De kerk van de Parochie van de HH Nicolaas en Maria Magdalena aan de Noorderhoofdstraat 131 in Krommenie is een Rijksmonument. Aan de ligging van de kerk, verborgen achter huizen, is te zien dat de Oud-Katholieke Kerk een schuilkerk is. De kerk achter de rustieke Zaanse gevel aan de Noorderhoofdstraat 131 als deel van een boerderij in Krommenie en daterend uit het begin van de 17e eeuw is daarvan een voorbeeld.

Parochie van de HH Nicolaas en Maria Magdalena omstreeks 1910

In het eerste decennium van De Opstand (1568-1648) eisten protestante geuzen exclusieve rechten op voor de calvinisten. De Staten van Holland verboden in 1573 iedere katholieke vorm van religie en wezen alle bestaande kerkgebouwen aan de calvinisten toe. De katholieke gemeenschap van Krommenie werd uit de Nicolaaskerk verdreven. Andere godsdiensten werden getolereerd, maar moesten zich van openbaar vertoon onthouden. Niet-gereformeerden kwamen bijeen in schuilkerken die niet als zodanig herkenbaar waren. Voor parochianen van de Nicolaaskerk brak een periode van ondergrondse activiteiten aan. Kerkelijke plechtigheden werden in het geheim gehouden bij particulieren thuis.

Vrome vrouwen

Halverwege de zeventiende eeuw was een kwart van de Krommenieërs nog altijd rooms. Intussen werd de Noord-Nederlandse katholieke kerk in de ogen van Rome missiegebied. Om de gelovigen toch bij te staan trokken priesters in burger rond langs geheime plaatsen, meestal particuliere woningen. Klopjes, vrome vrouwen, die vóór de reformatie waarschijnlijk non waren geworden, waarschuwden de katholieken als er een priester in de buurt aanwezig was voor geestelijke bijstand of voor de biecht.

Ook werden misvieringen in hooibergen van boerderijen gehouden. Dergelijke bijeenkomsten waren niet zonder gevaar; het risico van gevangenisstraf of hoge geldboetes was groot. Hoe benard de situatie voor de roomsen is geweest blijkt uit een ambtelijke notitie uit 1609: ‘op de XVI february des verleden jaars hebben ik ter huyse van eenen wagenmaeker alhier soodanighe eener vergaderinge van omtrent 200 mensen gestoort, synden de paep (de priester) door verbaesheydt door de glazen raemen, dewelcke zij om de kortheydt des tijds niet conden openen.’

Milder

Tijdens het twaalfjarig bestand van 1609 tot 1621, was de overheid milder tegenover andersdenkenden. Rond het jaar 1612 kregen de katholieken weer een zielzorger in Krommenie, Krommeniedijk, Wormerveer, West- en Oostzaan: pastoor Gratianus Cornelisse. Hij bleef aan tot zijn dood in 1626. Onder zijn leiding werden kerkdiensten gehouden in een boerderij. In 1633 werd de boerderij van het 'langhuis-stolptype' vergroot. Waarschijnlijk is toen de kerk in zijn huidige vorm ontstaan. Onderzoek toonde aan dat het altaarschilderij van Thomas Willeboirts Bosschaert toen is aangebracht. Er bestaan geen afbeeldingen van het pand in zijn vroeg-zeventiende-eeuwse staat. De tot kerk ingerichte boerderij zal er hebben uitgezien als een mix van de boerenbruiloft van Pieter Breugel en de stal van een boerderij na de zomerschoonmaak.

Wie in 1612 eigenaar was van de boerderij en of zij toen nog in bedrijf was, is onbekend. Gedurende de zeventiende eeuw stond het eigendom van de kerk steeds geregistreerd op naam van particulieren, waarschijnlijk enigszins vermogende parochianen. Pas in de loop van de achttiende eeuw dook de benaming ‘het Clooster’ op, een aanduiding voor een katholieke kerk met pastorie. In 1633 werd de kerkruimte vergroot en niet meer in gebruik als boerderij. De kerk werd voorzien van een passend interieur met altaar. Tussen de kolommen kwam een getoogd plafond met oranjerode ribben en rozetten. De dubbele schoren uit het vierkant waren toen al verwijderd en vervangen door trekbalken met sleutelstukken om de nodige stijfheid en het verband te waarborgen.

