Leerlooierij
Het bedrijfsmatig uitgeoefende vast, hard en en waterdicht maken van onthaarde dierhuiden. Ofschoon zeker is dat ook in de Zaanstreek de leerlooierij enige omvang had, is over de regionale geschiedenis van de bedrijfstak weinig bekend. In leerlooierijen werden de huiden zeer lang (soms twee tot drie jaar) in kuipen met water en looistof gestopt. Looistof werd verkregen uit schors, bladeren, wortels en/of vruchten van daarvoor geschikte planten. Met water werd hiervan een dikke stroop getrokken. Het is niet bekend hoeveel leerlooierijen er in de Zaanstreek waren. Zeker is dat er in de 17e eeuw twee in Wormerveer waren gevestigd.
De eerste daarvan was gelegen aan het Noordeinde en verdween halverwege de 17e eeuw. De tweede was gevestigd aan de Zaanweg (achter het latere gemeentehuis) en was van groter belang. Toen deze in 1680 werd verkocht waren er reeds verscheidene looikuipen aanwezig en toen in 1718 opnieuw verkoop volgde waren er 21 grote looikuipen. Het was dus een omvangrijk bedrijf. In de tweede helft van de 18e eeuw was deze looierij in het bezit van twee inwoners van Koog aan de Zaan, die tevens walvisvaarders waren. Dat wekt het vermoeden dat er ook zeemleer werd gemaakt; walvistraan werd namelijk gebruikt als toevoeging bij het looiproces ter verkrijging van zeemleer. De looierij is vermoedelijk in 1835 stopgezet. Zie ook: Economische geschiedenis 2.7.