Compaen, Klaas
Oostzaan 1587 - Oostzaan 25 februari 1660
Claes Gerritszoon Compaen of Klaas Compaen, beruchte Oostzaanse zeerover, die tussen 1623 en 1627 tot de meest beruchte Barbarijse zeerovers behoorde door honderden schepen te kapen. De vader van Claes was lid van Dirck Claesz Duyvel's watergeuzenbende die zich in de Zaanstreek tegen het landsbestuur verzette en als kapitein onder Diederik Sonoy vocht voor het Alkmaars Ontzet in 1573. Claes groeide daardoor op in een tijd van opstand en geweld. Het zeemansvak leerde hij op kaperschepen die met goedkeuring van Willem van Oranje in opdracht van belangrijke kooplieden vijandelijke handelsschepen veroverden die vervolgens als prijs te gelde werden gemaakt.
De figuur van de zeerover Claes Compaen heeft in het verleden dikwijls tot de verbeelding gesproken. Daardoor is niet duidelijk meer welke historische bronnen op werkelijkheid berusten en welke op fantasie. Dat geldt bijvoorbeeld het boekje 't Begin, Midden en Eynde der Zee-Rooverijen, Van den Alderfameusen Zee-Roover Claes G. Compaen, dat vlak na zijn dood door verschillende drukkerijen is uitgegeven. Fantasie en werkelijkheid zijn in dit boekje met elkaar vermengd, maar het blijft de belangrijkste originele bron die iets over het leven van Compaen vertelt. Jacob Honig Jansz. Jr.plugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHonig Jansz. Jr., Jacob
Zaandijk, 5 mei 1816 - 14 november 1870
Jacob Honig Jansz. Jr. Papierfabrikant, makelaar en directeur van een door hem opgerichte assurantiecompagnie, later ook burgemeester van Zaandijk. Grote en blijvende bekendheid verkreeg Honig door zijn geschiedkundige onderzoekingen en door vele publicaties. Zie voor zijn afstamming bij heeft het verhaal uit dit boekje enigszins gezuiverd, maar niet bekend is welke criteria hij gebruikte.
Boven twijfel verheven is dat Compaen een rasechte Oostzaner was. Als kind monsterde hij al aan op een Enkhuizer zoutschip, waar andere schippers hem, door zijn grote postuur, aanzagen als volwaardig bemanningslid. Gedurende de tijdelijke vrede van het Twaalfjarig Bestand tussen 1609 en 1621, stond Claes Compaen als koopman aan wal, maar het verlangen naar de zee bleef. In dienst van anderen klom hij op en hij kon er snel toe overgaan voor eigen rekening te gaan varen. Ook dit moet voorspoedig zijn gegaan, want in 1621, op 34-jarige leeftijd, kon hij zich al terugtrekken in Oostzaan. Hij had zich tot dan toe uitsluitend met de koopvaart bezig gehouden.
Terug in Oostzaan stak hij zijn geld in een kaapvaartmaatschappij. Deze onderneming liep zo slecht dat Compaen er al snel weer zelf op uit moest om inkomen te verwerven. Daartoe vroeg en verkreeg hij een commissiebrief voor de kaapvaart. Dit betekende dat de overheid hem toestemming verleende vijandelijke schepen aan te vallen, mits hij een groot gedeelte van de buit afstond aan de staat.
In Hoorn kocht hij De Walte, honderd last groot en bewapend met zeventien stukken geschut. Voor de aankoop en uitrusting van de schuit kwam hij achtduizend Rijnlandse guldens tekort en bezocht kooplieden die hij zijn kaperbrief overlegde. Die kenden hem als een eerlyckhe ende bruyckbare zeebonk en leenden hem het ontbrekende bedrag. Aangevuld met een tachtig koppen tellende bemanning en ruim voorzien van victualie, nodigde hij de geldschieters uit voor een afscheidsdiner. Aan het eind van dit scheymael gaf Compaen zijn gasten te kennen dat al z'n spaarcenten aan de uitrusting van het schip waren besteed en dat hij de rekening voor het maal niet kon afrekenen. Hij groette de heren beleefd en vertrok met zijn schip.
