Schoolmeester, de
Papiermolen te Westzaan, bijgenaamd De Gauw- of Gouwdief, eigendom van Vereniging de Zaansche Molen. De Windbriefplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigWindbrief
Akte van vergunning tot het bouwen van een windmolen, waarin voorts de bepalingen omtrent het Windrecht waren geregeld.
Windbrieven waren een vereiste voor het bouwen van een molen. Desondanks zijn niet van alle bekende molens ook de windbrieven bekend. Deze zijn vermoedelijk verloren geraakt. In een aantal gevallen was de windbrief van jongere datum dan de molen zelf. De oudst bekende windbrieven met betrekking op de Zaanstreek dateren uit de 16e eeuw. werd gegeven in juni 1695 maar de molen kwam al in september 1692 in bedrijf. De Schoolmeester staat aan de Wateringplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigWatering
Naam van twee vaarwegen, tussen Zaandam-Oost en Oostzaan en tussen Zaandam-West/Koog-Zaandijk en Westzaan. Deze laatste Watering loopt ook dwars door Noordwest-Wormerveer. Beide waterwegen lopen evenwijdig aan de Gouw en min of meer evenwijdig aan, langs de oude Guisweg. In 1874, van 1957 tot 1964 en van 1998 tot 2002 werd de molen ingrijpend gerestaureerd. De Schoolmeester is, sedert in 1934 de laatste papiermolen in Noorwegen door brand verloren ging, als enige papiermolen ter wereld die op windkracht werkt, nog in bedrijf.
De enige ook uit het glorierijke tijdperk, dat het Hollandsche papier tot ver buiten de landsgrenzen een grote vermaardheid had. En nog steeds is de papiersoort, die De Schoolmeester maakt een gewild artikel; het is voor sommige doeleinden niet te vervangen. Zo werd er nog een papiersoort vervaardigd uit mos, dat op de heide wordt gevonden, en dat wordt gebruikt voor het breeuwen van schepen en bij de bouw van onderzeeërs. Papier dat niet voor alledaags gebruik bestemd is. Het betrekkelijk kostbare Zaanse wit bord wordt uitsluitend voor speciale doeleinden gebruikt. In de goede boekbinderij werd het tot ruggen verwerkt, maar ook maakte men hiervan kunstkalenders en kantoormappen, terwijl de pettenindustrie, voor de kleppen, zijn deel opeiste. Dit oud-Hollandsche papier is, wat kwaliteit betreft, niet te verbeteren, het was alleen lastig, dat er slechts vellen van een bepaalde grootte gemaakt konden worden, terwijl de moderne techniek het papier in grote rollen van honderden meters lengte kan afleveren.
Het belangwekkende is wel, dat men gedurende de gehele levensduur van deze molen de mededinging van de stoomkracht en de electrische motoren heeft kunnen weerstaan, steeds heeft men door windkracht het bedrijf gaande kunnen houden. En met succes, want de molenaars, de gebroeders De Jong, die afstamden uit een oud Zaans geslacht van papiermakers en die niets liever wensen dan dit beroep te blijven uitoefenen, hadden volop werk.
Vluchtelingen
De Schoolmeester werd rond 1618 gebouwd, toen de papierbereiding reeds bloeide te Dordrecht en Alkmaar waar de eerste molens omstreeks 1586, lompen tot papier vermaalden. Spoedig ontdekten de papiermakers de mogelijkheden van het heldere water en zijn drijfkracht op de Veluwe. Waterrijke streken waren bij uitstek geschikt voor het maken van papier. Voor de productie van 1 kg papier had men 200-500 liter schoon water nodig. In 1740 telt de Veluwe niet minder dan 168 papiermolens, alle kleine bedrijven waarvan men de dagelijkse productie schat op 70 kg per molen. Vooral na 1672, toen de Fransen het zuiden van Nederland en Gelderland bezetten, vluchtten vele Brabanders en Gelderlanders uit angst voor de bezetter naar de Zaanstreek.
In Brabant en Gelderland werd destijds al veel wit papier gemaakt, terwijl de Zaanse papiermakerij nog steeds grauw en blauw papier geleverd had. De komst van hen was een gerede aanleiding om zich veel meer op het vervaardigen van wit papier toe te leggen en zo kreeg de Zaanstreek bloeiende papierbedrijven.
Vele papiermolens werden er bijgebouwd, en het oud-Hollandse geschepte papier heeft zo zijn verdiende naam gekregen. De Zaanstreek telde in 1850 59 van dergelijke molens. Dit moet het hoogtepunt zijn geweest: daarna ondervond men steeds groter schade van de buitenlandse concurrentie en de papierindustrie raakte in verval. Nauwelijks 45 jaar later waren er nog slechts vier papiermolens over.
