Glop
In de vroegere Zaanse volkstaal algemeen gebruikte aanduiding voor de onderbreking van een gesloten rij.
Een glop kon voorkomen in de bebouwing, maar bijvoorbeeld ook in een bomenrij, terwijl van een kind dat tanden wisselde wel werd gezegd dat het een glop in zijn mond had. Gloppen in de bebouwing konden ontstaan door de sloop van een of meer huizen. In verschillende Zaanse dorpen waaronder Wormerveer en Oostzaan kwam het woord glop ook voor in straatnamen.
In Zaandam is nog steeds het Grote Glop, onmiddellijk ten zuiden van de Prins Bernhardbrug aan de Zaankant duidelijk aanwezig, het daar nabij gelegen Kleine Glop ter hoogte van het voormalige Kan Palen is moeilijker te herkennen. Aan de Zaanse Schans is ten zuiden van mosterdmolen De Huisman een glop gecreƫerd. Gloppen komen thans veel minder voor dan vroeger; de politiek om open gaten te bebouwen is daar mede de oorzaak van.