Crok
Ondememersgeslacht in de 19e eeuw. De oliezaken van de familie Crok werden gesticht door Teunis Crok (1801-1866), zoon van Jan Crok en Duifje den Adel, gehuwd met Trijntje Cornelis Brandenberg. Teunis Crok begon als bakker, maar werd om redenen van verschil van mening met de ambtenaren '“heuker' (graan- en meelhandelaar). Deze zaken floreerden en hij kon later een oliemolen kopen en de oliezaken gestaag uitbreiden. Achtereenvolgens kwamen de volgende molens in zijn bezit: De Engel (1843), De Bonte Hen (1846), De Boer (1854, maar geruild met Pieter Keg voor de pelmolen De Zeilenmaker), De Samson (1855), De Zeeman (1861) en De Vier Heemskinderen (1863).
Na het overlijden van Teunis Crok in 1866 werd de firma voortgezet door zijn zoons Jan Crok (1831-1895), gehuwd met Neeltje Vis, en Dirk Crok, gehuwd met Antje Honig, dochter van de historicus Jacob Honig Jansz Jr. en Aagje Kerbert. De zaken werden verder uitgebreid door aankoop van De Zoeker (1867) en De Rode Wachter ( 1880). In 1873 werd de molen De Engel verbouwd tot stoomoliefabriek. Dirk Crok en Antje Honig hadden een dochter Trijntje Crok (geb. 1867), die trouwde met Jan Cornelis Laan, zoon van Jan Jacob Laan en Aaltje Vis (zie: Laan). Deze associeerde zich in 1891 met zijn schoonvader onder firma Crok & Laan (thans Loders Croklaan ).
De molens De Bonte Hen en De Zoeker gingen met de stoomoliefabriek De Engel over naar deze nieuwe firma. Dirk Crok bemoeide zich voornamelijk met het beheer van de molens, terwijl Jan Cornelis Laan de oliefabriek De Engel steeds verder uitbreidde. Jan Crok ging na 1891 verder met de handel in meel en granen en de oliemolens de Vier Heemskinderen en de Rode Wachter. Zijn zoons Dirk Nicolaas Crok (1858-1889), gehuwd met Maartje Jans Jentink, en Teunis Crok ( 1860-1922), gehuwd met Maartje Jans Honig (1865-1944), dochter van Jan Honig Cz en Aagje Willems Honig, zetten de firma Teunis Crok voort en bouwden ook De Rode Wachter om tot stoomoliefabriek.
Ir. E.B. van Gelder