Kaapvaart
Aanduiding van een merkwaardige, gelegaliseerde vorm van zeeroverij in het kader van de handelsoorlogen. In verschillende landen - ook in de Republiek der Verenigde Nederlanden - kregen particuliere schippers van de staat een kaperbrief (ook wel commissie genoemd).
Kapers onderscheidden zich hierdoor van de zelfstandig opererende zeerovers. De kaper had de plicht een groot deel van de buit aan de commissieverlener (dus de staat) af te staan. Daarmee waren zij met hun particuliere schepen feitelijk een bijzonder onderdeel van de zeemacht. Het hoogtepunt van de kaapvaart, die pas in 1856 werd afgeschaft, lag in de 17e eeuw.
Holland heeft meer van de kaapvaart geleden dan er van geprofiteerd. Met name de Duinkerker kapers berokkenden de Hollandse vloot - dus ook Zaanse schepen - veel schade. Zaankanters gingen met name tijdens de Tachtigjarige Oorlog ter kaapvaart. De bekendste Zaanse kaper werd de Oostzaner Claas Compaen, Klaasplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigCompaen, Klaas
Oostzaan 1587 - Oostzaan 25 februari 1660
Claes Gerritszoon Compaen of Klaas Compaen, beruchte Oostzaanse zeerover, die tussen 1623 en 1627 tot de meest beruchte Barbarijse zeerovers behoorde door honderden schepen te kapen. De vader van Claes was lid van Dirck Claesz Duyvel's watergeuzenbende die zich in de Zaanstreek tegen het landsbestuur verzette en als kapitein onder Diederik Sonoy vocht voor het Alkmaars Ontzet in 1573. Claes groeide daardoor op in een tijd van opstand en…. Hij hield zich evenwel niet aan de commissievoorwaarden en overviel later ook Nederlandse (en zelfs Oostzaanse) schepen, daarom werd hij als zeerover beschouwd.
Het is niet bekend hoeveel - en welke - Zaankanters tot de kaapvaart overgingen. Zeker is dat Compaen niet de enige was, zo is bekend dat Gerrit Gillisz uit Assendelft een Frans schip met sardines buit maakte en dat in Portugal verkocht.