Mats, geslacht van houthandelaren
in Westzaan en Zaandam in de 17e, 18e en 19e eeuw. De familie Mats stamt af van Arian Cornelisz Volger (gest. 1609), van wie Claes Arisz Caescoper (1650-1729) in zijn 'Journaal' (zie: Dagboeken journaals) schreef dat hij voor zijn trouwen tot de Roomschgezinden behoorde', maar tot inkeer kwam, en te Alkmaar in plaats van een roodlakenschen hemdsrok een bijbel kocht en tot de Mennonieten overging'.
Zijn zoon Jan Ariansz Volger (1625-1654) vestigde zich in Westzaan en werd ook wel Jan Ariansz Mats genoemd. De reden hiervoor is onbekend, maar sedertdien bleef Mats de familienaam. Zijn nakomelingen hoorden tot de meest vermogende leden van de Friesch doopsgezinde gemeente en hadden naar het schijnt een houthandel als bestaansmiddel.
Jacob Dirksz Mats (1716-1753), zoon van Dirk Claasz Mats en Eefje Jacobsz Schoen, eerst gehuwd met Neeltje Cornelis Ouwejans (overleden in 1739) en daarna met Maartje Cornelis Rogge (1717-1753), dochter van Gerrit Jansz Rogge en Maritje Dircks Ouwejans, was houthandelaar en houtzager in Westzaan. Hij vertrok echter in 1741 naar Westzaandam. Zijn zoon uit dit tweede huwelijk, Gerrit Jacobsz Mats (1734-1818), eerst gehuwd met Guurtje Jans Kraay (overleden in 1773) en daarna met Trijntje Cornelis Valk (1748-1821), werd volgens overlevering al op twaalfjarige leeftijd voor zijn talenkennis en om het houtvak te leren naar Engeland op school gestuurd.
Hij werd in 1787 eigenaar van De Groene Jager te Westzaan. De dochters uit Jacob Dirksz tweede huwelijk, Maartje en Aagje, trouwden de broers Hendrik en Martinus van Gelder. De zoon uit Gerrit Jacobsz tweede huwelijk, Jacob Mats (1791-1831), huwde Grietje Corver (1790-1837), dochter van Cornelis Corver en Alida Abmeijer, en vestigde zich als houtzager en houthandelaar in Zaandam. Na zijn vroege overlijden zette zijn vrouw het bedrijf voort ter firma Wed. Jb. Mats, onder welke naam haar zoon en kleinzoon nog zouden handelen.
Verkocht
Haar enige zoon Cornelis Corver Mats (1821-1881), gehuwd met Duyfje Duyvis (1822-1883), dochter van Adriaan Duyvis en Aaltje Spaans, kwam als 16-jarige al zijn moeder helpen. In 1845 werd De Groene Jager verkocht, maar de zaken werden voortgezet met de paltrokmolens Het Witte Schaap en De Vergulde Star in Zaandam en de wagenschotzager Salomo's Recht (Koning Salomo). Achtereenvolgens werden nog vijf houtzaagmolens verkregen te weten De Veldlust, De Nieuwe Dekker, De Oranjeboom, De Eendracht en De Valk.
Het familiebedrijf was uitgegroeid tot een belangrijke zaak. In 1880 associeerde hij zich met zijn drie zonen, Jacob, Adriaan en Cornelis. Maar een jaar later overleed hij, op 60-jarige leeftijd. Jacob Mats (geboren in 1848), eerst gehuwd met Maria van de Stadt (1850-1883), dochter van Huybert van de Stadt en Jenneke van Wessem en later met Anna Maria Messeschmidt, had geen kinderen. Adriaan Mats (geb. 1850) bleef ongehuwd. Deze broers trokken zich in 1883 uit zaken terug, zodat hun jongste broer Cornelis Mats (1853-1896), wethouder van Zaandam, gehuwd met Anna van de Stadt, een zuster van Maria, er sedertdien alleen voor stond. Daar hij ook geen kinderen kreeg, was bij zijn overlijden dit geslacht Mats uitgestorven en werden de zaken geliquideerd.