Hoen, Govert 't
- Ilpendam 31 mei 1574
Govert 't Hoen, 't Oude Hoen, gesneuveld 31 mei 1574 bij Ilpendam, een Waterlandse boer en aanvoerder van de Vrijbuiters. De meest bekende Zaanse Vrijbuiter in de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog. Een aantal van hen was visser of schipper, zij kenden de waterrijke omgeving en buitten, in de jaren rond 1574, dat voordeel tegen de Spanjaarden regelmatig uit. Vooral tijdens het beleg van Haarlem wisten zij de belegeraars voortdurend te belagen.
Naast Govert `t Hoen, kapitein der Vrijbuiters, waren onder anderen Joachim Kleinsorg, Engel Lastpenning van Krommenie, Pieter Klaasz Yperen van Oostzaan, Jan Walichsz, Jan Cornelis Gerritsz, Cornelis Goesinnen en Jan Dieuwis bekende vrijheidsstrijders. Ook Govert`s zoon Albert streed als kapitein met de Vrijbuiters mee. Om hen te onderscheiden noemde men Govert Het Oude Hoen en Albert Het Jonge Hoen. De avonturen van de Zaanse Geuzen zijn uitvoerig beschreven door Jacob Honig Jansz. Jr. in het hoofdstuk De Zaanlanden gedurende den oorlog met Spanje (1572-1587) in zijn tweedelige Geschiedenis der Zaanlanden.
In het jaar 1572, toen de opstand tegen Spanje als een vlam door de Hollandse velden ging, na de verovering van Den Briel door Lumeij en zijn Watergeuzen, staken overal kleine ongeordende groepen Vrijbuiters de koppen op om met hun scheepjes, drijvers genaamd, die tien man konden bevatten, bliksemsnel en onverwacht aanvallend waar zij de gehate Spanjaarden schade konden berokkenen. Vooral over de wateren van het IJ zwierven deze stoutmoedige kerels, die het verzet, de illegaliteit van de zestiende eeuw vertegenwoordigden.
Zij waren gewapend met een verrejager of polsstok, die als lans werd gebruikt. Zij droegen één of twee geweren over hun schouder, verder een houwer en enige pistolen in de gordel. Hun voornaamste verzamelplaats was de Westzaner Overtoom; zij kozen deze enerzijds omdat zij veelal te Westzaan woonden, anderzijds omdat de toren van de kerk alhier, door zijn aanzienlijke hoogte, als uitzichttoren kon dienst doen.
In 1572-1573 hielden de Geuzen onder leiding van Govert 't Hoen vanaf de 47 meter hoge kerktoren van de Grote- of Sint Joriskerk in Westzaan, de Spaanse schepen op het IJ in de gaten in verband met het beleg rondom Haarlem. Govert 't Hoen werd wel getypeerd als een man, als David, klein van gestalte, voorzeker bruin van vel, maar ook als David groot van moed, die met al het vuur dat blaakte in zijn stoute borst, hijgde naar de gelegenheid om de Spaanse bedervers hun streken betaald te zetten.
In maart 1573 met twee roei-jachten, bemand met 18 vrijbuiters op het IJ varende, zag hij een cornet Spaanse speerruiters, 125 man sterk, langs de Spaarndammerdijk van Amsterdam naar Spaarndam op weg naar Haarlem trekken. Omdat het Spaanse leger om Haarlem zeer gedund was, werden er telkens nieuwe versterkingen krijgsvolk heen gezonden. Door de invallende dooi was de dijk geheel doorweekt, zodat de paarden een heel eind in de tot pappige modder verregende kleibodem zonken. De soldaten vloekten dit akelig land, hetwelk hun de dienst zo moeilijk maakte.
Vrijbuiter 't Hoen verdeelde zijn kleine bende in twee delen en legde ze op enige afstand van elkaar in het riet op de helling van de dijk in hinderlaag. Toen zij op het smalle gedeelte van de dijk gekomen waren versperde 't Hoen hen met negen Vrijbuiters de weg, terwijl de negen andere Vrijbuiters hen van achteren aanvielen. Met hun lange roeren en verrejagers, polsstokken aan het ene eind van een spiets voorzien, die ook bij het springen over de talrijke sloten in dit waterland werden gebruikt, zetten de Vrijbuiters vanuit de hinderlaag de aanval in. Negen rokende lonten doen uit even zoveel roeren het geperste kruit ontvlammen, en op hetzelfde ogenblik tonen de ledige zadels en ruiterloze rossen, hoe goede schutters de Vrijbuiters zijn. 't Hoen en zijn Vrijbuiters doodden alle 125 ruiters.
Om de vijand niets te laten behouden, wat hun van dienst kon zijn, doodden zij de paarden die niet konden zwemmen en bonden de andere aan hun jachten vast en verkochten ze te Purmerend. Als wraak plunderden en vernielden de Spanjaarden in februari 1574 het grootste deel van het dorp inclusief de Hervormde kerk. De toren kregen zij echter niet omver. Het solide bouwwerk werd wel ontdaan van trappen en zolder maar bleef verder gespaard.
Zijn dappere daden werden zo bekend dat de Spaanse bevelhebber van Haarlem, Baron de Liques, hem wenste te zien. Hij zond hem een vrijgeleide met een uitnodiging hem te bezoeken. De Spanjaard was zeer verwonderd een eenvoudige landbouwer van kleine gestalte voor zich te zien. Hij bood hem enige geschenken aan, maar 't Hoen sloeg die af; wel verzocht hij om zijn gunst, als hij die mocht nodig hebben. Niet lang daarna geraakte 't Hoen bij een mislukte aanval op de Diemerzeedijk in gevangenschap en door bemiddeling van de Liques werd hij zonder losgeld ontslagen.
Op de Tweede Pinksterdag van 1574 doen de Spanjaarden een aanval op Purmerend. Ze worden echter teruggedreven. De Spaanse schans te Ilpendam wordt dan door de geuzen aangegrepen. De Spanjaarden gaan er angstig in de nacht vandoor. Ze slopen huizen teneinde aan planken te komen om de sloten over te steken. Bij hun vlucht stuiten ze de volgende dag in de polder op vijf vaartuigen met 88 Vrijbuiters bemand, die hun de weg afsnijden. Hun angst slaat om in paniek en ze vluchten naar alle kanten. Velen verdrinken in de sloten, anderen worden door de Vrijbuiters met hun verjagers ingehaald en gedood. Bij deze gevechten, op 31 mei 1574 waarbij rond 700 tot 1000 Spanjaarden sneuvelden, sneuvelde ook Govert 't Hoen.