Bruggen, Carry van
Caroline Lea de Haan Smilde, 1 januari 1881 – Laren, 16 november 1932
Fragment uit 'De drie deuren' door Carry van Bruggen: 'Ik heb precies als de anderen gedaan'. ,,Toch spijt het mij dat de anderen precies zo deden als ik. Het spijt mij ook dat er autobussen zijn, en dat de wegsloot is gedempt over de Mallegatsluis, en dat je geen honderdvijftig molens meer ziet van de steiger bij De Waakzaamheid, en dat Klaasje Berg, de eigenaar van een kleine kruidenierswinkel, waarvan de deur altijd open stond en waar het naar pruimen, groene zeep, petroleum en gemalen koffie rook, op het Oostzijderkerkhof ligt, tenzij het Oostzijderkerkhof al vol mocht zijn en zo zijn er heel veel grote en kleine spijtigheden, waarvan de troostrijke zijde deze is, dat ze ons het scheiden uit deze wereld wellicht vergemakkelijken zullen, omdat het toch al met meer onze eigen wereld is waaruit we scheiden moeten.“
Schrijfster van enkele romans en essays, zuster van de auteur Jacob Israël de Haanplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHaan, Jacob Israël de
Smilde 31 december 1881 — Jeruzalem 30 juni 1924
Nederlands letterkundige, voornamelijk dichter, maar ook bekend door enkele romans en essays. De Haan was de iets jongere broer van Carry van Bruggen, pseudoniem van Lientje de Haan; zij werden in hetzelfde jaar geboren, merkwaardigerwijs op 1 januari en 31 december van dat jaar. Op jeugdige leeftijd, in 1885, verhuisden zij naar Zaandam, waar hun vader Izak chazan of Joods voorzanger in de, echtgenote van onder anderen de journalist-romanschrijver Kees van Bruggen.
Carry van Bruggen kwam kort na haar geboorte in de Oranjestraat te Zaandam te wonen. Daar bracht zij haar eerste negen levensjaren door, het gezin verhuisde vervolgens eerst naar het Dampadplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigDampad
Pad, tegenwoordig meer een steeg tussen de Dam en de Rozengracht. In 1656 werd een reglement voor het Jacob Mensenven of -pad vastgesteld, het huidige Dampad. Vroeger stond het pad ook wel bekend als: Damstraat.
Sipke Lootsma veronderstelt dat de aanleg van het pad samenhing met de bloei van de en later naar de Hogendijk. Over haar jeugdjaren aan het Dampad schreef zij in 1921 de veelgelezen roman 'Het huisje aan de sloot'. Haar vader was Joods godsdienstleraar en voorlezer in de Synagogeplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSynagoge
Sjoel waar de Nederlands Israëlitische Gemeente Zaandam bijeenkwam voor godsdienstoefeningen en onderricht in de joodse wetten, gevestigd aan oorspronkelijk de Rozengracht, nadien het Kuijperspad, later aan de Gedempte Gracht. Sinds 1974 is de Sjoel niet meer als zodanig in gebruik. tot 1913; Carry werd opgeleid tot onderwijzeres, keerde zich van het Joodse verleden af en ging schrijven.
Haar eerste romans zijn geschreven in de naturalistische traditie. Eerst in het autobiografische Heleen (1913) openbaarde zich haar bijzondere talent, dat zich het meest gaaf en volledig heeft uitgesproken in Eva (1927), één der meest indrukwekkende vrouwenboeken uit onze literatuur, naar aanleiding waarvan Menno ter Braak schreef: Zij verwerpt metterdaad het sprookje dat de geschiedenis ons heeft verteld en waarin de Alie Smedings ons met alle geweld willen laten geloven - het sprookje van de onverenigbaarheid van vrouwelijk begrip en vrouwelijke zinnelijkheid (…).
Een belangrijke beschouwing over de ontwikkeling van het individualisme in de literatuur vormt haar studie Prometheus (1919). Zij schreef ook onder het pseudoniem Justine Abbing.
Enkele titels van door Carry van Bruggen geschreven romans zijn voorts:
- De Verlatene (1909),
- Een coquette vrouw (1915),
- Een kunstenaar (1921 ),
- Avontuurtjes (1924),
- Vier Jaargetijden (1924),
- Om de kinderen (1928) en
- het essay De zelfvermomming der absoluten (1921).
Literatuur:
C. Buddingh, Encyclopedie voor de Wereldliteratuur, Utrecht-Amsterdam 1954;
Jan Fontijn en Diny Schouten, Carry van Bruggen (1881-1932), Amsterdam 1978.