Kan Palen
Houtverduurzamingsbedrijf in Zaandam.
Kan Heipalen werd opgericht in december 1896 door Klaas Kan Dz. (1841-1919) die had besloten om de handel in heipalen van wijlen Dirk Verlaan voort te zetten. Zoon Klaas Kan Kzn (1880-1946), zette de activiteiten van z'n vader voort. Uit deze activiteit groeide de exploitatie van bospercelen in binnen- en buitenland. Het bedrijf, aanvankelijk alleen aan de Westzijde gevestigd en na uitbreidingen vooral aan de Oostzijde, specialiseerde zich in heipalen en voorts in sorteringen hout voor de mijnen.
Door het sluiten van de mijnen in binnen- en buitenland werd na de Tweede Wereldoorlog deze activiteit steeds minder belangrijk. Bovendien ging men in de traditionele afzetgebieden van de houten heipalen steeds vaker over op het gebruik van betonnen funderingspalen. Aangezien tegelijkertijd in Gelderland steeds vaker houten heipalen werden gebruikt, overwoog de bedrijfsleiding het bedrijf te verplaatsen naar Gelderland.
Na overname van de installatie van een Amsterdams houtverduurzamingsbedrijf werd evenwel op een terrein van 1,2 hectare aan de Oostzijde in Zaandam een van de modernste houtverduurzamingsbedrijven van Nederland ingericht. Daarna was er een periode van gestage groei. In 1969 kon de derde brugkraan in gebruik worden genomen. In 1970 werd het bedrijf gesplitst en werden Kan Palen bv en Kan Houtverduurzaming bv opgericht. In 1972 werd als dochter Speelhout Industrie- en Handelsonderneming opgericht, die zich richtte op grote houten speelwerktuigen (zoals Indianendorpen en dergelijke). Later werd deze dochter verplaatst naar Zaltbommel.
In 1974 werd aan de Nusterweg 100 in Sittard een productiebedrijf geopend onder de naam 'Houthandel KAN-PALEN', voor het impregneren van hout. Op 16 oktober 1981 werd Gedeputeerde Staten van Limburg verzocht een hinderwetvergunning af te geven voor het uitbreiden en wijzigen van een inrichting voor de opslag van rondhout alsmede het sorteren schillen, afkorten, punten en gereedmaken van rondhout. Bij een forse reorganisatie heeft Kan Palen besloten het Sittardse bedrijf van de hand te doen. Het Limburgse bedrijf werd in september 1991 verkocht aan de firma A.P. van Doorn in Soest en wordt voortgezet onder de naam Centrale Houtverwerking Sittard.
Milieuproblemen
Vanaf het einde van de jaren zeventig werd het bedrijf geconfronteerd met milieuproblemen. In juli 1978 liep, door het onklaar raken van een tank, naar schatting circa 7000 liter creosootolie het riool in. De waterzuiveringsinstallatie in Zaandam aan de Barndegat raakte onklaar. Kan besloot hierop het bedrijf grondig te vernieuwen, onder andere door de aanleg van betonnen opvangbakken en een creosoteer-inrichting met een gesloten circuit (kosten 600.000 gulden).
In 1986 bleek dat het bedrijfsterrein sterk verontreinigd was, gesproken werd over 'de meest verontreinigde plek in Zaanstad'. De verontreiniging van bodem en grondwater dateerde vermoedelijk van vóór de bedrijfsvernieuwing. In 1988 werd, hangende een door de landsadvocaat aangespannen procedure, beslag gelegd op het vermogen van het bedrijf. De staat claimde tien miljoen gulden van Kan palen voor sanering van het bedrijfsterrein. Het beslag werd in oktober 1989 opgeheven, in ruil daarvoor zegde het bedrijf toe naar draagkracht bij te dragen aan de sanering.
In de Telegraaf van 17 maart 1990 komen de eigenaren Klaas en Jan Kan aan het woord: Met trillende handen haalt de Zaandammer Klaas Kan (52) zijn hinderwetvergunning uit 1962 uit de kluis. „De overheid wist in die tijd zelf ook niets over het milieu.“ Samen met zijn broer Jan (50) leidt Klaas het 20 man tellend houtimpregneerbedrijf 'Kan Palen' in Zaanstad. In december 1988 bezorgde de deurwaarder een onheilsboodschap van VROM. Of ze maar liefst 10 miljoen gulden op tafel wilden leggen voor de schoonmaak van hun vervuild bedrijfsterrein. Geld en tijd voor een jarenlange gerechtelijke procedure tegen vadertje Staat hadden ze niet. Ze bekenden schuld en troffen een schikking. „Kijk,” zegt Klaas Kan wijzend op een van de hinderwetvoorschriften van toen. „Hier staat het: '…als lege verpakkingen, die vergiftigde stoffen hebben bevat niet worden bewaard, verdient het aanbeveling deze direct tenminste een meter diep in de grond te begraven…'. Het ging dan om kwikzilverchloride, één van de giftigste stoffen ter wereld. Wij deden wat ons was opgedragen?“ Zuchtend: „Vervuild afval begraven was overheidsvoorschrift. De bodem was niet heilig in die dagen. Wij hebben ons ook nooit zorgen gemaakt over het op de grond sijpelen van druppeltjes creosootolie waarmee we het hout bewerken. Dat spul was nooit verdacht. Iedereen had het in zijn schuurtje staan.”
