pieter_schoen

Dit is een oude revisie van het document!


Verfbedrijf te Zaandam, onderdeel van Sigma Coatings, één van de merken van het Belgische concern Petrofina.

De familienaam Schoen kwam rond 1600 al op verschillende plaatsen voor en stamde vermoedelijk zelfs uit de 13e of 14e eeuw. In januari 1725 kreeg Jan Pietersz Schoen (ca. 1685-1765) een windbriefplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigWindbrief

Akte van vergunning tot het bouwen van een windmolen, waarin voorts de bepalingen omtrent het Windrecht waren geregeld.

Windbrieven waren een vereiste voor het bouwen van een molen. Desondanks zijn niet van alle bekende molens ook de windbrieven bekend. Deze zijn vermoedelijk verloren geraakt. In een aantal gevallen was de windbrief van jongere datum dan de molen zelf. De oudst bekende windbrieven met betrekking op de Zaanstreek dateren uit de 16e eeuw.
voor de verfmolen De Gekroonde Schoenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSchoen, de Gekroonde

'De Gekroonde Schoen', verfmolen te Westzaandam, evenals 'De Tromp' tot de oudste verfmolens in de Zaanstreek behorend, voorlopers van de oudste fabriek en wat bereide verf betreft, één der grootste in Europa, die van Pieter Schoen en Zoon. Ter bescherming van de windkracht werd een windbrief verleend in 1722 aan de eigenaar, Pieter Schoen Simonzoon, zodat er op korte afstand geen andere windmolens mochten worden gebouwd. De molen heeft gestaan iets ten oosten van de Gouw, …
. Jan Pietersz Schoen was een zoon van Pieter Jacobsz Schoen (1650-1719) en Harmetje Jacobs. Hij was gehuwd met Trijntje Claasdr. Zij hadden een zoon en twee dochters. De zoon, Claas Jansz Schoen (1718-1777) erfde de zaken, maar bleef ongehuwd. Hij adopteerde min of meer zijn jonge neef Pieter, zoon van zijn zuster Aafje Jansdr. Schoen (1720-1785) en Symon Claasz Vrouwes.

Deze Pieter Symonsz Vrouwes (1745-1807), eerst gehuwd met Trijntje Stoffels (†1789) en daarna met Aagje Louwerddr. van Elsland, erfde op zijn beurt de zaken van zijn oom Claas en noemde zich sindsdien Pieter Symonsz Schoen. Van zijn kinderen stierven de meesten jong. De onderneming ging over naar zijn zoon Simon Schoen (1774-1824), gehuwd met Trijntje Pondman en vervolgens naar hun zoon Pieter Schoen (1805-1946).

De zesde generatie werd gevormd door hun zoon Simon Schoen (geb. 1839. gehuwd met Madalena Keg, geb. 1836), die ter firma S. Schoen Pz werkte met de molens De Gekroonde Schoen en De Trompplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigTromp, de

Verfmolen te Westzaan, en later Westzaandam, zie: De Admiraal, Albertus Tromp.
. Hij gebruikte De Grauwe Hengstplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHengst, de Grauwe (Westzaandam)

Verfmolen te Westzaandam, meestal De Krijthengst genoemd. De molen werd gebouwd in 1641. Hij heeft gestaan aan en ten zuiden van de Blauwepadsloot, tussen de Vaart en de spoorlijn, en werd in mei 1924 gesloopt. Voor die tijd werd hij gebruikt voor het malen van doppen en van krijt, waaraan hij zijn bijnaam dankte en voor de fabricage van stopverf. Meerdere branden werden tijdig geblust.
De De Krabplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigKrab, De

De Krab, Oliemolen in West-Zaandam. De eerste vermelding dateert uit 1694. Oorspronkelijk was het een wipmolen die later door een achtkante bovenkruier werd vervangen. De molen stond aan en ten oosten van De Watering, recht achter het Blauwepad. Zondagnamiddag 23 oktober 1842 brandde de oliemolen, toebehorende aan de heer H. J. Smits, af. Door spoedig aangebrachte hulp van brandspuiten van de stad Zaandam en van omliggende dorpen is men, ondanks de hevige wind, er in geslaagd de brand …
en De Reinoutplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigReinout, de

De Reinout, oliemolen te Westzaandam, ook De Rabbi genoemd, de windbrief werd gegeven in januari 1663. Hij heeft gestaan aan en ten zuiden van de Mallegatsloot, ten oosten en op enige afstand van de Watering, werd na 1892 ingericht tot het malen van fourage-artikelen.
voor loonwerk.

