Vas, Geslacht
Oud en bijzonder vermogend Wormerveers geslacht, in de 19e eeuw in mannelijke lijn uitgestorven.
In 1588 kwam al een Claes Vasterszoon in het maatboek voor. De voornaam Vastert, waaruit de geslachtsnaam is gevormd, kwam buiten de Zaanstreek niet voor. Voor de Wormerveerse geschiedenis zijn van belang Vastert Claesz (1583-1665), die in de eerste helft van de 17e eeuw als houtkoper en timmerman een belangrijk aandeel had in de uitbreiding van zijn dorp en de financiering daarvan, alsmede zijn nageslacht.
Veruit de bekendste van deze Waterlands-doopsgezinde familie was Vastert Claasz. Vas (1729-1808), wiens zoons Dirk en Jan ongehuwd, dan wel kinderloos bleven. Mede door huwelijken met dochters van bemiddelde Zaanse kooplieden was het vermogen van het geslacht Vas toegenomen. Het werd in 1809 op twee miljoen gulden geschat.
De Vassen dreven grote handels- en fabriekszaken in schelpzandmalerij, stijfselmakerij en olieslagerij (met 16 molens). Ook waren zij betrokken bij de gerenommeerde papierfabricage van de Erven D. & C. Blaauw en bij de zeerederij.
De firma Vas & Co. was volgens Gerrit Jan Honig na de Franse tijd het enig overgebleven olieslagersbedrijf. Een kleinzoon van Vastert Claasz. Vas, Vasterd Vas Visser, zette nog korte tijd de Zaanse bedrijven voort, maar liquideerde deze en vertrok naar Amsterdam. In zijn bezit waren bijvoorbeeld ook korenmolen De Ruyter in Zaandam en de latere houthandel van de Gebr. Endt aldaar, waarvan de grondslag door zijn ouders was gelegd.