Continentaal stelsel
In de Zaanstreek meestal Douane-stelsel genoemd, ingesteld door Napoleon Bonaparte bij het Decreet van Berlijn op 21 november 1806 waarbij alle handel met Engeland door een hoeveelheid van maatregelen werd verboden. Napoleon dwong al zijn continentale bondgenoten en vazalstaten, dus ook Nederland dat juist in 1806 onder het koningschap van zijn broer Lodewijk Napoleon Bonaparte was gesteld, tot naleving. Als reactie verboden de Britten alle Franse handel met de rest van de wereld. De blokkade hield stand van 1806 tot 1814.
Voor ons land, althans voor de handel waarvan de economie in belangrijke mate afhankelijk was, was dit fnuikend. Voor andere gebieden waren de gevolgen minder nadelig of zelfs gunstig; zo kon Berlijn zich bijvoorbeeld tot industriestad ontwikkelen. Oorzaak van het stelsel was enerzijds de oorlog die Napoleon tegen Engeland voerde; daarnaast was het zijn bedoeling het continent tot autarkie te dwingen, dat wil zeggen tot een gesloten staatshuishouding, onafhankelijk van invoer.
Voor de Zaanse nijverheid, die in belangrijke mate op invoer van overzeese grondstoffen en uitvoer van verwerkte producten berustte, waren de Napoleontische maatregelen een ramp. De gevolgen deden zich snel gelden: de bedrijvigheid viel goeddeels stil. Als voorbeeld dient een kanttekening van de municipaliteit, het dorpsbestuur van Assendelft, bij de dorpsrekening van 1809: 'Wij mogen bij deze gelegenheijt met stilzwijgen niet voorbijgaan mentie te maken van de vervallen staat en het veelal stilstaan der Fabrieken, waar door veele werkeloos zijnde tot lasten der Armen Collegiën vervallen'. De ooit zo sterke Nederlandse economie, gebaseerd op de handel via de zee, bleef na het Napoleontische tijdperk zwaar gehavend over.
De treuzeling van Napoleons broer Lodewijk om het continentaal stelsel in zijn koninkrijk Holland in te voeren was een van de redenen waarom Napoleon zijn broer ontsloeg uit het ambt, het nieuwe koninkrijk ophief en Nederland bij zijn keizerrijk inlijfde.
Het afsnijden van de toevoer van koloniale producten die voornamelijk in Britse handen was, zoals katoen, rietsuiker en koffie, stimuleerde de ontwikkeling van alternatieven als linnen, bietsuiker en cichorei.