Exercitiegenootschappen
of Genootschappen van de Wapenhandel waren burgermilities van de Patriotten opgezet naar het model van schutterijen, met het doel te assisteren bij de orde-handhaving. In de jaren 1786-1787 kregen de genootschappen de taak het gebied Utrecht-Holland te beschermen. Het was bijvoorbeeld ook een exercitiegenootschap dat op 28 juni 1787 bij Goejanverwellesluis het rijtuig van prinses Wilhelmina van Pruisen, op weg naar Den Haag, tegenhield. Dit in de vaderlandse geschiedenis beroemde incident leidde tot de inval van Pruisische troepen op 13 september 1787, die het gezag van stadhouder Willem V ook in Holland en Utrecht herstelden.
Het kader van de exercitiegenootschappen bestond, omdat officieren hun eigen wapenrusting moesten bekostigen, uit leden van de gegoede burgerij. Zij betaalden in het algemeen ook de wapens van de gewone manschappen. Aangezien in 1787 de patriotten in Holland de macht hadden, kwam de bewapening van de genootschappen over het algemeen toen voor rekening van de dorpsbesturen. Uit de Zaanstreek trokken in augustus 1787 leden van exercitiegenootschappen naar Utrecht.
Volgens Adriaan Loosjes heeft geen van de Zaankanters daar echt hoeven te vechten. Na de Pruisische overwinning moesten de leden van de exercitiegenootschappen hun wapens inleveren.
Externe link: wikipedia