Ruilverkaveling
Complex van cultuurtechnische maatregelen om de mogelijkheid te scheppen tot intensiever en economischer exploitatie van de bodem (landbouwgronden). Door middel van ruilverkaveling tracht men de belemmeringen op te heffen die het versnipperd en verspreid geraakte grondbezit voor de landbouw met zich meebrengt. Deze versnippering ontstond in het verleden bijvoorbeeld door boedelscheidingen bij vererving of door koop en verkoop van gronden door de boeren. Niet zelden hadden ook Zaanse boeren vijf, zes of meer ver uiteenliggende percelen grond in gebruik.
De maatregelen worden (niet alleen in Nederland) toegepast per waterstaatkundig of wat betreft bodemgebruik als een eenheid te beschouwen gebied, in de Zaanstreek dus de grotere polders. Doel is:
a. het samenvoegen van verspreid gelegen eigendommen tot grotere kavels die dichter bij de boerderij van de eigenaar zijn gelegen;
b. het beter ontsluiten van het desbetreffende gebied door de aanleg van wegen;
c. het tot stand brengen van een landbouwkundig betere beheersing van het waterpeil door de verbetering van waterlopen en eventueel de aanleg van kunstwerken (gemalen, sluizen, bruggen).
Ruilverkaveling is in andere Europese landen al in de 19e eeuw toegepast, in Nederland had de eerste plaats in 1915 (Ameland). Spreekwoordelijk werd daarbij de verkaveling van 269 percelen, alle van één eigenaar en te zamen nog geen 13 hectare: door ruiling werd dit aantal teruggebracht tot vijf kavels met nagenoeg dezelfde oppervlakte. De maatregelen berusten in principe op vrijwilligheid.
Aangezien de praktijk leerde dat één of enkele eigenaars de gewenste verbeteringen kunnen tegenhouden, kwam in 1924 een eerste ruilverkavelingswet tot stand, waardoor snellere, meer radicale en in uiterste instantie af te dwingen, grondruiling mogelijk werd. Deze wet is meermalen gewijzigd. De procedure is meestal zo dat grondeigenaren in eenzelfde gebied verkaveling aanvragen bij de provincie (Gedeputeerde Staten); regel is dat tenminste een vijfde van hen zo'n maatregel gezamenlijk dient aan te vragen.
In de Zaanstreek zijn zo verschillende grote polders door ruilverkaveling opnieuw ingericht, alle na de Tweede Wereldoorlog. Voorbeelden van grote ruilverkavelingen zijn te vinden in de Krommenieër Woudpolder (waar in februari 1940 de eerste stappen tot herinrichting zijn gezet) en de polders rond Assendelft. De voordelen voor de veehouders zijn evident: in plaats van kleine, verspreide kavels beschikken zij nu over vrijwel aaneengesloten grond, grenzend aan of dichtbij hun boerderij. Bovendien wordt door de aanleg van wegen de bedrijfsvoering gemakkelijker en meer economisch verantwoord. Zijn enerzijds deze voordelen voor betrokkenen van gewicht, anderzijds kleven er aan de ruilverkavelingen ook nadelen. Doorgaans wordt het landschap er door aangetast, het verarmt doordat de historisch gegroeide 'speelsheid' verdwijnt.
De uit de ruilverkaveling vaak voortvloeiende verlaging van het polderpeil veroorzaakt niet alleen klink. maar stuit op terechte bezwaren van andere bewoners, die aantasting van hun houten fundering vrezen. Tenslotte zijn de maatregelen ongetwijfeld van invloed op de weidevogelstand.
Zie ook: Landschappenplugin-autotooltip__default 2. en 3.6.