Gemeenteraden
Volgens de Nederlandse Grondwet, waarin ook hoofdlijnen voor het gemeentelijk bestuur zijn vastgelegd, staat aan het hoofd van elke gemeente een gemeenteraad. Bij deze raad berust derhalve het bestuur van de gemeente en het beheer van de gemeentelijke huishouding, met inbegrip van de uitvaardiging van wetten en verordeningen. De desbetreffende bepalingen in de Grondwet zijn verder uitgewerkt in de Gemeentewet van 1851, sindsdien herhaaldelijk gewijzigd, maar in grote lijnen toch onveranderd gebleven.
Volgens de wet bestaat een gemeenteraad uit ten minste zeven en ten hoogste 45 leden, afhankelijk van het inwonertal van de gemeente. De leden worden gekozen voor vier jaar en treden af zodra een nieuwe verkiezing heeft plaats gehad. Gemeenteraadsleden kunnen tussentijds ontslag nemen en zijn herkiesbaar. Zij worden gekozen na kandidaatstelling door politieke partijen, door de kiesgerechtigde ingezetenen van de gemeenten. Om lid te zijn van de gemeenteraad moet men ingezetene van de betreffende gemeente zijn, Nederlander of Nederlands onderdaan en tenminste 23 jaar oud.
Voor gemeente-ambtenaren is het raadslidmaatschap uitgesloten, zij kunnen immers niet hun eigen werkgever zijn. Voorts mag in een gemeente geen bloedverwantschap, zwagerschap of huwelijk bestaan van een raadslid met de burgemeester. De raad is gehouden tenminste zes maal per jaar te vergaderen; in grotere gemeenten worden echter meer vergaderingen belegd. Deze vergaderingen zijn openbaar, hoewel de raad kan beslissen dat bepaalde onderwerpen in besloten zitting worden behandeld. Het raadslidmaatschap is onbezoldigd; er wordt echter een per gemeente verschillend bedrag uitgekeerd, hetzij in de vorm van presentiegeld hetzij als vergoeding voor de aan het raadslidmaatschap verbonden werkzaamheden.
De raad kan uit zijn midden commissies benoemen; daarvan zijn de commissies van bijstand, dienend om burgemeester en wethouders in bepaalde taken van de gemeentelijke huishouding bij te staan, het belangrijkst. Evenals dat bij het rijks- en provinciale bestuur het geval is met Kamer en Statenleden zijn ook raadsleden onschendbaar. Dat wil zeggen dat zij niet vervolgd kunnen worden voor hetgeen zij in vergaderingen van de raad zeggen of voor hetgeen zij schriftelijk aan de raad voordragen.
Voorzitter van de gemeenteraad is de burgemeester. Deze wordt op voordracht van de Commissaris der Koningin benoemd door de minister van Binnenlandse Zaken voor een termijn van zes jaar, waarna verlenging voor steeds eenzelfde termijn kan volgen. De raad heeft dus een voorzitter die zij niet zelf heeft aangewezen. Wel kan bij burgemeestersbenoemingen rekening worden gehouden met een door de gemeenteraad geuite voorkeur; in de praktijk wordt echter lang niet altijd rekening gehouden met de in deze zin geuite wensen.
Binnen de raad heeft de burgemeester als voorzitter geen andere stem dan een adviserende, in B en W heeft hij of zij wél stemrecht. Dit geldt ook voor de door de gemeenteraad benoemde gemeentesecretaris. Het dagelijks, uitvoerend, bestuur van de gemeenten wordt steeds gevormd door een college bestaande uit burgemeester en wethouders. Wethouders worden uit de gemeenteraad gekozen en blijven raadslid. Het aantal wethouders varieert van twee tot zes en is afhankelijk van de omvang van de gemeente. In kleine gemeenten wordt het wethouderschap nog wel gecombineerd met een maatschappelijke functie, al of niet in deeltijd. In grotere gemeenten omvat de functie van wethouder een volledige dagtaak met adequate honorering.
Behalve de regeling van haar eigen huishouden, met behulp van wetten, verordeningen en ook door heffing van gemeentelijke belastingen, heeft elke gemeente ook tot taak de wetten en verordeningen van de hogere overheden, dus rijk en provincie, uit te voeren. Bij deze functie van zelfbestuur hebben de gemeenten een beperkte zelfstandigheid en de gemeenteraden geen zeggenschap; de uitvoering geschiedt geheel door burgemeester en wethouders. In de loop der jaren is het aantal door hogere overheden opgelegde regelingen toegenomen, de speelruimte van de gemeenteraden is hierdoor in een aantal opzichten beperkt.
In de Zaanstreek waren de gemeenteraden in 1989 als volgt samengesteld:
Zaanstad
De raad telde 39 leden (18 PvdA, 8 CDA, 6 VVD, 2 CPN, 2 PSP/PPR, 2 ZOG en l D66). Burgemeester was drs. Hans Ouwerkerk, gemeentesecretaris J.C. de Wildt. De zes wethouders waren, alfabetisch, Anton Brinkman, Tom Germeraad, Kees Hooghiemstra, drs. Piet Oudega, mr. Ralph Pans en Daan Sanders. De portefeuilleverdeling in het college van burgemeester en wethouders komt ter sprake bij het trefwoord Overheidszorg; op politieke verhoudingen wordt ingegaan bij het trefwoord Zaanstad
Jisp
De raad telde zeven leden (3 Gem.bel, 2 PvdA, 2 PPR). Burgemeester is K. Kerkhoven (waarnemend), gemeentesecretaris J. Ellen (waarnemend). De twee wethouders zijn W. van der Laan en Klaas Marrees. (Zie ook: Overheidszorg en Jisp).
Oostzaan
De raad had 13 leden (5 PvdA, 3 VVD, 2 CDA, 2 CPN, 1 Gem.be1.). Burgemeester is ing. Pieter Beuse, gemeentesecretaris J. van Betuw. De twee wethouders zijn J. Meijer en J. Vonk. (Zie ook: Overheidszorg en Oostzaan).
Wormer
De raad had 15 leden (5 PvdA. 4 CDA, 3 PPR/PSP/CPN, 2 VVD, 1 D `66). Burgemeester Cock Kerling-Simons, gemeente-secretaris Th. Fierens. Wethouders zijn J.R.A. van den Broek en G.G. Klootwijk. (Zie ook: Overheidszorg en Wormer).