In 1888 besloot hij een houten pakhuis te bouwen in de tuin van zijn woonhuis aan de Oostzijde 39, dat de naam De Villa kreeg. In 1896 werd dit pand vervangen door het stenen pakhuis De Lelie, dat in 1898 samen met de belendende graanhandel van J. Buys verbrandde en vervolgens groter werd herbouwd. Het bedrijf handelde toen in verfhout, krijt, pijpaarde, duitse geeloker, marmer, curcumar, steenkoolpoeder, houtskoolpoeder, blauwsteen en pannenrood, terwijl men begon met de productie van plamuur en stopverf. In de verfindustrieplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigVerffabricage

Belangrijke sector in de Zaanse economie, reeds vroeg in de 17e eeuw aanwezig. Aanvankelijk produceerden de Zaanse verfmakers uitsluitend de verfstoffen en werd de verf door de schilders zelf gemengd. Vanaf het begin van de 20e eeuw werd in toenemende mate gerede verf gefabriceerd. In de tweede helft van de 20e eeuw nam de omvang van Zaanse verfmakerij af en verdwenen de meeste Zaanse bedrijven, of verloren zij hun zelfstandigheid.
deden zich in deze periode grote veranderingen voor. Tot dan was het altijd zo geweest dat de molens droge verfstoffen produceerden en deze aan de schilders verkochten; de schilders maakten vooral in de wintermaanden dan hun eigen verf.

Vanaf 1905 begon Pieter Schoen met de productie van gerede verven; tot dan was het bedrijf dus altijd producent van verfstoffen geweest en voorts vooral een verfstoffenhandel. Reeds aan het einde van de 19e eeuw was er zakelijk verkeer met bijvoorbeeld Roemenië en Egypte. Toen de productie van gerede verven werd begonnen, werd het karakter van de onderneming meer industrieel en groeide ook het personeelsbestand. In 1913 werd het complex aan de Oostzijde door een grote brand getroffen. Op de plek van een aangekocht huis en erf van W. Poel en van graanfactor C. Keg werd De Lelie herbouwd. Als aandrijving werd voor elektriciteit gekozen; Pieter Schoen was het eerste grote bedrijf dat op het net werd aangesloten. Bij De Lelie kwamen de pakhuizen De Regenboog, Albino en De Moor. In 1919 werd het graanpakhuis Ceres van Buys gekocht. In datzelfde jaar werd in het oliemolenpakhuis De Rode Vos in het Westzijderveldplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigWestzijderveld

Historische naam voor het onbebouwde deel van de polder Westzaan, tussen de bebouwing van, in het westen Westzaan en in het oosten Zaandam, Koog, Zaandijk en Wormerveer. Door de aanleg van de woonwijken Houtveld, Houtwerf, Westerwatering, Westerkoog en Rooswijk, en het bedrijvengebied
een lakfabriekje begonnen.

In 1929 volgde de bouw van een vijf verdiepingen tellende fabriek aan de Oostzijde; het eerste verdiepingen-gebouw in beton van Nederland. De productiemogelijkheden namen hierdoor sterk toe; de productie-omvang steeg daarna ook snel. Inmiddels was in 1917 de volgende generatie in het bedrijf gekomen: S.M. Schoen, P. Schoen Pzn en Ir. Murk Schoen. De Firma Pieter Schoen werd in 1927 omgezet in een NV tot voortzetting der zaken van Pieter Schoen & Zoon, ook zaken doende onder de naam Sigmarinefabriek en Lakindustrie Nederland. Deze lange naam werd pas in 1935 ingekort tot Pieter Schoen & Zoon NV. In deze periode was het bedrijf uitgegroeid van een onderneming met drie werknemers in 1898 tot 260 personeelsleden bij het begin van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog werd op kleinere schaal doorgewerkt, totdat tenslotte de stroomtoevoer werd afgesloten.

Directeur Zaanse verffabriek gerehabiliteerd

De directeur van de verffabriek N.V. Pieter Schoen en Zoon te Zaandam, de heer P. Schoen Pzn., die na de bevrijding van collaboratie werd beschuldigd en door de PRA gevangen werd gezet, is donderdag 14 juli 1949 door de Haarlemse kantonrechter te Haarlem, mr. J. W. Goudsmit, gerehabiliteerd. Deze verklaarde alle beschuldigingen vervallen. De beide adjunct-directeuren, de heren W. H. Egbert Wolff en P. Doves, werden eveneens vrijgesproken.

