Zaans stikwerk
Naamgeving voor een handwerktechniek die, anders dan de naam doet vermoeden, niet uit de Zaanstreek afkomstig is. Deze handwerktechniek is voortgekomen uit het doorstikwerk. Dit doorstikwerk was bedoeld om de stof steviger en warmer te maken. Hiertoe werden verschillende lagen stof op elkaar gelegd en al dan niet in patroon doorgestikt.
Ver voor onze jaartelling was deze handwerktechniek al in het Oosten bekend en deze is waarschijnlijk met de kruisvaarders naar het Westen gekomen. Aanvankelijk had het doorstikwerk een functioneel aspect, bijvoorbeeld als beschermende kleding onder het harnas. In de 17e en 18e eeuw kwam deze techniek tot volle bloei en kreeg zij een verfraaiende en versierende functie. In ons land werden voornamelijk babykleertjes, doopspreien, rokken en herenvesten van Zaans stikwerk gemaakt.
De herkomst van de naam Zaans stikwerk is onbekend, maar een veronderstelling is dat deze naam ontstond doordat de handwerktechniek nog lang alleen in de Zaanstreek werd beoefend, terwijl het elders in het land al geheel uit de mode was geraakt. Thans wordt deze techniek nog steeds in de Zaanstreek beoefend. De techniek van het Zaanse stikwerk bestaat uit twee lagen effen en meestal witte stof, een bovenlaag van fijn geweven katoen, linnen of zijde en een onderlaag van zeer grof geweven katoenen weefsel, het 'mul'. Op de bovenlaag wordt het patroon (vaak bloem- en/of bladmotieven) met bijvoorbeeld een potlood aangebracht.
Aan beide zijden van de potloodlijn wordt met de hand in stiksteekjes, of ook wel fijne rijgsteekjes, door de dubbele stof genaaid, waarbij 'sleufjes' van ongeveer 2 millimeter breed ontstaan. Vervolgens wordt meteen stompe naald een dikke katoenen draad, bijvoorbeeld van een nieuwe dweil, aan de achterkant van de stof in de sleufjes aangebracht. Door de grove structuur van de stof gaat dit eenvoudig. Grotere stukjes zoals bloemenhandjes worden met ongewassen schapenwol opgevuld. Een collectie van Zaans Stikwerk is in de Zaanlandsche Oudheidkamer aanwezig.