Pluimveeverwerkende industrie
Tak van industrie die zich bezig houdt met het fokken (vermeerderen, inclusief broeden) en verwerken van pluimvee (kippen, kalkoenen, eenden en ganzen), in de Zaanstreek voornamelijk in Oostzaan geconcentreerd. Het eendenfokbedrijf was tot de crisisjaren van belang in Westzaan en vooral in Oostzaan. Tussen 1865 en 1915 hield vrijwel elke Oostzaanse familie zich wel op enige wijze bezig met het fokken van eenden en/of kippen. Evenals in Westzaan gebeurde dit op de aan de sloten grenzende achtererven.
In 1865 werden er in Oostzaan 1576 kippen en 5216 eenden geteld. In 1893 waren die aantallen gegroeid tot respectievelijk 7070 en 10.144. De groei bleef voortgaan tot respectievelijk circa 16.500 en 20.000. Tijdens de Eerste Wereldoorlog en de crisisjaren nam de omvang van de pluimveestapels sterk af; na de Tweede Wereldoorlog werden vooral de verwerking van en de handel in pluimvee belangrijker. De basis van de huidige pluimveeverwerkende industrie lag dus bij kleinschalige (neven-) bedrijven. In de Zaanstreek kon men eieren, kuikens, legkippen- en eenden voor de slacht kopen. Het gebied Oostzaan-Landsmeer-Den Ilp was tot aan de crisisjaren het centrum van de Nederlandse pluimveehandel. Nadien verspreidde de tak zich over geheel Nederland, met name in de kop van Noord-Holland en op de Veluwe (Barneveld) ontstonden nieuwe centra.
De omvangrijke handel stimuleerde het ontstaan van een aantal nevenbedrijven, zoals het (markt-)poeliersbedrijf, de groot- en kleinhandel in eieren en de handel in voer. Opvallend in het Oostzaanse landschap was (naast de enorme hoeveelheid eendenkooien en kippenrennen) een aantal betonnen putten, die waren gevuld met kalkwater en werden gebruikt om de eieren in op te slaan. De eierhandel is voor een deel in de crisisjaren gesneuveld; ook een aantal poeliers verdween.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er steeds meer slachterijen in Oostzaan, die kuikens betrokken van de markten van Barneveld, Purmerend, Apeldoorn, Zwolle en Rotterdam. In de topjaren (rond 1955) waren meer dan 25 bedrijven in Oostzaan betrokken bij deze industrie. Tot midden jaren '70 zou Oostzaan het nationale centrum van de pluimveeverwerkende industrie blijven. Door verscherpte keuringen en ook bijvoorbeeld bedrijfsverhuizingen naar Brabant en de Veluwe nam het belang van de sector voor Oostzaan af. De kleine slachterijen die overbleven, groeiden echter uit tot grotere ondernemingen en gingen zich ook toeleggen op diepvries-producten.
In de jaren '80 bleven uiteindelijk drie grotere verwerkende bedrijven (in Oostzaan) en een broederij (in Westzaan) over in de Zaanstreek: Ruig en Zonen, Rep en Rozendaal, Schaft kuikenslachterijen bv en de broederij Rensen. Daarnaast woont er nog steeds een aantal poeliers in Oostzaan. Machinefabriek Meyn te Oostzaan is (mede) gespecialiseerd in apparatuur voor de pluimveeverwerkende industrie.
Bronnen:
- J. de Boer, Het dorp Oostzaan, In: J.J. Schilstra, e.a.;
- De Polder Oostzaan, Oostzaan 1979;
- mondelinge informatie J. Ruig.