Verantwoordelijk
Zijn broer Jan vult aan: „We voelen ons niet schuldig, wel verantwoordelijk. Het gif zat er niet, wij hebben het erin gestopt. Daarom willen we helpen het op te ruimen. U moet het zo zien: wij zijn bonafide vervuilers, geen milieu-criminelen.“ VROM-milieujurist drs. Hugo von Meijenfeldt (34) glimlacht: „De Nederlandse ondernemers reageerden tot voor kort nogal schamper op onze dwingende schoonmaakvoorstellen. Ze dachten dat ze niks te maken hadden met wat zij en hun voorgangers tientallen jaren in de grond hebben laten sijpelen. 'Een erfenis, meneer' werd er dan gezegd. 'Een erfenis uit een tijd dat niemand nog wist dat er milieugevaarlijke stoffen bestonden.' Sinds de Hoge Raad klare taal sprak, zit de angst er goed in.” Hij gebaart: „Bedrijven zijn nu vaker geneigd in eigen beheer schoon te maken of treffen een schikkingsregeling met ons. Dat laatste gebeurt als ze failliet dreigen te gaan aan het ophoesten van de totale opruimkosten.“ Hugo von Meijenfeldt heeft nog bijna duizend dossiers in voorbereiding. Maandelijks gaan er vijf tot zeven onheilspellende brieven naar bedrijven. „We laten de directie van die bedrijven vervolgens verschijnen op het kantoor van de landsadvocaat in Den Haag. Dat maakt indruk. Vooral bij gesprekken met kleine bedrijfjes is het emotioneel. Die mensen hebben het meestal niet expres gedaan.” Hij aarzelt: „Maar ze hébben het wel gedaan.“
Schikking
Klaas Kan op kantoor in Zaanstad: „Het ministerie van Economische Zaken berekent hoeveel wij van die 10 miljoen kunnen aflossen. We hebben wat bezit dat we kunnen verkopen en anders moet het van de winst. De Staat wil ons niet kapot maken. We betalen naar draagkracht. Niettemin sta je door zo’n affaire wel met één been in het graf.” Broer Jan: „De kredietverzekeringsmaatschappij zegt het vertrouwen op, leveranciers fronsen hun wenkbrauwen, afnemers geloven er niet meer in en de werknemers voelen zich onzeker. Privé is het ook een nachtmerrie. Het valt nogal rauw op je dak als de deurwaarder zegt: 'In naam van de Koningin leg ik beslag op al uw bezittingen.' Ook je huis hoort daarbij.“ VROM-jurist Von Meijenfeldt: „Het 'de vervuiler betaalt'-principe is een keus geweest van de unanieme Tweede Kamer. Wij letten niet op de omvang van de verontreiniging of de grootte van het bedrijf. We gaan systematisch te werk. Iedereen komt aan de beurt. Gelijke monniken, gelijke kappen. Het gaat om het principe.”
Op 22 februari 1994 besloot Gedeputeerde Staten van Noord-Holland het vervuilde terrein volledig af te laten graven. De schoonmaakoperatie gaat meer dan tien miljoen gulden kosten. Het bedrijfsterrein van 2,2 hectare is vervuild met onder meer benzeen, creosootolie, dioxinen, fenol, minerale oliën, naftaleen, pentachloorfenol, schadelijke metalen en terpentine. Het ministerie van milieubeheer zal een deel van de kosten voor haar rekening nemen. De operatie moet medio 1996 beginnen, als het bedrijf Kan Palen weg is. Na de schoonmaak worden op het terrein huizen gebouwd.
Mogelijkheden tot verplaatsing werden onderzocht, voorts werd begonnen met de aanleg van een drainagesysteem en de bouw van een waterzuiveringsinstallatie. Het bedrijf (16 werknemers, 1991) heeft aangekondigd de Zaanstreek te zullen verlaten.
De Staat der Nederlanden heeft in oktober 2000 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de 'Kan Groep' over een door haar te betalen bijdrage in de kosten van bodemsanering en over het op haar kosten treffen van tijdelijke bodem beschermende maatregelen.