Dood, Jan Jansz. de
In de 17e eeuw een smid te Jisp die vermaardheid kreeg door zichzelf operatief van een niersteen te bevrijden. Zowel Van Ollefen (De Nederlandsche Stad- en Dorpsbeschrijver', 1696) als J an Wagenaar ( Beschrijving van Amsterdam', 1760- l 768) achtten dit zo bijzonder dat ze het in hun geschiedschrijving venneldden. Wagenaar's tekst luidt: Jan Jansz. de Dood was sedert geruime tijd deerlijk door den steen gekweld. Op den 7 april 1651 nam hij het besluit zich zelven te redden. Terwijl zijn vrouw naar de vischmarkt was, slijpt hij een broodmes, snijdt op de plaats waar hij pijn gevoelde en perst den steen uit de opening. Hierna zendt hij om een heelmeester, dien hij toont wat hij gedaan heeft en beveelt hem de wonde te heelen. De steen, welke volgens sommigen de grootte van een henneëi had en 8 lood zwaar was, werd sedert in zilver gevat en dikwijls met verwondering door ingezetenen en vreemden beschouwd.'