Latten- of veerzagerij
Specialistisch onderdeel van de houtzagerij, uitgeoefend in kleine bovenkruiers en later ook wipmolens. Het is niet bekend in hoeveel houtzaagmolens de lattenzagerij is uitgevoerd. Waarschijnlijk waren in ieder geval de 15 wip-houtzaagmolens lattenzagers. Duidelijk is dat de lattenzagerij van mindere omvang was dan de balkenzagers en de Wagenschotzagerij. In de lattenzagerij werd (bij voorkeur kwastloos) hout tot planken met vaste dikten gezaagd. Men zaagde onder meer enkele latten ('panlatten`), 'tengels' (1/2 bij 2 duim, of 3/4 bij 2 duim), 'duim en duimen' (1 bij 1 duim) en 'duim en twee's' (1 bij 2 duim).
In de veerzagers werden de veren gemaakt, die werden gebruikt om de naden tussen vloeren zolderplanken te dichten. Na 1870 verscheen met name in het Westzijderveld een aantal kleine wipmolens, die waren gebouwd op schuren. De molenwieken dreven cirkelzagen aan. Deze molens werden ook bekend als 'vingermolens'; er kwamen nog al eens werknemers met hun hand in de zaag. De vingermolens werden als snel verdreven door de stoomzagerijen.