Onmiddellijk bleek dat hij de voorrechten van de kaapbrief nogal ruim uitlegde. Het eerste schip dat hij overwon was dat van een Egmonder visser die hij dwong zijn vangst af te staan en adviseerde de rekening aan de admiraliteit te presenteren. Hierna zouden nog vele schepen volgen, zowel vrienden als vijanden. Doordat hij ook Hollandse schepen aanviel, moest Compaen elders een thuishaven zoeken. Hij vond die aan de westkust van Ierland, maar moest deze onder druk van Engeland al spoedig weer prijsgeven. Nadien viel hij ook Engelse schepen aan. Hij week uit naar de Barbarijse kust, waar het wemelde van de piraten. Zijn thuishaven werd het zeeroversnest Salé.
Compaen zag geen reden bescheiden te blijven en veroverde schepen in het Het Kanaal, de Middellandse Zee, aan de Afrikaans-Atlantische kust, tot in de Caraïben toe. De buit maakte hij te gelde aan de Barbarijse kust en in Vlissingen. Compaen dichtte zichzelf de namen Neptuun ende Conick vande Zee toe.
In totaal moet Compaen 350 tot 400 koopvaarders buit hebben gemaakt. Daaronder was een flink aantal Nederlandse schepen; zelfs schepen uit zijn eigen geboortedorp spaarde hij niet. Soms voerde Compaen bevel over een heel eskader, dat bestond uit schepen die hij eerder had veroverd.
Vanaf 1626 probeerde Compaen een algemeen pardon voor zichzelf en zijn manschappen te krijgen. Dat lukte via een pardonbrief die hem door enkele landgenoten in Salé werd overhandigd, hij maakte een knieval voor stadhouder Frederik Hendrik en keerde weerom naar Oostzaan. Volgens de overlevering werd hij daar geruime tijd beschermd door drie lijfwachten. Aanvankelijk maakte de voormalige piraat veel indruk op zijn omgeving, maar er werd niet altijd even positief gereageerd. Zo werd hij in locale herbergen belachelijk gemaakt, zijn vrouw verliet hem en ook het opgebouwde vermogen van de jaren op zee, verdween. Oud werd de beruchte Claes Compaen wel. In 1660 stierf hij op 73-jarige leeftijd. De laatste jaren van zijn leven bracht hij in armoede door.
Den 25 februari 1660 sterft binnen Oostzaen in Kennemerlant den vermaerden Zee-Roover Claes Gerritz. Compaen, in grooten armoede, daer hij nochtans zoo veele duysenden door seyn Rooverijen aen sich heeft getrokken; toonde op het laest sijns levens groot berouw en leedtwesen voor begane boosheden.
Ofschoon de uiteindelijke berooidheid vast stond, hebben vele verhalen over de schat van Claes Compaen de ronde gedaan. In 1930 leverde dit in Zaandam een ware goudkoorts op. Op aanwijzing van ene Madame Sylviaplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSylvia, Madame
Aangenomen naam van Bianca Grafin Beck-Rzikowski, een adellijke helderziende die in 1930 meende de in Zaandam begraven schat van zeerover Claes Compaen te kunnen aanwijzen. De bewering van deze fantasierijke gravin leidde er toe dat het (armlastige) gemeentebestuur van Zaandam op 16 april 1930 een concessie verleende aan de Duitser Hans Langhirt om bij de Zuiddijk naar de vermeende schat te graven. De helft van de opbrengst zou de gemeente toevallen., Bianca Gravin Beck Rzikowski, een vermeende helderziende, werd er gegraven, maar er werd slechts een 19e-eeuws kluisje met geringe inhoud gevonden. Zaandam kwam door deze schatgraverij landelijk in het middelpunt van de journalistieke belangstelling te staan. Naast het kluisje leverden de opgravingen slechts werk voor een aantal werkloze Zaankanters op.
Literatuur:
- Honig, Geschiedenis der Zaanlanden; 't Begin, Midden en Eynde, der ZeeRooverijen, Van den Alderfameusen ZeeRoover Claes G. Compaen. z.p., 1759;
- W. Klinkenberg, Adieu Zaandam, Zaandam 1975.
- Claes Compaen, Zeerover in de Gouden Eeuw Historische Uitgaven Oostzaan ISBN 90-808060-1-3