Raadhuis Jisp
Het raadhuis in Jisp is gebouwd in een onbekend jaar (ergens rond 1650) en ook de architect is onbekend. Er zijn meerdere theorieën over wie het heeft ontworpen waaronder Jan Adriaensz Leeghwater. Echter staat Leeghwater niet bekend om het feit om zoiets niet in de publiciteit te brengen. Het verving een eerder raadhuis dat waarschijnlijk rond de zelfde plek stond.
In het jaar 1851 werd één van de muren vernieuwd en in 1863 werden er ook nog enige herstellingen gedaan. Doch in 1874 zag het er voor het Raadhuis niet rooskleurig uit. De Rijksadviseurs voor Monumenten van Geschiedenis en Kunst schreven, dat zij bij geruchten hadden vernomen dat het gebouw gesloopt zou worden en indien dit waar was verzochten zij het gebouw te doen opmeten en in tekening te brengen. Gelukkig is die afbraak niet doorgegaan, maar ondertussen werd er ook voor het onderhoud geen geld meer uitgegeven. Zo verkeerde het gebouw rond 1900 in een zodanige toestand dat voor het ergste moest worden gevreesd. Er werd in de gemeente een commissie gevormd die zich een waardige restauratie ten doel stelde. De kosten hiervoor werden geraamd op f 8000.
Er werd een oproep tot restauratie geplaatst in het Bouwkundig Weekblad, warm aanbevolen door diverse Oudheidkundige of historische verenigingen in den lande. Op 31 oktober 1903 was er f 6800 bijeengebracht en de ontbrekende f 1450 kwam er ook en zo kon men onder de bekwame leiding van J.F. Frowein, architect te 's Gravenhage, aan de slag. De aannemer was de fa. Stam uit Wormerveer. In 1952 werd er een post op de begroting gezet van f 800 ter bestrijding van de houtworm.
Op 29 februari 1956 opperde men het plan om te restaureren. De gemeente moest ƒ20.000 opbrengen en het Rijk de rest. Doch in 1959 was dit nog niet rond. In 1962 besloot men toch het gebouw opnieuw te restaureren. Op 21 december 1962 werden de restauratiekosten geraamd op ƒ56.080 door architect H.F. Rappange uit Amsterdam.
Het toemalige ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen meende dat ƒ50.000 subsidiabel was. Het Rijk betaalde daarvan 40% (ƒ20.000) en de Provincie 12,5% (ƒ6250). De gemeente betaalde het resterende bedrag. Het werk werd gegund voor f 51.500 aan aannemersbedrijf J. Prett te Oostzaan. Dit was f 1500 meer als begroot, de architect genoot f 6080, maar dit kwam door de steeds duurder wordende tijd.
Beneden werden de houten balken van het interieur tegen de houtworm geprepareerd en geschilderd. Er moest worden gekozen tussen twee kwaden. Ruim 300 jaar was het houtwerk puur natuur geweest. Smaken verschillen uiteraard en vele inwoners waren het hier lang niet mee eens. Doch als men het raadhuis van Graft binnenstapt, waar het houtwerk nog in originele staat verkeert, hoewel daar veel aan is gezaagd, is het daar een sombere toestand vergeleken met het raadhuis te Jisp. Het restauratiewerk kwam gereed in 1963.
Boven de deur in de voorgevel, aan het water, staat het jaartal 1650. Hier weer boven bevindt zich een steen waarin het dorpswapen, de lepelaar, is ingehouwen. Het bovenstuk van de voorgevel loopt uit in een fraaie top, geflankeerd door de beelden der Gerechtigheid en Liefde.
De hoofdingang van het Jisper Raadhuis is aan de oostkant. Hier is een hal in de ruimte die voorheen gebruikt werd als waag en tot einde 1990 als secretarie. Aan deze ruimte grenst een kamertje dat als burgemeesterkamer in gebruik was. Deze ruimte was verhuurd aan Tekstra Grafische Produkties te Jisp.
Boven bevindt zich de raadzaal, tevens trouwkamer. Na de samenvoeging tot Wormerland worden in deze zaal nog steeds huwelijken voltrokken. Aan de andere zijde grenst de wezenkamer. Hier vergaderden de wees- en armenvoogden. De wezenkamer werd later ingericht als oudheidkamer. Hierin bevindt zich ook de wezenkast en vergadert de Oudheidkundige Commissie Jisp eens per maand in de wezenkamer. Op de vliering is het museum ingericht.
Bron: Oudheidkundige Commissie Jisp door Jan Klopper.