Steunfondsen
Het steunen van mensen, die weinig of niets verdienden en dus armoe leden werd van oudsher gedaan uit christelijke naastenliefde en verplichtingen. De kloosters namen deze taak vaak op zich, maar rond ongeveer 1300 ontstonden er ook steunfondsen bij de gilden en diverse gemeenten. Ook werden ze vaak gesticht door bemiddelde weduwen, die hun gelden onder strikte voorwaarden vermaakten door bijvoorbeeld het stichten van tehuizen voor armen en wezen. Al deze activiteiten waren aanvankelijk een poging tot armenverzorging, later ging men zich ook toeleggen op het verstrekken van gelden aan jeugdigen, die een vak wilden leren door studie aan bepaalde scholen. Voor die tijd leerde men een vak bij een patroon, maar het duurde gewoonlijk vele jaren om resultaat te bereiken.
Een bekend voorbeeld van dergelijke steunfondsen waren de Fundaties van Renswoude, die sinds 1756 gelden verstrekten om weesjongens op te leiden in tekenen, wiskunde en waterstaatkundige beroepen. Ze waren gevestigd in Den Haag, Delft en Utrecht. Allerlei organisaties, gemeenten, provincies en het rijk vormden studiefondsen, die ook andere studies mogelijk maakten, al waren de bedragen gewoonlijk niet toereikend om alle kosten van de gekozen opleiding te betalen.
In Zaandam werd zo'n studiefonds gevormd op 2 augustus 1927, waarbij de gemeente zich verplichtte jaarlijks een financiële bijdrage te leveren. Dergelijke fondsen ontstonden ook in de andere Zaangemeenten. Na de samenvoeging in 1974 mochten deze fondsen nog 10 jaar zelfstandig blijven voortbestaan. In 1984 werden zij door de gemeente Zaanstad overgenomen. Met ingang van 1990 bestaat er nu alleen een Gemeentelijk Hulpfonds, waarin al de steun- en studiefondsen zijn opgenomen. Het Gemeentelijk Hulpfonds kan nu steun verlenen aan gezinnen met kinderen, die van een minimum-inkomen moeten leven, maar die bijdrage is niet meer dan f 200 tot f 250 per jaar. Ook herintredende vrouwen met een inkomen, dat niet meer dan 20% boven de bijstandsnorm komt, kunnen een uitkering krijgen van _f 125 per jaar als zij een opleiding gaan volgen. Door het Rijk wordt vanaf 1984 aan iedere student aan universiteiten en beroepsopleidingen een basisbeurs toegekend; Waarbij dan de kinderbijslag vervalt. Na uitgebreide discussies is er een studiefinanciering tot stand gekomen die een basisbeurs omvat, met daaraan gekoppeld een jaarkaart voor het openbaar vervoer. Ook bestaat voor individuele studenten de mogelijkheid om bij bepaalde banken tegen gereduceerd rentetarief een aanvullende lening te verkrijgen.
dr. W.J. Prud'homme van Reine