Dit is een oude revisie van het document!
Bruggen, Carry van
(Caroline Lea de Haan` Smilde 1881-Laren 1932) . Schrijfster van enkele romans en essays, zuster van de auteur Jacob Israel de Haan, Jacob Israël de echtgenote van onder anderen de journalist-romanschrijver Kees van Bruggen.
Carry van Bruggen kwam kort na haar geboorte in de Oranjestraat te Zaandam te wonen. Daar bracht zij haar eerste negen levensjaren door, het gezin verhuisde vervolgens eerst naar het Dampad en later naar de Hogendijk. Over haar jeugdjaren aan het Dampad schreef zij in 1921 de veelgelezen roman Het huisje aan de sloot“. Haar vader was Joods godsdienstleraar en voorlezer in de synagoge tot 1913; Carry werd opgeleid tot onderwijzeres, keerde zich van het Joodse verleden af en ging schrijven.
Haar eerste romans zijn geschreven in de naturalistische traditie. Eerst in het autobiografische 'Heleen' (1913) openbaarde zich haar bijzondere talent, dat zich het meest gaaf en volledig heeft uitgesproken in `Eva` (1927), een der meest indrukwekkende vrouwenboeken' uit onze literatuur, naar aanleiding waarvan Menno ter Braak schreef: Zij verwerpt metterdaad het sprookje dat de geschiedenis ons heeft verteld en waarin de Alie Smedings ons met alle geweld willen laten geloven - het sprookje van de onverenigbaarheid van vrouwelijk begrip en vrouwelijke zinnelijkheid (…)`.
Een belangrijke beschouwing over de ontwikkeling van het individualisme in de literatuur vormt haar studie `Prometheus` (1919). Zij schreef ook onder het pseudoniem Justine Abbing.
Enkele titels van door Carry van Bniggen geschreven romans zijn voorts: De Verlatene (1909), Een coquette vrouw (1915), Een kunstenaar (1921 ). Avontuunjes (1924), Vier Jaargetij den (1924), Om de kinderen (1928) en het essay De zelfvermomming der absoluten (1921 ).
Literatuur:
C. Buddingh'. Encyclopedie voor de Wereldliteratuur. Utrecht-Amsterdam` 1954;
Jan Fontijn en Diny Schouten. Carry van Bruggen (1881-1932)` Amsterdam. l978.