De heer Schoen stond in Augustus 1947 voor het Haarlems tribunaal terecht onder beschuldiging van collaboratie. Hij zou de Duitsers te veel verf hebben geleverd en dus de vijand hulp hebben verleend. Het tribunaal adviseerde de beschuldigde een boete van f 600.000 op te leggen en hem uit de kiesrechten te ontzetten, maar de Hoge Autoriteit, mr. J. Verdam, president van het Amsterdams Gerechtshof, vernietigde dit advies en verwees de zaak naar de kantonrechter voor een hernieuwd onderzoek. De adjunct-directeur en W. H. E. Wolff en P. Doves waren resp. 25 en 15 mille boete opgelegd.

De kantonrechter overwoog bij zijn vonnis, dat het streven naar rechtsgelijkheid met zich brengt, dat Schoen niet op een andere wijze behandeld moest worden dan de andere verffabrikanten, die hetzelfde hadden gedaan en niet waren vervolgd. Tijdens de zitting kwam een accountantsrapport ter sprake, waarin was neergelegd hoeveel verf de firma Schoen in vergelijking met andere verffabrieken aan de Duitsers had geleverd. Dit percentage stak zeer gunstig af bij het gemiddelde percentage der overige fabrieken. De verdediger van de heer Schoen was mr. D. Giltay Veth uit Amsterdam.

Na de oorlog kende het bedrijf opnieuw een periode van forse groei. Ontwerper Clim Meijer voegde nieuwe kleuren aan het assortiment toe en in samenwerking met Forbo Krommenie en een behangspecialist werd een samenhang van verfkleuren met de rest van het interieur geïntroduceerd. Het bedrijf maakte zowel verven voor de doe-het-zelf-markt als voor specifiek gebruik. Met name in scheepsverven bouwde het bedrijf een grote naam op. In een kleine dertig landen werden, meestal in samenwerking met lokale afnemers, verffabrieken opgezet. In Zaandam werd research gaandeweg belangrijker, ten koste van de productie aldaar. In 1969 werd Pieter Schoen overgenomen door het Belgische concern Petrofina, in 1972 volgde de naamswijziging in Sigma Coatings. Pieter Schoen werd samengevoegd met Vettewinkel in Uithoorn en Varossieau in Alphen aan den Rijn; het hoofdkantoor werd gevestigd te Uithoorn. Na AKZO de grootste verfgigant in ons land.

De samenvoeging leidde tot behoorlijke ingrepen in het personeelsbestand. Door de fusie zijn op verschillende afdelingen verdere reorganisaties in petto. Omwille van dubbelfuncties en dergelijke wordt eind oktober 1972 40 personeelsleden de wacht aangezegd. Begin december 1974 wordt voor 270 man, werkzaam in de twee Zaanse vestigingen, werktijdverkorting aangevraagd. Vanwege onder meer afzetproblemen op de bouwmarkt zou er slechts voor drie dagen in de week werk zijn.

Op 6 maart 1975 kondigt Sigma Coatings het vertrek van 100 arbeiders uit vooral de Zaanstreek aan. November 1975 laat Sigma Coatings weten drie verffabrieken te willen sluiten waaronder die in Zaandam. De concernleiding heeft hier de bouw van een nieuwe fabriek aangekondigd waarmee 25 miljoen gulden zou zijn gemoeid. Sluiting zou geen ontslagen tot gevolg hebben. Het blijkt dat de directie zich hierbij baseert op de redenering dat de betrokken personeelsleden in Uithoorn komen werken. Afstanden naar deze plaats zijn volgens de directie gemakkelijk te pendelen.

Tot 1983 blijft het personeel, dat in Zaandam inmiddels van 190 naar 50 arbeidsplaatsen is gekrompen, in afwachting van wat gaat komen. Eind februari 1983 laat Sigma Coatings weten voor 400 peroneelsleden collectief ontslag aan te vragen. Zowel de scheepvaart- als de binnenlandse markt kampt met een structurele stagnatie.

Begin jaren '90 werd de verplaatsing van het bedrijf naar een nieuwe fabriek in het Westelijk Havengebied van Amsterdam voorbereid. Voor het bedrijfsterrein werden woningbouwplannen voorbereid, uitvoering werd echter bemoeilijkt door bodemvervuiling. De kosten van sanering werden geschat op tussen f 2 mln. en f 4 mln.

Halverwege de jaren 90 ving de bouw van Zaanwerf aan, grotendeels gestapelde woningen in het kader van het Zaanoeverproject.

Sigma bood het complex aan de gemeente te koop voor een gulden.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/pieter_schoen.1548449668.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 17:48
  • (Externe bewerking)