Dit is een oude revisie van het document!
Borstius, Jacobus
Purmerland, 25 juli 1612 - Rotterdam, 1 juli 1688
Jacobus Borstius, geboren uit ‘eerlijke doch onaanzienlijke ouders’. Rond 1642 huwde hij met Neeltgen Bastiaens die hem tien kinderen schonk; Johannes, de oudste, aanschouwde het levenslicht in Wormerveer; vijf kinderen kwamen tussen 1644 en 1654 te Dordrecht ter wereld, later nog vier te Rotterdam. De acht nakomelingen die op 7 augustus 1665 in leven waren, ontvingen een legaat van Geerbrecht Takes, een Rotterdamse volgelinge van hun vader, die mensen aan zich wist te binden.
Historisch is Borstius van betekenis als geschiedschrijver van Zaandijk, dominee en schrijver van boekjes met een cathachetische toon. Van Zaandijk, in 1494 gesticht en dankzij de betrouwbare en nauwkeurige boekstaving, overgenomen door Hendrick Jacobsz Soeteboom in 'Zaanlants Arkadia' uit 1658, is van zowel het ontstaan als de eerste anderhalve eeuw meer bekend dan van welke Zaangemeente ook. In recente publicaties wordt nog steeds gebruik gemaakt van de door Borstius genoteerde gegevens.
Predikant Johannes Jacobi Gael van Borstius geboorteplaats Purmerland, zag in de jonge Jacobus een begaafde knaap en stuurde hem naar de Latijnse school te Haarlem. Na de inname van Den Bosch in 1629 werd hij leerling aan de gereformeerd geworden Latijnse school aldaar. Als student theologie schreef hij zich op 2 februari 1633 in aan het Statencollege van de Leidse academie. Drie jaar later stond hij pestlijders tijdens de epidemie actief bij en ontsnapte te nauwer nood aan de dood. Als proponent werd hij op 2 mei 1638 bevestigd tot predikant in de gemeenten Wormerveer en Zaandijk. Hij verrichte daar opbouwwerk; bijna de helft van de bevolking hield er het doopsgezind geloof op na. In Zaandijk liet hij direct een houten kerkje bouwen, in 1642 vervangen door een stenen gebouw. In 1639 volgde er een bedehuis in Wormerveer.
Tijdens zijn predikantschap in Rotterdam werd Orangist Jacobus Borstius ervan beschuldigd het volk te hebben opgehitst tot de moord op de gebroeders De Witt (1672).
Duyvelse blessen
Omstreeks het midden van de 17e eeuw trok de kanselredenaar landelijk de aandacht door met hel en verdoemenis te dreigen over al degenen, die zich met 'lange haren en duyvelse blessen' durfden vertonen. Tal van klachten werden vernomen over „de excessieve praalzucht en de najaging van de vreemde fatsoenen van kleding en mode“ van predikanten in die tijd.
Zo was een grote grief, dat sommige dominees lange haren droegen. Men achtte dit uit den boze en tot zelfs in de vergaderingen van de hoogste kerkelijke besturen werd deze zaak als een zeer gewichtig onderwerp aan de orde gesteld. Zo werd in 1643 in de vergadering van de Zuid-Hollandse Synode de vraag gesteld of men niet behoorde te letten op de halskragen en lange haren, die niet alleen door sommige studenten in de theologie en proponenten, maar ook door predikanten werden gedragen tot grote ergernis van de gelovigen.
Een heftige strijd ontbrandde over deze kwestie en gedurende lange tijd was de kerkelijke wereld in rep en roer. Een geschiedschrijver van die dagen schreef „het lange haar kwam van de synoden in de classes, van de classes in de consistories, van de consistories op de preekstoel, van de preekstoel op de straat!”
Stinkende hovaardij
Vooral Dordrecht vormde het brandpunt van deze kerkelijke affaire. Daar had Jacobus Borstius zich opgeworpen als een kamprechter voor het korte haar. Van de kansel dreigde hij met hel en verdoemenis over al degenen, die zich met „lange haren en duyvelse blessen“ durfden vertonen. Het hielp niet of het klassikaal bestuur de man verzocht zich te matigen, hij ging door met zijn scheldpartijen en beweerde, dat onder de lange lokken „stinkende hovaardij” schuilde. Hij voorspelde, dat de straffen des hemels in de vorm van „oorlog, pestilentie en dure tijd“ niet zouden uitblijven.
Ds. Borstius kreeg in zijn strafpredikacties een medestander in zijn collega Hieronimus Vogellius, predikant te Enkhuizen, die eveneens in woord en geschrift te velde trok tegen de goddeloze gewoonte van predikanten en leken om zich te tooien met „paerdenhairen ende bleskens”, die hij noemde „handvatsels voor de duyvel om de zielen ter helle te slepen'.
In Zeeland was het Godefridus Udemans, predikant te Zierikzee, die ijverde voor de zuivering van de kerk van „de duyvelse lokken, blessen en friseerde koppen“. Hij gaf een preek uit over „Absalom's hayr”, waarin hij beweerde, dat om de hemel te gewinnen men zich had te ontdoen van de goddeloze lokken en krullen. Niet alleen de predikanten maar ook de gemeenteleden mengden zich in de strijd en het regende schotschriften en pamfletten van voor- en tegenstanders van het lange haar. Tegen de geschriften en preken ter bestrijding van het lange haar verschenen sportschriften tegen de „zeloten en hairdieven“.
Er waren echter ook verstandige en bezadigde mannen, die de scheuring in de kerk en de verdeeldheid onder de bevolking betreurden. Onder aanvoering van de vermaarde Claudius Salmasius, een man van grote geleerdheid en grote invloed in die dagen vermaanden enkele predikanten tot eendracht en vrede. Zij wezen op de droeve gevolgen van deze twisten voor kerk en volk. Men stelde de vraag of de kerk niet genoeg geleden had onder de Armeniaanse twisten en of het disputeren over zulke beuzelachtige kwesties „Gode welgevallig en der gemeente nuttig” kon zijn.
De vrome, vredelievende predikant Johannes Polyander a Kerckhove schaarde zich aan de zijde van Salmasius en gaf in het licht zijn „Judicium et consilium de coma et vastium usa et abusu“ waarin de oude godgeleerde als een vader zijn jongere collega's aanmaande het twisten te staken. De verschillende theologische faculteiten betuigden hun instemming met dit vreedzaam en bezadigd schrijven en langzamerhand doofde het twistvuur en de vrede keerde in de kerk terug.
Kindercatechismus
Borstius was vanaf zijn studietijd goed bekend met de Engelse taal en puriteinse werken. Hij schreef verschillende werken over het christelijk leven en sterven. Zijn Kindercatechismus verscheen in 1661 voor het eerst onder de titel Kort begrip der christelijke leere. Vanwege de eenvoudige opzet werd het spoedig bekend als Eenige korte vragen voor de kleyne kinderen. Het is veelvuldig herdrukt en ook heden nog leverbaar. In de 18de eeuw werd het vertaald in het, Engels, Duits, Maleis en Tamil. Het werd ook in het Engels vertaald.
Jacobus Borstius stierf na een lang en pijnlijk ziekbed als gevolg van nier- en blaasstenen.
Bronnen o.a. Regionaal Archief Dordrecht, De Sumatra Post