De sluiting van de kerk in 1644 door de baljuw van Blois, de hoogsterechtsdienaar in de banne van Westzaan, waar Krommenie onder viel, was uiteindelijk niet meer dan een laatste oprisping van vervolging. In 1651 was de kerk in ieder geval weer open en van af eind zeventiende eeuw was er ook steeds een pastoor. Het complex is bij de grote brand die Krommenie in 1702 teisterde, bespaard gebleven.

Lodewijk XVI-stijl

Veel parochianen waren niet onbemiddeld en schonken het nodige kerkzilver. Zij droegen ook bij aan de fraaie notenhouten preekstoel en de prachtige communiebank. De huidige voorgevel, althans het bovengedeelte ervan, dateert van rond 1790 en is gemaakt in de Lodewijk XVI-stijl. Het mooie snijwerk werd vervaardigd door beeldsnijders die in de scheepsbouw werkten.

Bij de kerkscheuring in 1723 tussen aanhangers van de Roomse Kerk en die van het Utrechtse kapittel, koos de parochie met een klein aantal gelovigen voor de Bisschoppelijke Cleresie, die later Oud-Katholieke Kerk ging heten. Parochianen die zich daarin niet in konden vinden, zochten hun heil in Krommeniedijk, waar een rooms-katholieke parochie met schuilkerk stond.

Interieur Oud-Katholieke schuilkerk Krommenie - Reliwiki

De watersnood van 1825 veroorzaakte veel schade. Er volgden ingrijpende maatregelen; houten muren werden vervangen door anderhalfsteens wanden; kleine ramen in de noord- en zuidzijde maakten plaats voor drie schuiframen in empirestijl. Door het gewicht van de stenen muren moest er worden bijgeheid. Een gevelsteen herinnert aan de verbouwing. De kosten werden hoofdzakelijk gedragen door de kennelijk vermogende moeder van pastoor Van der Pels, die de parochie diende van 1805 tot 1830. In het het eerste kwart van de achttiende eeuw werd een barok altaar geplaatst, afkomstig uit de gesloopte Amsterdamse schuilkerk De Pauw. De verbouwing van 1826 werd afgesloten met de aanschaf van een nieuw orgel.

Gelige verf

Vlak voor WO II was het kerkje opnieuw aan restauratie toe. Architect Jan de Meijer veroorloofde zich daarbij nogal wat vrijheden. Het interieur was veelkleurig en verdween onder een dikke laag gelige verf. Waardevolle onderdelen als het altaar, de preekstoel, de dooptuin en het orgel bleven behouden. Buitenramen werden verbreed en omgevormd met accoladebogen. De vier pilaren uit de hooiberg werden omgetoverd tot Dorische zuilen. De vloer vernieuwd met oregonpine, fijn dennenhout, dat niet splintert. De pastorie werd inpandig geheel gewijzigd en vernieuwd naar de eisen van vlak voor de oorlog. De onderpui aan de straat werd drastisch aangepast. Zeker is dat een soortgelijke verandering nu niet meer zou kunnen.

Eind twintigste eeuw kwam het bedehuis andermaal in aanmerking voor restauratie. Er werd gekozen voor herstel en verbetering van Jan de Meijer's ingrepen uit 1939. Terug restaureren naar begin zeventiende eeuw bleek geen optie, er was te weinig bekend over de toenmalige toestand. Niettemin werd alles successievelijk aangepakt. De sacristie en bibliotheek werden gerestaureerd, het interieur van de pastorie werd aangepast en ook het orgel, het altaarschilderij en de orgelbeeldjes werden onder handen genomen. De parochie kon een flinke tijd vooruit. De vergrijzing van het toch al kleine aantal parochianen levert een nieuw gevaar op voor instandhouding van het 400-jarig Godshuis. Maar dat is het lot dat zij deelt met de meeste andere christelijke kerken.

Na de restauratie van het kerkgebouw in 1990 achtte het parochiebestuur, hierbij gesteund door de inmiddels opgerichte Stichting Vrienden van de Oud-Katholieke Kerk te Krommenie, het zinvol om het fraaie kerkgebouw een bredere culturele functie te geven. Het initiatief van de Schuilkerkconcerten Krommenie werd hiermee een feit.

Bron o.a. Archief Zaans Erfgoed 2012 Nr 43

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/pages/oud-katholieke_schuilkerk_krommenie.txt
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/07 12:05
  • (Externe bewerking)