Voormalige belangrijke weverij van zeildoek te Krommenie, opgeheven in de jaren '60. Het geslacht Van Leyden was te Krommenie al in de 18e eeuw bij de fabricage van en de handel in zeildoek betrokken. Zo was Pieter van Leyden, rolreder en fabryckeur, in 1767 één der requestranten die zich tot de vroedschap wendden teneinde op een betere controle van de lengte der rollen zeildoek aan te dringen.

Gerrit Klaasz van Leyden was een van de 18 comparanten die in 1797 betrokken waren bij de beukmolens. De zeildoekfabrikanten hadden deze hennepkloppers gezamenlijk in eigendom en exploitatie. In 1840 kreeg de firma Gebroeders van Leyden octrooi op een methode om lichte kwaliteiten zeildoek te vervaardigen. Dit betrof een belangrijke uitvinding, want tot dan toe werd alleen zwaar tot zeer zwaar Hollands en grauw doek geweven, terwijl voor de bovenzeilen van de snelle 19e-eeuwse zeilschepen steeds meer licht doek werd gevraagd dat uit het buitenland moest worden geïmporteerd.

Omstreeks 1850 werkte de firma met ongeveer 35 weefgetouwen. Daarmee waren de Van Leydens een zeildoekfabrikant van gemiddelde grootte: de twaalf fabrieken die in Krommenie doek produceerden beschikten toen gezamenlijk over 434 getouwen.

December 1908 schonken de heren D. van Leyden en Zoon een volledig weefgetouw voor het maken van zeildoek, gejaarmerkt 1608, benevens een oud spinnewiel en een daarbij behorende stoel aan het Rijksmuseum te Amsterdam.

Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ging het bergafwaarts met de Hollandse zeildoekweverij. De zeilvaart kwijnde en werd gaandeweg door de stoomvaart vervangen. De ene na de andere weverij in Krommenie werd opgeheven. De firma Van Leyden en de grote weverij van Kaars Sijpesteijn waren de enige die overleefden. In de Eerste Wereldoorlog leverde niet alleen het gebrek aan grondstoffen problemen op, belangrijker was dat door blokkades ter zee de internationale markt niet bediend kon worden.

Toen de oorlog voorbij was, bleken voortvarender fabrikanten in de Verenigde Staten het grote marktaandeel van de Krommenieër weverijen te hebben overgenomen, met kwaliteiten die voorlopig nog niet in Holland gemaakt konden worden. Het is daardoor met de zeildoekfabricage in Krommenie nooit meer als vanouds geworden. Weliswaar schakelde de inmiddels nv geworden D. van Leyden en Zn over op de vervaardiging van waterdichte dekkleden en later op de productie van lichte geprepareerde doeksoorten van vlas- en kunststofvezels, reeds in 1903 had Van Leyden een eigen vlasgarenspinnerij ingericht, maar de marges werden onder druk van de internationale concurrentie steeds kleiner.

Oktober 1962 besloten vier textielbedrijven waaronder Weverijen van D. van Leyden en Zoon, Hebox-Holland te Boxtel, Koninklijke Weverij v/h J. H. Meijerink en Zonen te Hengelo-Winterswijk en Blydenstein-Willink te Enschede tot samenwerking op het gebied van de export van zwaardoek, tentdoek en aanverwante artikelen. Voor dit doel werd de Holland Canvas Trading NV opgericht. Dit bedrijf hield zich voornamelijk bezig met de exploitatie van een Duitse maatschappij, genaamd Textilwerke Hildesheim Vertriebsgesellschaft m.b.H. Gestreefd werd zijn activiteiten ook tot andere markten uit te breiden.

Het 100 man tellende bedrijf van D. van Leyden en Zoon werd in 1965 overgenomen door de Koninklijke Weverij v/h J. H. Meijerrink en zonen te Almelo-Wintersijk waarna de bedrijven opgingen in Nijverdal ten-Cate. De productie in Krommenie werd gestaakt. Dit betekende voor de noordelijke Zaanstreek het einde van een zeer oude bedrijfstak.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/pages/leyden.txt
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/07 12:03
  • (Externe bewerking)