Sol, Jan
Zaandam 22 april 1872 -
Jan Sol, musicus, zanger (bas), in 1896 gehuwd met Alida Barbera Ellerman, was muzikaal bijzonder talentrijk en trad op zijn 11e jaar al op als violist. Zijn ouders Gerrit Sol en Sijtje van Zaane wilden echter dat hij medicijnen ging studeren. Tijdens en na zijn studie gaf hij ettelijke malen medewerking aan concerten als viool-solist. Pas in 1898, toen hij zich al gevestigd had, legde hij zich op de zang toe. Hij studeerde bij de toen bekende muziek-pedagoog Avercamp en trad in 1899 voor het eerst als zangsolist op in Utrecht. Na een jaar studie trad hij onder R. Hol te Utrecht voor het eerst als zanger op en later overal in ons land, Duitsland, Frankrijk en België. 24 januari 1900 leverde dat hem reeds een lovenswaardige recensie op in weekblad de Amsterdammer: ,,Jan Sol, een baszanger met schoon, omvangrijk geluid, die een benijdenswaardige gemakkelijkheid bezit in de coloratuurpassages en daardoor een voortreffelijk Händel-zanger blijkt te zijn.“
Later dat jaar schreef het Algemeen Dagblad: ,,Jan Sol zong voor het eerst de partij van Lucas en gaf daarmee de bewijzen met ernst te hebben gestudeerd en zijn schone stem reeds tot een zekere trap van ontwikkeling te hebben gebracht. Bij zijn voordracht scheen het mij echter toe dat de heer Sol nog te weinig in onze taal heeft gezongen en vooral de vocalen en dubbele vocalen hadden dikwijls een uitheemse klank, of kwamen anderen vocalen te veel nabij. Daar dit bij al de soli, die ik van hem hoorde op te merken viel, zij hierop zijn bijzondere aandacht gevestigd. De duidelijkheid van de uitspraak moet echter zeer geroemd worden. Vooral na de jachtaria in de Herfst, waarvan Sol blijkbaar veel werk had gemaakt, werd hij zeer warm geapplaudisseerd.”
April 1902, een uitvoering van Mendelssohn's oratorium Elias in Leeuwarden leverde de volgende inkijk op: ,,Talrijk waren de nummers, waarin de solisten uitblonken. Ze allen op te noemen, zou te ver voeren. Op enkele overschone momenten na, zoals, wat Jan Sol betreft, op het recitatief en aria, waarin Elias bespottend en uittartend de Baälspriesters op hun onvermogen wijst, de tonelen met de Weduwe en de aria no. 26: Es ist genug! So nimm nun Herr mein Seel. Deze laatste aria werd, in weerwil dat deze zanger, die trouwens de zwaarste partij in het werk heeft, ons ten slotte enigszins vermoeid voorkwam, zó roerend voorgedragen, dat men een ogenblik kon wanen, de man Gods, die, uitgeput door het lijden, slechts naar de dood verlangt, vóór zich te hebben.“
Nadien volgden concerten in vele Nederlandse steden, alsmede concertreizen naar onder meer Duitsland, Frankrijk en België. Hij maakte ook deel uit van het destijds beroemde kleinkoor-a capella van Johannes Messchaert.
Jan Sol werd geroemd om zijn warme stem en zijn ademtechniek, die hem in staat stelde snelle coloraturen met schijnbaar groot gemak te zingen.