Houtwarenfabricage
In de Tweede Wereldoorlog ontstonden in de Zaanstreek bedrijfjes die speelgoed en gebruiksartikelen van hout maakten. Er was behoefte aan deze artikelen door het wegvallen van de import uit bv. Japan. De Zaanse houtwarenfabrikanten gebruikten voornamelijk afvalhout, later ook mijnhout als grondstof. Na de oorlog bleken er meer dan 100 zulke bedrijfjes te bestaan. J .C. Fermie, voorzitter van de afdeling Kleinbedrijf van de Kamer van Koophandel, nam heinitiatief tot het stichten van een vereniging: Verenigde Houtwarenfabrikanten Zaanstreek. In januari 1946 had de oprichting plaats. De actieve VHZ had toen 93 leden. Nog in 1946 werd een verkooptentoonstelling gehouden, gevolgd door acht halfjaarlijkse houtwarenbeurzen, die belangstelling trokken uit het hele land. Op de eerste beurs werden uitsluitend uit hout vervaardigde produkten getoond, later kwam daar bv. rubberballen en artikelen van kunsthoom bij. Er werd veel gedaan om de export te bevorderen, maar deze bleef beperkt. Al in 1949 werd vastgesteld dat een aantal leden hun bedrijf hadden gestaakt als gevolg van o.m. onvoldoende kapitaal en outillage. In 1950 telde de vereniging nog 40 leden. De uurlonen bedroegen 76 tot 88 cent, de werknemers kregen 6 vakantie- en 6 snipperdagen. In 1952 is gedurende een halfjaar een verkooptentoonstelling ondergebracht in het Holland Huis te Brussel. Thans (1991) zijn nog ongeveer 10 van de bij de oprichting der VHZ betrokken bedrijven over.