamp Neuengamme. Toen de geallieerden in mei '45 naderden joegen de Duitsers tussen de 8000 gevangenen, afkomstig uit het concentratiekamp Neuengamme nabij Hamburg, aan boord van het schip Cap Arcona. Onduidelijk is, wat de bestemming van het schip was. Het lot wilde, dat het schip op zee in de bocht van Lubeck getorpedeerd werd door Engelse vliegtuigen, waarvan de bemanningen kennelijk veronderstelden dat ze Duitse troepentransportschepen aanvielen. Zo verloor Glijnis, die betrekkelijk goed door zijn gevangenschap was heen gekomen, in het zicht van de bevrijding op 3 mei 1945 toch nog zijn leven, evenals de 7000 tot 8000 andere gevangenen. Onder hen bevonden zich ruim 300 Nederlanders. . Zie: Tweede Wereldoorlog 4.