Wijkermeer
Voormalig meer, de noordwestelijke uitloper van het IJ, tussen Assendelft, Beverwijk, Velsen, Santpoort en Spaarndam.
Over de ontstaansgeschiedenis van het meer is weinig bekend. Mogelijk was het meer aanvankelijk een diepe kom, die door verschillende doorbraken met het IJ in contact kwam. Vanaf ongeveer 1100 tot 1357 vormde het meer een serieuze bedreiging voor het land benoorden het IJ; het stond via het IJ in direct contact met de Zuiderzee en via het Kromme IJ met de Schermer en het grotere merenstelsel in Noord-Holland.
In 1357 werd het Kromme IJ afgesloten door de Nieuwendam waarin voor afwatering de sluizen vrijwel altijd open stonden. Na de afsluiting slibde het meer dicht, waardoor de afwatering in gevaar kwam. Rond 1580 opperde de Heer van Assendelft in navolging van anderen het plan om het noordelijke deel van het meer droog te maken. Ofschoon hij al met de uitvoering van zijn plan begonnen was, moest hij, gedwongen door zeer veel protesten, de werkzaamheden staken. In de jaren tussen de drooglegging in 1861 en de opening van het Noordzeekanaal in 1876 werd een deel van de bedding gebruikt voor het nieuwe kanaal en werd de rest van het meer polder. De Wijkermeerpolder op het grondgebied van Assendelft vormt één van de drooggelegde gebieden.
Voor de Stelling van Amsterdam werd aan het begin van de 20e eeuw in het zuidwesten van de polder Fort Zuidwijkermeer gebouwd. Inundatie was een belangrijk verdedigingsmiddel en om te voorkomen dat de hele polder onder water zou komen te staan, werd een 2,5 kilometer lange dijk, de Liniewal Aagtendijk–Zuidwijkermeer, aangelegd die bij Fort aan de St. Aagtendijk stopt.
De polder valt bestuurlijk grotendeels onder de gemeente Zaanstad. Zie ook: Landschappen 4.