De Schoolmeester vervaardigde pakpapier en heeft nooit fijn papier gemaakt. Dat deed in de eerste jaren van de 17de eeuw nog geen enkele molen langs de Zaan. Aanvankelijk bevatte het ongereinigde water te veel ijzer, maar ook gebruikte men de hamerbak niet voor een intensieve vervezeling van de lompen. Wel wordt langs de Zaan, omstreeks 1680 de 'hollander' uitgevonden, een maalbak, waarin een met messen bezette cilinder ronddraait, en die een aanmerkelijk grotere productie heeft dan de hamermolen. En, hoewel het verband niet ondubbelzinnig kan worden aangetoond, begint men dan wit papier aan de Zaan te maken. In de Zaan toont de papierfabricage het eerst industriële aspecten. Aan het eind van de 18de eeuw vraagt het drijven van een papiermolen een kapitaal van 100.000 gulden. In de Zaan ook, wordt na de moeilijke jaren van de Franse overheersing en de daarop volgende decennia de eerste papiermachine geïnstalleerd en wel door Van Gelder in 1839. Het glorieuze rijk der Zaanse molens echter nadert, met de intrede van de stoommachine spoedig haar einde.
Productieproces
Het mooiste papier werd verkregen door het verwerken van lompen. De lompen werden, na eerst goed schoon gewassen te zijn, vermengd met water in de maalbak gebracht, een ovale bak waarin in het midden overlangs een schot was geplaatst. In de lange kanalen draait een rad met messen, dat het papier naar een verhoogd gedeelte van de bodem opstuwt, waar eveneens messen zijn aangebracht.
Zo worden de lompen klein gesneden tot nog slechts een papje in de kuip is overgebleven. De stof is in het water weer in vezels opgelost. Dit mengsel gaat naar een kuip, waaruit de schepper, gewapend met de schepbak met gazen bodem, het mengsel opschept en dit op een bepaalde manier schudt, zodat het water van de vezels wordt gescheiden. Daarna wordt de schepbak door de koetser overgenomen, die de natte vezels op een vilten lap overbrengt. Hij vormt zo een heel dik pak: een laagje natte vezels en weer een laag vilt, enz. Dit pak wordt onder een pers gelegd, waardoor het water er zoveel mogelijk wordt uitgeperst. Dit persen wordt enkele malen herhaald en ten slotte worden de zo verkregen vellen papier op drooglijnen gehangen. Het drogen geschiedt in de aangrenzende lange droogschuren over vijgentouw, dat de eigenschap heeft geen strepen of vlekken op het papier te verwekken, maar waaraan de lastige kant zit, dat het niet meer vervaardigd wordt. De molenaar is er dus zeer zuinig op. De arbeid van de papiermakers was overigens zeer ongezond, want men moest werken in vochtige ruimten, die niet bijzonder hygiënisch waren.
Op 12 augustus 1908 liep de papiermolen van de firma Gebrs. De Jong, te Westzaan door een plotselinge windvlaag door de vang. Door spoedig kruien werd hij tot stilstaan gebracht en kon de reeds ontstane brand in de kap nog tijdig geblust worden.
Te Westzaan werd op 14 juli 1917 ingebroken in de Schoolmeester. Vermist werden acht drijfriemen, waaronder de hoofddrijfriem. Het gestolene vertegenwoordigde een waarde van ongeveer duizend gulden.
70 Jaar in dienstbetrekking
Een jubileum zoals er maar zelden voorkomt, herdacht zaterdag 12 maart 1927 de heer Willem Kat te Westzaan. Vóór 70 jaar trad hij in dienst bij de firma Gebr. de Jong aldaar en werd te werk gesteld op de papiermolen de Schoolmeester. In de molen, waar hij als 12-jarige jongen zijn loopbaan begon, werd hij vandaag als 82-jarige door zeer velen gecomplimenteerd. Een hartelijke toespraak van de heer C. de Jong, firmant der firma, waarbij deze hem een gesloten enveloppe overhandigde, deelde burgemeester Wempe mede dat het Hare Majesteit de Koningin had behaagd hem de gouden medaille te verlenen van de huisorde van Oranje Nassau. Hierna sprak de heer Johan A. E. Verkade als voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland, die hem eveneens een gesloten couvert aanbood. Vervolgens spraken nog de heer Jacob van de Stadt Jr. namens het departement Zaanstreek van de Mij. voor Nijverheid en Handel, als blijk van waardering verleende de Mij. hem de gouden draagpenning; de heer Philippus Beernink namens de Zaansche Molen, mr. den Tex namens den Hollandsche Molen, de heer Nicolaas F. Allan als directeur van Van Gelder Zonen, de heer Gerrit Jan Honig en de heer A. Honig. Zichtbaar geroerd had de heer Kat de toespraken aangehoord, namens hem dankte zijn zoon. De jubilaris mocht een groot aantal bloemstukken en andere bewijzen van waardering ontvangen. Als vriendelijke attentie had de firma Gebr. de Jong de molen in bruidstooi laten zetten, zoals vroeger jaren bij feesten in de familie van de eigenaar in de Zaanstreek gebruikelijk was.